nr. 119
BRIEF VAN STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 28 augustus 2000
In het overleg met uw Kamer op 16 mei 2000 over de schoonmaak van scholen
voor primair onderwijs heb ik beloofd om met voorstellen te komen voor een
betere schoonmaak van schoolgebouwen (26 800 VIII, nr. 113).
Over de voorstellen die ik u bij deze voorleg, is overleg gevoerd met
vertegenwoordigers van de schoonmaakbranche, vertegenwoordigd door de Ondernemersorganisatie
Schoonmaak- & Bedrijfsdiensten (OSB), en de besturenorganisaties. Over
een pakket maatregelen dat zal leiden tot schonere scholen is in principe
overeenstemming. Aan de uitwerking van de verschillende onderdelen van het
pakket wordt gewerkt.
Het pakket maatregelen omvat drie onderdelen:
1. Evaluatie van het programma van eisen van schoonmaak, waarbij de inhoud
van het schoonmaakprogramma en de daaraan verbonden kosten wordt bezien
2. Vervaardigen van eenvoudige en doelgerichte middelen die schoolleiders
helpen bij het management van de schoonmaak. Voorlichting door OCenW, besturenorganisaties
en schoonmaakorganisaties aan de eigen achterban over de aanpak van de schoonmaak
van schoolgebouwen.
De evaluatie van de programma's van eisen voor schoonmaak wordt ondergebracht
bij de evaluatie van het vereenvoudigd Londo-programma. Door de gesprekspartners
zijn al wel wensen voor aanpassingen naar voren gebracht. Zij menen dat van
daadwerkelijke verbetering van schoonmaak geen sprake zal zijn als de programma's
niet op enkele punten worden uitgebreid. Ze denken daarbij onder andere aan
het verhogen van het aantal dagen dat wordt schoongemaakt, vaker schoonmaken
van toiletten en intensivering en uitbreiding van een aantal schoonmaakhandelingen.
Schoonmaakorganisaties vragen aandacht voor de discrepantie tussen prijsbijstellingen
volgens de MEV-systematiek en de gemiddelde loonkostenstijgingen
in de schoonmaakbranche. Besturenorganisaties vragen taken van leerkrachten
bij het schoonhouden van het eigen lokaal te verminderen. Daarnaast zijn de
besturenorganisaties van mening dat de zware belasting van directies gaat
wringen.
De Kamer ontvangt eind 2000 bericht over de resultaten van de evaluatie
van de programma's van eisen voor materiële bekostiging van het primair
onderwijs.
Er worden instrumenten ontwikkeld waarmee het mogelijk wordt snel en effectief
te oordelen of de schoonmaak volgens afspraak wordt uitgevoerd en de school
daadwerkelijk schoon is. Deze dienen ter facilitering van schoolleiders, of
anderen die de taak van schoonmaakmanagement van scholen toebedeeld hebben
gekregen. Gedacht wordt aan een kaart met een samenvatting van de afgesproken
taakverdeling tussen school en schoonmaakbedrijf (wie leegt de prullenbakken,
wie zet de stoeltjes op de tafel, wat wordt dagelijks schoongemaakt en wat
wekelijks) en formulieren waarmee in kort bestek een oordeel kan worden verkregen
over de reinheid van de school. Het geheel moet bruikbaar zijn voor zowel
schoolleiders als schoonmaakbedrijven.
Er wordt voorlichting gegeven aan scholen over verbetering van de schoonmaak,
waarbij de besturenorganisaties de taak op zich nemen de eigen achterban voorlichting
te geven over schoonmaakmanagement. Er wordt daarbij vooraf tussen de betrokken
partijen afgestemd, waarover OCenW de voorlichting verzorgt en welke aspecten
de besturenorganisaties voor hun rekening nemen. Te denken valt aan zaken
als:
• hoe ziet een werkbaar contract met een schoonmaakbedrijf eruit,
• hoe kan de controle op het schoonmaken effectief plaatsvinden,
• hoe kan bijsturing van het schoonmaakbedrijf worden georganiseerd.
Hiermee worden aan scholen en schoonmakers instrumenten aangereikt die
kunnen leiden tot schonere scholen. Om te toetsen of scholen daadwerkelijk
schoner worden, zal een jaar na invoering van de voorgenomen maatregelen een
nieuw onderzoek worden uitgevoerd naar de kwaliteit van de schoonmaak op scholen
voor primair onderwijs.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
K. Y. I. J. Adelmund