26 818
Internationale Koffieovereenkomst, 1994

nr. 12
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 17 september 1999

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 22 september 1999.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 oktober 1999.

Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, en met het oog op artikel 7, onderdeel e, van die Rijkswet, deel ik u het volgende mede.

Het voornemen bestaat om over te gaan tot verlenging van de op 30 maart 1994 te Londen totstandgekomen Internationale Koffieovereenkomst, 1994 (Trb. 1994, 196 en Trb. 1995, 112)1. Het verdrag met een looptijd van vijf jaar tot 30 september 1999, wordt verlengd voor een periode van twee jaar, van 1 oktober 1999 tot en met 30 september 2001. In de uitvoering van het verdrag, dat als belangrijkste doelstelling heeft het bevorderen van de internationale samenwerking met betrekking tot koffieaangelegenheden, komt geen wijziging.

Wat het Koninkrijk betreft, geldt het onderhavige verdrag alleen voor Nederland.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven