nr. 81
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 augustus 2000
Zoals toegezegd in mijn brief van 14 april 2000 met betrekking tot de
uitvoering van (een onderdeel van) motie 26 (TK 1999–2000, 26 800
VI, nr. 68), bericht ik u nader over de mate waarin de
rechter het deskundigenadvies tot het opleggen van een TBS al dan niet volgt.
Ik moet mij hierbij beperken tot de adviezen van het Pieter Baan Centrum,
aangezien de gegevens van de Forensisch Psychiatrische Dienst nog niet beschikbaar
zijn. Deze gegevens zullen u worden toegezonden zodra ik die heb ontvangen.
Van de 371 Pro Justitia onderzoeken die in 1998 en 1999 zijn verricht
zijn op de peildatum (juni 2000) van 202 zaken (54%) de uitspraken bekend.
Deze 371 zaken zijn exclusief de 96 zaken waarin de betrokkene medewerking
aan het onderzoek heeft geweigerd en geen advies kon worden uitgebracht. Een
eventueel ingesteld hoger beroep is in de onderstaande cijfers niet meegenomen.
In de genoemde 202 zaken heeft het Pieter Baan Centrum 83 maal TBS met
bevel tot verpleging geadviseerd, hetgeen 79 keer door de rechter is opgevolgd.
Er waren 2 gevallen waarin de rechter, na een contra-expertise, geen maatregel
heeft opgelegd. In de 2 andere gevallen is TBS met voorwaarden opgelegd. Omgekeerd
deden zich 2 gevallen voor waarin geen maatregel werd geadviseerd, maar wel
respectievelijk een TBS met verpleging en een plaatsing in een psychiatrisch
ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht werden opgelegd. Eenmaal adviseerde
het Pieter Baan Centrum bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel,
maar legde de rechter TBS met voorwaarden op.
In het overgrote deel van de gevallen (95,3%) worden de adviezen van het
Pieter Baan Centrum dus opgevolgd. Dit komt overeen met hetgeen ik u reeds
in mijn brief van 14 april schreef op basis van de uitkomsten van het WODC-onderzoek
uit 1998 naar de instroom in de TBS.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals