26 800 VI
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2000

nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 februari 2000

Hierbij wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot de beleidsnota inzake de heroriëntatie op het sanctiestelsel voor volwassenen, meer specifiek op de toepassing van vrijheidsstraffen en vrijheidsbeperkende straffen.

De inzichtelijkheid en overzichtelijkheid van het sanctiestelsel voor volwassenen is de laatste jaren afgenomen. Dit hangt samen met de komst van nieuwe sanctievormen en executiemodaliteiten. Vooral de relatie tussen vrijheidsbeperkende straffen enerzijds, en extramurale executiemodaliteiten van vrijheidsstraffen anderzijds, is niet altijd even helder.

Bij de behandeling van de Penitentiaire beginselenwet zijn hierover vragen gesteld door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. De vorige minister van Justitie heeft daarop toegezegd een beleidsnota te zullen opstellen die ingaat op deze samenhang.

In het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Justitie over de vervroegde invrijheidstelling (VI) op 8 oktober 1998 heb ik de toezegging van mijn ambtsvoorganger overgenomen en aangegeven bij de heroriëntatie op het sanctiestelsel ook uitgebreid stil te staan bij de VI.

Meest recent verwees ik naar de onderhavige nota in een brief die ik u zond op 17 november 1999, waarin ik aangaf hoe om te zullen gaan met de moties die in het kader van de behandeling van de Justitiebegroting voor 2000 waren aangenomen. Het ging daarbij concreet om motie nr. 17, betreffende de wens om gedetineerden na ommekomst van hun straf voor langere duur onder toezicht te kunnen houden en aan voorwaarden te binden. Ook dit vraagstuk komt terug in de nota, en wel in het kader van de VI.

De beleidsnota over de heroriëntatie op het sanctiestelsel, Sancties in Perspectief, is inmiddels gereed en heden voor advies voorgelegd aan de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, de Nederlandse Orde van Advocaten, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren en het College van Procureurs-Generaal bij de gerechtshoven. Ik vraag hen om vóór 1 juni advies te willen uitbrengen.

Met deze planning is het mogelijk om uw Kamer nog vóór de zomer deze nota aan te bieden, zoals ik in voornoemde brief aangaf. Daarbij zal ik dan in de begeleidende brief aangeven wat mijn reactie is op de verschillende ontvangen adviezen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven