nr. 118
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 september 2000
Inleiding
Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) is onderzoek gedaan naar
de geneesmiddelendistributie en de farmacotherapie in algemeen psychiatrische
ziekenhuizen (APZ-en). De resultaten zijn neergelegd in een rapport1 dat mij in juli jl. is toegezonden.
Korte inhoud van het rapport
De IGZ constateert in het rapport dat de kwaliteit van de farmacotherapie
en de geneesmiddelendistributie in APZ-en voor verbetering vatbaar is. In
het algemeen is er nog geen sprake van goed uitgewerkte kwaliteitssystemen
op dit gebied. Deze zijn nog in ontwikkeling; de ene instelling is daarin
verder dan de andere.
Meer specifiek ontbreekt het vaak aan een duidelijke visie, worden landelijke
richtlijnen gebrekkig nageleefd en is de positie van de ziekenhuisapotheker
marginaal. Daarnaast is er binnen de instelling vaak weinig samenhang tussen
de geneesmiddelen die intramuraal resp. extramuraal worden voorgeschreven
en ontbreekt het aan afstemming tussen verschillende ggz-instellingen in de
regio. Tenslotte is de medicatiebewaking binnen een aantal instellingen beneden
de maat.
Het rapport bevat daarop aansluitend een aantal aanbevelingen ter verbetering,
specifiek gericht op koepels, beroepsverengingen en instellingen.
Standpuntbepaling
Deze bevindingen van de IGZ verontrusten mij. Onvoldoende kwaliteitsbewaking
brengt het risico van ernstige fouten met zich mee en gaat ten koste van doelmatigheid
en effectiviteit van de (farmacotherapeutische) zorgverlening. Hierin moet
verbetering komen.
In de huidige wettelijke taakverdeling ligt de primaire verantwoordelijkheid
voor de (ontwikkeling, bewaking en waarborging van de) kwaliteit van
de zorgverlening niet bij de rijksoverheid maar bij instellingen en beroepsbeoefenaren.
Koepels kunnen de instellingen en de beroepsbeoefenaren daarbij behulpzaam
zijn. Daar liggen de eerste aangrijpingspunten voor verbetering.
Deze koepels onderschrijven de noodzaak om op korte termijn via een gerichte
actie tot verbetering van de kwaliteit van farmacotherapie en geneesmiddelendistributie
te komen. Ik heb inmiddels met GGZ-Nederland afgesproken dat zij op korte
termijn gezamenlijk met andere relevante koepels, ZN en cliëntenorganisaties
een plan van aanpak voor de verbetering van kwaliteit zullen opstellen. Ik
verwacht dat plan van aanpak begin november te ontvangen.
In dat plan van aanpak zal overigens niet alleen aandacht zijn voor de
verbetering van de geneesmiddelendistributie en farmacotherapie in de apz-en,
maar ook voor andere onderwerpen op het terrein van de farmacotherapie, zoals
verbetering van de ketenkwaliteit en versterking van de informatie-voorziening
ten behoeve van een adequatere sturing van de extramuraal voorgeschreven middelen.
Bij de ketenkwaliteit gaat het daarbij om het bereiken van meer doelmatigheid
via afstemming tussen de verschillende ggz-aanbieders in een regio (psychiatrisch
ziekenhuis, RIAGG, PAAZ en polikliniek; bv. in de vorm van een gemeenschappelijk
formularium), alsmede tussen die ggz-aanbieders en de andere zorgverleners
in de regio (zoals de huisarts en het algemeen ziekenhuis).
Bij de beheersing van de extramuraal voorgeschreven middelen gaat het
mede om het invoeren van systemen voor registratie en monitoring, waardoor
op regionaal niveau informatie ten behoeve van spiegeling en sturing beschikbaar
komt voor zowel aanbieders, als verzekeraars. Het gaat hierbij in beginsel
om dezelfde stappen die al eerder zijn gezet in de somatische zorg rondom
de beheersing van de poliklinisch voorgeschreven middelen, waar nodig aangepast
aan de specifieke kenmerken en behoeften van de ggz-sector.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers