26 800 XII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (XII) voor het jaar 2000

nr. 65
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2000

Tijdens het Algemeen overleg van 31 mei 2000 zijn er nog enkele vragen onbeantwoord gebleven waarvan aan het eind van bedoeld overleg is afgesproken dat die schriftelijk zouden worden beantwoord.

Gevraagd is wie de aankoop van gronden heeft betaald die in de tweede helft van 1999 zijn aangekocht voor herinrichting van de uiterwaarden.

Het betreft hier grotendeels aankopen die in het kader van de «Nadere uitwerking Rivierengebied» (NURG) zijn gedaan. Hiervan wordt 50% door het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en 50% door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) betaald. Gronden die ten behoeve van de veiligheid worden aangekocht in het kader van «Ruimte voor de Rivier» worden voor 100% uit de begroting van het Ministerie van V&W betaald.

Daarnaast is gevraagd naar eventuele plannen voor een tweede IJsselmonding.

In het kader van een studie naar de Waterhuishouding in het Natte Hart (de zgn. WIN-studie) zijn diverse ideeën ontwikkeld om de problemen van het peilbeheer in het IJsselmeer op te heffen. Daarbij is ook gekeken naar mogelijkheden voor het verleggen van de monding van de IJssel. Een dergelijke optie is overigens weinig realistisch.

Ik wil hierbij nog van de gelegenheid gebruik maken u te melden dat binnenkort een wijziging van artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening in het Staatsblad wordt geplaatst, waarmee buiten twijfel wordt gesteld dat gemeenten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waterschappen vroegtijdig dienen te betrekken. Daarmee wordt het verzoek vanuit de Tweede Kamer, vastgelegd in een motie van de heer Van den Berg (TK 1998–1999, 26 401, nr. 9), ingewilligd.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven