nr. 62
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 maart 2000
Tijdens de behandeling van de Justitiebegroting zegde ik toe u nader te
informeren over de voornemens tot bezuiniging op en wijziging van de organisatorische
ondersteuning van de geestelijke verzorging bij de justitiële inrichtingen.
In een open en constructief overleg d.d. 8 december 1999 en 10 februari
2000 is met de zendende instanties gezamenlijk afgesproken de onderwerpen
bezuiniging op en bestuurlijke inbedding van de geestelijke verzorging in
justitiële inrichtingen van elkaar los te koppelen.
Door beide partijen wordt aanvaard, dat onder de gegeven omstandigheden
de geestelijke verzorging niet gevrijwaard kan worden van een bezuiniging.
Om inhoud te gaan geven aan de bezuiniging is afgesproken een gezamenlijke
werkgroep in te stellen die mogelijke maatregelen uitwerkt voor een bezuiniging
op basis van enerzijds een doorberekening naar evenredigheid van de bezuinigingsopdracht
aan het Ministerie, waarbij door het Ministerie in eerste instantie aan (maximaal)
10% is gedacht. Anderzijds dienen de consequenties in de overweging te worden
betrokken voor het aanbod aan geestelijke verzorging, en de grenzen die het
behoud van kwaliteit stelt in beeld te worden gebracht.
Wat betreft de bestuurlijke inbedding zijn nadere afspraken gemaakt over
het uitwerken van verschillende modellen voor de organisatie en bestuurlijke
inbedding van de geestelijke verzorging, waarbij ook andere opties in beschouwing
zullen worden genomen dan de huidige opzet en de voorgestelde deconcentratie.
Nu met de zendende instanties is afgesproken gezamenlijk vorm te geven
aan voorstellen voor de bezuiniging en bestuurlijke inbedding van de geestelijke
verzorging in de justitiële inrichtingen, acht ik het beter de
uitkomsten hiervan af te wachten. Zodra ik de uitgewerkte voorstellen
heb ontvangen zal ik u daarover, alsmede over mijn standpunt dienaangaande,
informeren.
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals