nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2000
Met deze brief wil ik u informeren over de situatie betreffende dierproeven
voor cosmetica in het kader van Europese regelgeving. Recent heeft de Europese
Commissie hierover twee voorstellen gepubliceerd. Het betreft voorstellen
voor een wijziging en voor een aanpassing van de cosmeticarichtlijnen (richtlijn
76/768/EEG). Deze voorstellen dienen in samenhang te worden bezien.
In de cosmeticarichtlijn is thans een verbod opgenomen inzake het verhandelen
van cosmetische producten die ingrediënten bevatten die op dieren zijn
getest. Dit handelsverbod is nog niet in werking getreden. De inwerkingtreding
is in 1997 uitgesteld tot 30 juni 2000, vanwege het ontbreken van voldoende
alternatieven voor dierproeven, en de strijdigheid van een dergelijk verbod
met het WTO-verdrag.
De Commissie stelt in de zevende wijziging van de cosmeticarichtlijn aan
de Raad en aan het Europees Parlement voor om het handelsverbod voor cosmetica
waarvoor dierproeven zijn gedaan, om te zetten in een verbod op het testen
van cosmetische eindproducten met ingang van 1 december 2001, alsmede een
verbod op het testen van ingrediënten van cosmetica zodra er een alternatief
aanwezig is. Het verbod op dierproeven voor ingrediënten zal echter uiterlijk
op 1 december 2004 van kracht worden, met een éénmalig uitstel
van maximaal twee jaar indien er geen alternatief aanwezig is.
Dit voorstel van de Commissie is in lijn met het verzoek tot wijziging
van de cosmeticarichtlijn dat de toenmalige Staatssecretaris van VWS, mw.
Terpstra, in 1997 aan de Commissie heeft gericht. Indien het voorstel van
de Commissie wordt aanvaard, ontstaat binnen de Europese Unie ten aanzien
van cosmetica en dierproeven een situatie die in Nederland reeds bestaat op
grond van de Wet op de dierproeven.
De voorziene inwerkingtreding van het thans in de cosmeticarichtlijn opgenomen
handelsverbod op 30 juni a.s. interfereert met het voorstel van de Commissie
om het handelsverbod om te zetten met een verbod op dierproeven
voor cosmetica. Het voorstel voor een verbod op dierproeven moet worden behandeld
door het Europees Parlement en de Raad, hetgeen de nodige tijd vergt. Na vaststelling
van die richtlijn hebben de lidstaten tijd nodig voor de implementatie ervan
in de nationale wetgeving. Teneinde deze periode te overbruggen, heeft de
Commissie recent voorgesteld nog éénmaal van haar bevoegdheid
gebruik te maken om het handelsverbod met twee jaar te verlengen. Dit voorstel
heeft de Commissie 5 mei jl. voorgelegd aan vertegenwoordigers van de lidstaten.
In de afweging waarvoor ik mij zag gesteld heb ik uiteindelijk gekozen voor
de zekerheid van de bescherming van het proefdier, binnen een afzienbare termijn
op een bestuurlijk verantwoorde wijze, zij het helaas later dan 30 juni a.s.
Het voorstel van de Commissie tot uitstel is door de vertegenwoordigers van
de lidstaten aanvaard zonder tegenstemmen.
De Commissie heeft in de vergadering van 5 mei meegedeeld dat zij de voorzitter
van de Raad zal verzoeken om het voorstel voor een verbod op het uitvoeren
van dierproeven voor cosmetica met voorrang te behandelen.
Mijnerzijds zal ik waar mogelijk trachten te bevorderen dat de behandeling
van het richtlijnvoorstel zo spoedig mogelijk verloopt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers