26 800 XI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2000

nr. 78
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 juli 2000

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 heeft op 28 juni 2000 overleg gevoerd met minister Pronk van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over:

– de brief van 13 juni 2000 inzake stand van zaken omtrent koperhoudende houtverduurzaming en antifoulings (VROM-2000-535);

– de brief van 16 juni 2000 inzake beantwoording brief van de commissie over houtverduurzaming en antifoulings;

– de brief van 31 mei 2000 (Bureau milieuzaken BMRO) inzake implementatie Europese biociderichtlijn (VROM-1000-503).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Udo (VVD) had met verbazing kennisgenomen van de inhoud van de brief van 13 juni. De motie-Feenstra/Udo van december 1999 is deels onjuist geïnterpreteerd. De stelling van de minister dat de motie hem verzocht de besluitvorming af te stemmen op de implementatiedatum van de biociderichtlijn is een brug te ver. Het gaat erom dat de besluitvorming dient aan te sluiten op de implementatie van de EU-richtlijn om marktverstoring en onnodige regelgeving te voorkomen. Het gaat niet om een verschuiving van de datum maar om de besluitvorming aangaande de Nederlandse houtverduurzaming die de facto onmogelijk wordt gemaakt in 2001. Dat is ongewenst vanwege het ontbreken van voldoende gelijkwaardige alternatieven. De directe en afgeleide werkgelegenheid bedragen respectievelijk 600 en 2400 personen. De Europese Commissie zal een importverbod voor verduurzaamd hout niet toestaan. De heer Udo was er veel aan gelegen dat in de besluitvorming over biociden milieueffectiviteit en handhaafbaarheid ingebed zijn in de Europese regelgeving en de bereikte milieuvoorsprong van het Nederlandse bedrijfsleven gehandhaafd en versterkt wordt. Navraag bij het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen (CTB) levert niet het beeld op dat eraan wordt voldaan. Er resteert op dit moment maar een uitleg: het Nederlandse bedrijfsleven wordt niet toegestaan wat buitenlandse bedrijven uit Duitsland, Frankrijk, Engeland en België wel op de Nederlandse markt mogen brengen.

Wat de potentiële risico's voor de volksgezondheid en het milieu betreft, heeft de houtverduurzamingssector in Nederland al veel initiatief getoond. Door middel van certificering is bereikt dat los tuinhout niet door particulieren bewerkt wordt. Tuinhout voor particulieren is alleen beschikbaar als kant en klaar maatwerk. Nederland heeft een zeer strenge, moderne en veilige houtverduurzamingsbedrijfstak die toonaangevend is. Er is een certificeringsregeling die veilige producten herkenbaar maakt. Dat is milieuwinst die in Europa moet worden vastgehouden. Een importverbod is steeds als noodzakelijk gepresenteerd om beweerde negatieve milieueffecten van verduurzaamd hout effectief te kunnen weren in Nederland en om een gelijke concurrentieverhouding te krijgen tussen Nederlandse en buitenlandse bedrijven. Dit importverbod maakt weinig kans. De eerste notificatiepoging van de minister faalde reeds en de volgende zal, zoals aangekondigd door Carlo Trojan zeer streng worden beoordeeld. Bij nationale maatregelen zal de EU-lidstaat met name in staat moeten zijn om nieuwe wetenschappelijke gegevens over te leggen die verband houden met de bescherming van het milieu en aan moeten tonen dat er sprake is van een specifiek probleem dat zich in die lidstaat heeft aangediend nadat de harmonisatiemaategel is genomen. Beide voorwaarden zijn alleen voor struisvogels weggelegd. In Europa moet het milieubeleid op dit punt worden geharmoniseerd. De heer Udo benadrukte dat als er in het naburige buitenland geen toepassingsverboden omtrent houtverduurzaming en antifoulings bestaan en in Nederland wel, het eilandgevoel ontstaat waarmee de werkgelegenheid niet is gebaat. Nederlandse verboden omtrent houtverduurzaming en antifoulings, zoals vermeld in de brief zijn niet handhaafbaar. Hoe denkt de minister dit toch te realiseren? Er is immers sprake van een complete U-bocht: verduurzaamd hout en boten met antifouling mogen worden geïmporteerd en gebruikt en het milieu is de grote verliezer.

Om te voorkomen dat er in 2001 een niet-handhaafbare situatie ontstaat bij gebrek aan Europese inbedding van de besluitvorming, is een structurele oplossing noodzakelijk. Herbeoordeling van de verboden houtverduurzamingsmiddelen en antifouling, conform de correct geïmplementeerde Europese biociderichtlijn is vereist. Het wetsontwerp is pas op 20 april 2000 door LNV aan de Tweede Kamer aangeboden. Verbodsbesluiten voor de toepassing van verduurzamingsmiddelen, inclusief antifouling kunnen pas ingaan, als daarop aansluitend importverboden de goedkeuring van de Europese Commissie hebben verkregen. De heer Udo meende dat de politiek zich hier geloofwaardig moet opstellen. Verboden omtrent verduurzamingsmiddelen zullen derhalve pas effectief mogen zijn als de Europese biocideregelgeving rechtskracht heeft verkregen. Pas dan is het beleid samenhangend en integraal.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) betoogde dat vastgehouden moet worden aan de lijn die in het verleden is ingezet door onder meer de door het CDA gesteunde motie-Vos in 1996. Internationale afspraken dienen correct en tijdig nagekomen te worden. Het nationale en het Europese beleid moeten zoveel mogelijk gelijke tred houden zodat daadwerkelijk milieuwinst behaald kan worden en nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven (concurrentienadeel) tot een minimum beperkt blijven.

Uit de brief van 13 juni wordt duidelijk dat er enige uitvoeringsproblemen zijn ontstaan. Om de CTB-besluiten effectiever te laten zijn, moeten er allerlei extra maatregelen worden genomen waarvoor nog toestemming van Brussel nodig is. Hoe groot acht de minister de kans dat een importverbod door de Europese Commissie goedgekeurd zal worden? Op welke wijze geven andere landen uitvoering aan de biociderichtlijn?

In de tussentijd is er ook een handhavingsprobleem. Is een goede handhaving van de CTB-besluiten op de voorgestelde wijze mogelijk? Handhaving van het productieverbod voor toepassing in Nederland zal immers zeer lastig zijn, omdat diezelfde bedrijven wel hout mogen verduurzamen voor de export. Ook is de U-bochtconstructie – productie voor uitvoer die daarna wordt binnengebracht – mogelijk. Hoe kan de controle op de naleving in de tussenliggende tijd dan afdoende worden geëffectueerd? Het is zaak dat er een regeling komt die behoorlijk kan worden gehandhaafd en die niet leidt tot een betere positie van buitenlandse producenten.

Een van de overwegingen van de motie-Feenstra/Udo was dat het laten aansluiten van het nationale beleid op de implementatie van de EU-richtlijn marktverstoring en onnodige regelgeving voorkomt. Mevrouw Schreijer drong er bij de minister op aan zoveel mogelijk te blijven streven naar inbedding van besluitvorming in de algehele Europese context. Faseverschillen moeten tot een minimum worden beperkt.

Kan de minister ingaan op de problematiek van de vervangende middelen? Enige tijd geleden was er nog maar een beperkt aantal alternatieve verduurzamingsmiddelen aanwezig. Hoe staat het met het Platoproces en het acetyleerproces? Verwacht de minister dat de vervangende milieuvriendelijke middelen tijdig goedgekeurd worden door het CTB? Verloopt het toelatingstraject naar wens?

Met betrekking tot de koperhoudende antifoulings aan pleziervaartuigen is het zeer de vraag of nu een effectief handhaafbare situatie ontstaat. Het verbod om pleziervaartuigen met deze middelen te behandelen wordt vooralsnog alleen in het zoetwatergedeelte van Nederland gehandhaafd. Vaartuigen die eenmaal behandeld zijn met dit soort producten (bijvoorbeeld op zoutwaterwerven) mogen in heel Nederland varen. Terzake van de antifoulings dient zoveel mogelijk te worden gestreefd naar aansluiting bij de biociderichtlijn. Marktverstoring moet zoveel mogelijk worden voorkomen.

Ten slotte vroeg mevrouw Schreijer de minister eens goed te kijken naar de mogelijkheden om het omschakelingsproces in de houtverduurzamingssector zo nodig financieel te ondersteunen.

De heer Poppe (SP) wees erop dat de SP in 1990 het rapport «Duurzaam hout goed fout» uitbracht en dat in 1991 een motie is aangenomen om wolmanzouten en koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen te verbieden. Al tien jaar weet de sector dat het verbod eraan komt. Er zijn vervangende middelen. In een brief van 23 november 1999 aan de Kamer schreef de minister dat het CTB heeft geconcludeerd dat voor koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen de werkzame stoffen koper, chroom en arseen niet voldoen aan de norm. Gedurende tien jaar is 1000 ton arseen in het milieu terechtgekomen. De heer Poppe vond het besluit van het CTB om de toelating van koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen te beëindigen voor het verduurzamen van hout voor toepassingen buitenshuis een goed besluit. Als een middel niet meer is toegelaten dan is het niet meer op de markt en mag het niet meer geproduceerd worden. Er komt een importverbod, hoewel in de eerder genoemde brief van 23 november staat dat productie van met koperverbindingen verduurzaamd hout voor de export blijft toegestaan.

In de brief van 13 juni staat dat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met een regeling voor de tuin- en doe-het-zelfsector komt. Waarom komt die regeling er, als het middel niet meer op de markt is?

Per 14 mei 2000 is sprake van handhaving van het productieverbod van met koperverbindingen verduurzaamd hout voor los te bewerken tuinhout. Zijn er al ervaringen opgedaan? Wat is precies tuinhout?

De heer Poppe vond het ten slotte een goede zaak dat op pleziervaartuigen in zoet water geen antifoulings zijn toegestaan.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) merkte op dat aan het besluit van het CTB van september 1999 om de toelating van koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen te beëindigen per 1 januari 2000 een langdurige discussie in de samenleving vooraf is gegaan. De afgelopen tien jaar zijn verbeteringen opgetreden, maar arseen, koper en chroom mogen niet worden gebruikt voor houtverduurzaming. Over wolmanzouten, met name in speeltoestellen moet goede informatie worden gegeven.

De in 1999 ingediende motie-Feenstra/Udo blijkt voor verschillende uitleg vatbaar. In ieder geval heeft een grote meerderheid zich uitgesproken tegen het gebruik van arseen, koper en chroom voor het verduurzamen van hout. Mevrouw Augusteijn pleitte voor het gebruik van alternatieven. Een aanvullend import-, handels- en toepassingsverbod is absoluut noodzakelijk.

Het verbod terzake van koperhoudende antifoulings levert veel onduidelijkheid op. Hoe moet worden opgetreden in brak water? De sectoren hout en scheepvaart moeten het verduurzamen van hun producten – onder meer scheepsverven – milieuvriendelijker toepassen.

De heer Feenstra (PvdA) verduidelijkte dat in de motie van december is vastgelegd dat het beëindigen van de toepassing van houtverduurzamingsmiddelen op basis van koper, chroom en arseen afgestemd moet worden op de implementatiedatum van de biociderichtlijn. De heer Feenstra waardeerde de creatieve en geforceerde aanpak van VROM.

Een interpretatieverschil tussen de eerste indiener en de tweede indiener van de motie van december 1999 is niet uit te sluiten. De VVD wil niets totdat Europa beweegt. VROM lijkt te kiezen voor het tegenovergestelde. De heer Feenstra was er een voorstander van dat iedereen, ook Nederland beweegt. Hij stond open voor een nationale aanpak. Kan een diplomatiek milieuoffensief richting Europese Commissie en de lidstaten worden ingezet opdat iedere lidstaat zijn achterste beentje wat sneller aantrekt?

De heer Feenstra meende dat innovaties en alternatieven worden uitgelokt door de huidige situatie.

Ten slotte vroeg hij hoe verder gegaan wordt. Vindt er een discussie per middel of per departement plaats? Een integrale behandeling verdient de voorkeur.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) sloot zich aan bij de opmerkingen over de gevaren van houtverduurzaming en wolmanzouten en was het eens met de voorstellen van de minister. Het is zaak dat de voorstellen zo snel mogelijk worden uitgevoerd. Wachten op andere lidstaten is nooit goed. Nederland moet het voortouw nemen. Als Nederland het goede voorbeeld geeft, kan het andere landen over de streep trekken.

Antwoord van de regering

De minister merkte op dat het Besluit milieutoelatingseisen voor niet-landbouwbestrijdingsmiddelen (BMNL) van 1998 het toetsingskader vormt voor het CTB voor het nemen van beslissingen. De sector heeft tien jaar de tijd gehad om zich voor te bereiden op het besluit van het CTB om per 1 januari 2000 de toelating van koperhoudende houtverduurzamingsmiddelen te beëindigen en te zoeken naar innovaties en marktconforme alternatieven.

De minister heeft in de Kamer geen misverstand laten bestaan over de motie-Feenstra/Udo: de ingangsdatum moet in overeenstemming zijn met de beoogde implementatiedatum van de biociderichtlijn: 14 mei 2000. Met betrekking tot de uitvoering van deze motie, waarover verschillend werd gedacht had de minister naar een Salomo's oordeel gezocht. Aan het CTB kan geen aanwijzing worden gegeven. Er is gekozen voor een bijzondere voorziening, een ministeriële regeling waarin wordt bepaald dat koperhoudende verduurzamingsmiddelen mogen worden opgebruikt tot 14 mei 2000. De minister had over het onderhavige onderwerp veel overleg gevoerd met de staatssecretaris van Landbouw, de ministers van Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De gekozen oplossing verdient niet de schoonheidsprijs, maar het is de enig mogelijke politieke uitkomst. De uitkomst is in overeenstemming met de geest van het milieubeleid.

Per de ingangsdatum van 14 mei 2000 wordt gefaseerd gehandhaafd. Het bedrijfsleven krijgt extra gelegenheid zich aan te passen. De biociderichtlijn is dan nog niet helemaal in Nederlandse wetgeving verwerkt. De milieuoverwegingen daaruit zijn op verzoek van de Kamer al op 1 januari 1998, vooruitlopend op de richtlijn, volledig in het BMNL geïmplementeerd. Bij de implementatie van de biociderichtlijn hoeft er, behalve redactionele aanpassingen niets veranderd te worden. Toegevoegd worden volksgezondheidsoverwegingen. Derhalve is de minister van VWS eerstverantwoordelijke voor de implementatie van de biociderichtlijn.

De minister zette uiteen dat het productieverbod van met koperverbindingen verduurzaamd hout voor los te bewerken tuinhout en voor speeltoestellen wordt gehandhaafd. Een halfjaar later komen toepassingen in de tuin- en doe-het-zelfsector in aanmerking voor handhaving. Per 1 juli 2001 is handhaving van het productieverbod voor de resterende toepassingen aan de orde: de publieke sector en de grond-, weg-, water- en woningbouw. Nederland kan de productie voor buitenlandse markten niet verbieden.

De minister toonde er zich ten slotte een voorstander van dat de grote hoofdlijnen gezamenlijk worden besproken en dat er geen aparte discussie over ieder middel plaatsvindt.

Nadere gedachtewisseling

De heer Udo (VVD) benadrukte de mening van het bedrijfsleven dat er geen alternatieven zijn. Hij was het daarmee eens.

Het geeft geen zin data te noemen voor binnenlandse productieverboden, terwijl er volop import mogelijk is. Een importverbod zal niet een-twee-drie tot stand komen. Het milieu schiet er niets mee op.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) miste een antwoord op haar vraag over antifouling op schepen.

Alleen Nederland en België houden zich bezig met wetgeving op dit gebied, andere landen hebben nog niets vastgelegd. Nederland moet geen eiland worden.

De heer Poppe (SP) wees erop dat als de toelating van een middel wordt beëindigd, er geen productieverbod ingevoerd hoeft te worden. Het middel is er immers niet meer.

Kan de minister gegevens verstrekken over de inkoop en productie van wolmanzout?

Handhaving is een moeilijke zaak, want wat is precies los tuinhout?

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) wilde zo snel mogelijk af van het wolmanzout en de antifoulings. De sector moet de gang van zaken zien als een impuls voor vernieuwing.

De heer Feenstra (PvdA) handhaafde, gezien het vele overleg met vele ministers zijn opmerking dat de minister waardering verdient voor een creatieve en gefaseerde aanpak.

Kan de minister ingaan op problemen in Zeeland en het noorden (grensstreken) met antifoulings?

De biociderichtlijn moet worden gehanteerd als integraal kader voor de beleidsontwikkeling. Samen optrekken in EU-verband kan economische verstoring en gelegenheidswetgeving voorkomen en milieueffecten bevorderen.

De minister zette uiteen dat alle Europese richtlijnen een overgangsfase kennen. Gedurende een aantal jaren is nationaal beleid nog mogelijk. De minister zal er bij collega's op aandringen zo spoedig mogelijk te implementeren en het nationale beleid ermee in overeenstemming te brengen. Landen in het noorden van Europa zijn evenals Nederland vooruitgelopen op de richtlijn.

Wat in het verleden is geïmpregneerd, wordt niet verboden.

Tien jaar geleden is aangekondigd dat het bedrijfsleven zich kan gaan herstructureren. Dat betekent het kiezen van andere productielijnen, andere vormen van werkgelegenheid. Herstructurering hoort bij een goed milieubeleid.

Er is een CTB-besluit van september 1999 dat antifoulings niet mogen worden aangebracht, noch in zoetwater, noch in zout water. Er zal worden gehandhaafd in zoet water vanwege milieuoverwegingen. In zout water wordt er voorlopig niet gehandhaafd. Dit overgangsprobleem kan alleen maar geleidelijk worden opgelost. Per 1 januari 2002 zal de handhaving in zout water ter hand worden genomen.

De minister overhandigde ten slotte de commissie een schema van alternatieven voor een aantal toepassingsmogelijkheden van verduurzaamd hout.

De voorzitter van de commissie,

Reitsma

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Reitsma (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Van Middelkoop (RPF/GPV), Feenstra (PvdA), Verbugt (VVD), Poppe (SP), Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Eisses-Timmerman (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Luchtenveld (VVD), Van Wijmen (CDA), Van der Steenhoven (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Ravestein (D66), Oplaat (VVD), Kortram (PvdA), Van der Knaap (CDA), Van Gent (GroenLinks), Udo (VVD), Waalkens (PvdA), Schoenmakers (PvdA).

Plv. leden: Leers (CDA), Dijksma (PvdA), Stellingwerf (RPF/GPV), Valk (PvdA), Essers (VVD), De Wit (SP), Van Heemst (PvdA), De Boer (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Van Beek (VVD), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Blok (VVD), Biesheuvel (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Van 't Riet (D66), Giskes (D66), Niederer (VVD), Van den Akker (CDA), Halsema (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hindriks (PvdA), Spoelman (PvdA).

Naar boven