26 800 B
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het gemeentefonds voor het jaar 2000

nr. 8
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 maart 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen2 hebben op 17 februari 2000 overleg gevoerd met minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– onderwerpen met betrekking tot de voorziene aanpassing verdeling Gemeentefonds 2001 (26 800B, nr. 7);

– de circulaire Gemeentefonds van 10 december 1999 (BZK-99-1277);

– decentralisatie van de onderwijshuisvesting.

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) kon zich vinden in de wijze waarop de herijking van de bestuurskosten voor landelijke en agrarische gemeenten heeft plaatsgevonden. De kosten voor wegen en water hebben naar haar mening te maken met de kostenmaatstaf OZB-niet-woningen. Kan de minister tijdens het in april te houden debat aangeven of het mogelijk is om daar een verschuiving in aan te brengen, zodat de verhoudingen realistischer worden? Kunnen de effecten in beeld worden gebracht van verschuivingen in de kostenmaatstaf OZB-niet-woningen? Kan tevens nader worden onderzocht wat de kosteneffecten zijn van de toenemende vergrijzing en de concentratie daarvan in sommige landelijke en agrarische gemeenten?

De VNG heeft aangegeven dat de tarieven van artikel 12-gemeenten 40% boven het landelijke OZB-tarief moeten liggen. Deze drempel zou naar de mening van de PvdA-fractie 25% moeten zijn. De bandbreedte tussen de waarde van industriële complexen en die van woningen dient verruimd te worden, opdat gemeenten in staat zullen blijven om de belastingdruk binnen hun grenzen neutraal te houden. Gedacht wordt aan 200% in plaats van 140%.

Er is sprake van een cumulatie van drie verschuivingen in het Gemeentefonds: de herverdeling, het Fonds werk en inkomen (FWI) en de hertaxatie van de WOZ. Daar komt ook nog eens de invoering van het BTW-compensatiefonds bij. Er bestaat enige ongerustheid over de afstemming tussen het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de financiële effecten van de uitneming van het FWI, mede omdat de Raad voor de financiële verhoudingen heeft aangegeven dat een verschuiving per inwoner maximaal f.25 per jaar mag bedragen. Momenteel betreft de verschuiving een hoger bedrag. Kan de minister hiermee rekening houden bij de voorbereiding van de opvatting die hij hierover tijdens het debat in april zal geven?

Mevrouw Noorman was er op voorhand geen voorstander van om ook de gemeenten met historische kernen van tussen de 40 ha en 65 ha een compensatie te bieden.

Het is goed dat de minister de frictiekostenregeling zal vervangen door de maatstaf herindeling, maar f 25 stelde mevrouw Noorman hiervoor meer op prijs dan f 20.

De Raad voor de financiële verhoudingen heeft aangegeven dat bij de integratie van de middelen voor sociale vernieuwing lage inkomens en het aantal minderheden en uitkeringsgerechtigden wel degelijk worden meegewogen. Waarom komen deze middelen niet uit het FWI?

Uit onderzoek van Cebeon is gebleken dat er in groeigemeenten sprake is van een tekort aan onderwijshuisvesting. De financiële compensatie die volgens de minister wordt geboden, is niet in beeld gebracht en is dan ook niet overtuigend. Kan hij nagaan op welke wijze de aantoonbaar hoge kosten voor groeigemeenten kunnen worden gecompenseerd? Kan hij tevens een oplossing aandragen voor het probleem van scholen met een regionale functie die slechts enkele leerlingen hebben uit de vestigingsplaats, waardoor deze scholen sinds 1997 een te geringe vergoeding krijgen voor het totale aantal leerlingen? Zou dit niet moeten leiden tot een herijking van de historische grondslag?

Het probleem van de gemeente Zaanstad wordt veroorzaakt door de stapeling van uitkeringen aan grote gemeenten. Tussen de grote steden en de gemeenten die dat net niet zijn, zoals Zaanstad en Amersfoort, ontstaat hierdoor een discrepantie in het bedrag dat per inwoner wordt uitgekeerd: sommige gemeenten met hetzelfde inwoneraantal als Zaanstad krijgen 70% meer uitgekeerd. Kan de minister hierover met zijn collega's overleggen?

De heer Luchtenveld (VVD) vond dat met de voorstellen van de minister een goede poging was gedaan om te komen tot een rechtvaardige verdeling, maar hij betreurde het dat de gewenningsbijdrage en de frictiekosten bij elkaar worden gevoegd. Als daaraan toch wordt vastgehouden, wordt een tegemoetkoming voorgestaan van f 30 in plaats van f 20 per inwoner van een heringedeelde gemeente, zeker als een periode van vier jaar wordt gehanteerd.

Uitgestrekte gemeenten met een hoofdzakelijk agrarische functie zouden volgens berekeningen van de VNG en de Kamer door de aanpassing van de verdeelsleutel voor het Gemeentefonds per 2001 grote verliezen lijden. Vooral in dunbevolkte agrarische gebieden met een groot wegennet liggen de meest benadeelde gemeenten en dat is ongewenst. Kan de verdeling zodanig worden aangepast dat dit effect verdwijnt? Kan het zwaarder laten wegen van onderhoud van wegen en water of de factor vergrijzing wellicht zorgen voor een grotere bijdrage uit het Gemeentefonds? Slaat in dit soort gemeenten de vergrijzing inderdaad sterker toe dan in andere? Op welke wijze kan de gemeente Zaanstad evenwichtiger worden bedeeld? Zal wijziging van de maatstaven voor deze en andere benadeelde grote gemeenten een gunstig effect opleveren? Kan de minister stilstaan bij de positie van de gemeente Gouda, die te maken heeft met een zeer slechte bodemgesteldheid, maar ondanks de herverdeling van het Gemeentefonds de artikel 12-status blijft behouden? Kan voor Gouda en voor de gemeenten met grote industriële complexen een oplossing worden gevonden die ook systematisch verantwoord is?

De minister heeft nog te weinig gedaan met toezeggingen over de onderwijshuisvesting die hij deed tijdens het algemeen overleg van 26 januari 2000. Ook heeft hij geen bevredigende antwoorden gegeven op enkele vragen die toen zijn gesteld. Zo is het niet aanvaardbaar dat de structurele hoge kosten die diverse groeigemeenten maken voor onderwijshuisvesting, volgens de minister worden gecompenseerd doordat zij lagere kosten voor de riolering hebben. Voorts ontbreekt niet alleen een oplossing voor de problematiek van leerlingen uit buurgemeenten die naar school gaan in centrumgemeenten, maar ook voor die van kleine gemeenten met een grote onderwijsvoorziening. De parlementaire behandeling van deze problematiek in 1996 is in de desbetreffende brief niet juist weergegeven: de VVD-fractie heeft indertijd gepleit voor 100% in plaats van 75% doorrekening van de maatstaf. Zij is er dan ook geen voorstander van, dit percentage in 2002 te verlagen naar 50. Ten slotte heeft de minister nog geen uitvoering gegeven aan zijn toezegging dat hij met de minister van Justitie zou bespreken dat de justitiescholen onder verantwoordelijkheid van de laatste dienen te vallen. De VVD-fractie blijft de regering houden aan het bieden van adequate oplossingen voor de knelpunten in de bekostiging van onderwijsvoorzieningen.

De Kamer heeft aandacht gevraagd voor de financiële positie van grote gemeenten met historische kernen. De minister heeft aangegeven, dit in elk geval ten dele te willen compenseren. Kan hij ook de gemeenten compenseren met een historische kern van tussen de 40 en 65 ha, bijvoorbeeld door een bijdrage van f 0,50 per inwoner?

De VVD-fractie was er voorstander van, de aanpassing van de verdeling van het Gemeentefonds in 2002 in te voeren, maar stond open voor argumenten van de minister voor invoering in 2001. In april kan deze afweging nader gemaakt worden. De minister heeft toegezegd, uiterlijk 4 april alle dan bekende gegevens beschikbaar te stellen. Worden daarbij alle hertaxaties betrokken, zodat de herindeling gebaseerd kan worden op een betrouwbare analyse? Over de OZB, de hertaxatie op basis van de WOZ en de lokale lasten zal in april nog diepgaand gesproken moeten worden. De gemeenten moeten in staat gesteld worden, de OZB-tarieven zodanig te verlagen dat zij in totaal toch hetzelfde bedrag ontvangen. De regering wordt met klem gevraagd uiterlijk in april aangepaste voorstellen en nieuwe berekeningen in te dienen over de thema's die in het onderhavige overleg aan de orde zijn gekomen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) had grote zorgen over het verloop van de herverdeeloperatie. De toezegging dat uiterlijk 4 april alle dan bekende gegevens beschikbaar worden gesteld, garandeert niet dat een gefundeerd oordeel kan worden gegeven over de noodzaak en wenselijkheid van invoering per 1 januari 2001. Tot nu toe is niet overtuigend aangetoond dat dit het geval is, noch dat invoering op een goede en verantwoorde manier kan geschieden.

Doordat de minister het verband tussen de hertaxatie WOZ en het Gemeentefonds van de hand wijst, gaat hij voorbij aan de gevolgen voor individuele gemeenten en burgers, terwijl de effecten voor hen juist wel van belang zijn. Dit verband dient vóór 4 april helder te zijn, alsmede het oordeel van de minister over de mogelijkheid om een differentiatie aan te brengen in de OZB-niet-woningen. Daarnaast dient bij de herverdeling van het Gemeentefonds rekening te worden gehouden met de resultaten van de evaluatie van de WOZ.

Terzake van de maatstaf historische kernen sloot mevrouw Van der Hoeven zich aan bij de suggestie van de heer Luchtenveld om ook de gemeenten met een historische kern van tussen de 40 en 65 ha een compensatie te bieden van f 0,50 per inwoner. Is het mogelijk om de voorgestelde maatstaf herindeling van vier keer f 20 te wijzigen in bijvoorbeeld vier keer f 30 of zes keer f 25? Achtergrond van deze suggestie is de wens van de CDA-fractie om de maatstaf in opgaande richting bij te stellen.

De beantwoording van de vragen over de onderwijshuisvesting doet geen recht aan het overleg dat hierover met de minister en met staatssecretaris Adelmund is gevoerd. De problemen van kleine gemeenten met grote scholen voor voortgezet onderwijs dienen structureel te worden opgelost en mogen niet worden afgedaan met de verwijzing naar de lage rioolkosten die deze gemeenten hebben. Kan de minister een oplossing aandragen voor deze problemen, waarbij met name aandacht dient te worden besteed aan Aalburg en Groenlo? Waarom kan voor gemeenten met een regionale functie voor het basisonderwijs niet dezelfde systematiek worden gehanteerd als voor het voortgezet onderwijs, zodat het geld terechtkomt op de plaatsen waar de kosten worden gemaakt?

Is het de bedoeling dat door de scan van de overige eigen middelen een verdere gelijkstelling plaatsvindt, of wordt dit meegewogen bij de algemene uitkering? Aan de hand van een motie-Hoekema heeft de minister toegezegd dat een bandbreedte zou worden opgesteld waarbinnen de lokale lasten zouden mogen ontwikkelen. Kan hier alsnog uitvoering aan worden gegeven? Het is onaanvaardbaar dat een groot aantal landelijke en agrarische gemeenten er door de herverdeling fors op achteruitgaan. Waarom wordt voor deze gemeenten geen correctiefactor gehanteerd voor het algemene criterium van woning- en bevolkingsdichtheid in relatie tot het aantal kilometers wegen en het aantal agrarische bedrijven? Bij de oplossing van de problemen in Zaanstad en Amersfoort is de vraag naar de cumulatie van geldstromen zeer terecht. Terzake van de vergrijzing en de toekomstige toegang tot artikel 12 sloot mevrouw Van der Hoeven zich aan bij de vorige sprekers. Kan de minister ingaan op de halve cirkel bij de grensgemeenten en op de te volgen procedure?

Vooralsnog kon de CDA-fractie geen groen licht geven aan invoering van de herverdeling per 1 januari 2001 omdat er te veel onzekerheden en onbeantwoorde vragen zijn.

De heer Hoekema (D66) vond het belangrijk dat de grote lijnen van het stelsel – kostenoriëntatie en belastingcapaciteit – worden gehandhaafd, waarbij ook goed moet worden gekeken naar de combinatie van belastingen en voorzieningen van gemeenten. Beslissingen daarover horen op het lokale niveau thuis. Bij dit debat dreigde de minister steeds voor Sinterklaas te moeten spelen, terwijl wel geconstateerd moet worden dat gemeenten door belastingen inkomsten kunnen verkrijgen. Bij de grote plattelandsgemeenten dient naar het totale plaatje gekeken te worden, zodat gemeenten met veel wegen, water en buitengebied niet tekort worden gedaan, zoals nu het geval is. Kan de minister bezien of hij deze effecten kan matigen, bijvoorbeeld door een aanpassing van de OZB-niet-woningen of het beter incalculeren van de factor (natuur)rumte? Vergrijzing als zodanig lijkt niet de hoofdoorzaak te zijn van de problemen, aangezien ook zeer welvarende gemeenten als Heemstede, Wassenaar en Bloemendaal een hoge mate van vergrijzing kennen.

Een uitdrukkelijke wens van de D66-fractie was dat de drempel voor toegang tot artikel 12 wordt verlaagd. Deze is thans met de OZB circa 40% te hoog. Aangezien de herwaardering van de WOZ grote gevolgen heeft, lijkt het verstandig de marge tussen woningen en niet-woningen aanzienlijk te verruimen. De problematiek rond Zaanstad, Amersfoort en Gouda is groot. Voor deze steden met hun specifieke structuur dient een goede oplossing gevonden te worden. Het is nodig dat een goed beeld ontstaat van de cumulatie van alle maatregelen. Dit houdt echter niet in dat de herverdeling een jaar moet worden uitgesteld. De minister heeft flexibiliteit getoond door andere voorstellen voor de factor herindeling te doen. Het is van belang om de positieve prikkel sterker te maken en daarom is het redelijk om de voorgestelde herindelingsbijdrage met f 5 of f 10 te verhogen tot f 25 of f 30.

Voordat ook de kleinere historische kernen een bijdrage zal worden toegekend, dient onderzocht te worden hoeveel kleine kernen ervoor in aanmerking zouden komen en wat het effect is van de bijdrage aan de grote kernen. In het model voor de onderwijshuisvesting klopt iets niet, aangezien sommige gemeenten hoge investeringen plegen terwijl hun vergoedingen erg laag zijn. Voor de leerlingenmaatstaf dacht de fractie van D66 eerder aan 75/25 dan aan 50/50. Voordat in de regeling voor overige eigen middelen wordt ingegrepen, dient eerst via monitoring onderzocht te worden wat er gaande is.

Wat betreft de invoeringsdatum dacht de heer Hoekema aan 2001, uitstel is niet altijd een behoorlijke bestuurlijke aanpak; uiteraard moet goed worden gelet op de cumulatie-effecten van de diverse maatregelen.

De heer Rouvoet (RPF), die mede namens de fractie van het GPV sprak, onderstreepte dat de doelstelling van een herijking een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van de beschikbare middelen is. De vraag is of dit in de uitwerking van deze herijking wel voldoende tot uitdrukking komt. Verhoging van de voorgestelde herindelingsbijdrage achtte de heer Rouvoet wenselijk, maar het bedrag van die verhoging liet hij vooralsnog open. Een ruimhartig beleid mag echter niet ten koste gaan van andere gemeenten. Indien dit wel het geval is, dient een toevoeging aan het Gemeentefonds gedaan te worden. Sommige heringedeelde gemeenten hebben er moeite mee het voorzieningenniveau op peil te houden en worden geconfronteerd met nieuwe negatieve effecten van de herverdeling. Dit geldt met name voor enkele landelijke gemeenten. Kunnen maatregelen worden getroffen die het negatieve effect voor landelijke gemeenten wegnemen?

Terzake van de onderwijshuisvesting sloot de heer Rouvoet zich aan bij hetgeen zijn collega's hierover reeds hadden opgemerkt. Kan de minister reageren op de uitspraak van onder meer de VNG dat hij haar standpunt onjuist weergaf door te stellen dat financiële problemen met onderwijshuisvesting bij groeigemeenten worden gecompenseerd door lage rioolrechten?

Ook de heer Van den Berg (SGP) benadrukte dat rechtvaardigheid uitgangspunt moet zijn bij de herverdeling van het Gemeentefonds. Kan zicht worden geboden op de cumulatie van effecten van de hertaxatie WOZ, de invoering van het Fonds werk en inkomen en van het BTW-compensatiefonds? De vraag is of dit allemaal wel in 2001 kan worden ingevoerd. Het oordeel hierover schortte de heer Van den Berg op tot april. Kan in knelpuntsituaties niet worden gewerkt met overgangstermijnen, langere invoeringstrajecten, of aanvullende uitkeringen, zeker indien wordt voorzien dat de negatieve effecten van lange duur zijn? Kan de minister dit aspect in zijn overwegingen meenemen?

De minister heeft in een eerdere commissievergadering toegezegd naar creatieve oplossingen te zullen zoeken voor de problemen met de onderwijshuisvesting. Aangezien dit nog niet is gebeurd, wordt hij met klem verzocht dit alsnog te doen. Voor gemeenten als Aalburg en Leiden zijn specifieke oplossingen vereist omdat de generieke maatregelen niet voldoende zijn. Kan de minister daartoe nadere voorstellen doen?

Het verhaal van compensatie van hogere OZB door lagere rioolrechten voor groeigemeenten kan niet opgaan. Terzake sloot de heer Van den Berg aan bij de opmerkingen die zijn collega's hierover reeds maakten. Tegenover de kosten van gemeentelijke herindeling dient een deugdelijke vergoeding te staan. Frictiekosten zouden afzonderlijk en buiten het Gemeentefonds vergoed moeten worden. Indien dit niet mogelijk is, ligt verhoging van de nu voorgestelde bedragen in de rede. De problematiek van gemeenten met een groot buitengebied vormt een knelpunt en dient opnieuw tegen het licht te worden gehouden. Hetzelfde geldt voor gemeenten met grote historische kernen. Is ook een hogere vergoeding mogelijk voor de kernen van tussen de 40 ha en 65 ha?

Is de drempel voor toegang tot artikel 12 niet veel te hoog? Terzake van het Fonds werk en inkomen sloot de heer Van den Berg aan bij de vragen en opmerkingen van mevrouw Noorman. Kan de minister in brede zin nadenken over de vraag wat de consequenties van de vergrijzing zijn voor de huidige verdeling van het Gemeentefonds?

Antwoord van de regering

De minister wees erop dat de differentiatie tussen gemeenten in Nederland erg groot is en dat het daarom moeilijk is, het fonds rechtvaardig in te richten. Hij was er voorstander van, de herverdeling op 1 januari 2001 in te voeren, waarbij wel degelijk ruimte zal zijn voor politieke afwegingen. Overigens achtte hij de voeding van het fonds niet gering en is het fonds niet alleen kostenmaar ook inkomstengeoriënteerd. Voor de beantwoording van vragen over de onderwijshuisvesting had ook mevrouw Adelmund uitgenodigd kunnen worden. Het is juist dat de gedane voorstellen op onderdelen enige problemen met zich brengen, maar bij het doen van handreikingen om deze op te lossen, dient terughoudendheid te worden betracht. De gekozen systematiek moet wel overeind blijven.

Uit hernieuwd onderzoek van Cebeon is gebleken dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om bijzondere maatregelen te treffen voor de landelijke gemeenten. De minister zegde toe, nader te zullen onderzoeken of de vergrijzing een maatstaf kan vormen bij de herverdeling, maar wees erop dat hieruit geen oplossing op korte termijn kan voortkomen. Ook wilde hij de relatie bezien tussen enerzijds buitengebied en aantal kilometers wegen en anderzijds woning- en bevolkingsdichtheid. Ook de verlaging van de OZB-niet-woningen zal in de overwegingen worden meegenomen. Het is daarbij van belang dat een eventuele handreiking verbonden is met een beredeneerde grondslag. Medio maart zullen de commissies terzake nadere informatie ontvangen in verband met het overleg dat in april zal plaatsvinden.

Er zal nader bekeken worden of de drempel voor toegang tot artikel 12 inderdaad te hoog is. De situatie in Gouda wordt daarbij betrokken.

Terzake van de WOZ denkt de regering er momenteel over na om de totale belastingopbrengst, gecorrigeerd door inflatie en areaaluitbreiding, als uitgangspunt te nemen. Voorts zou de bandbreedte kunnen worden opgehoogd van 100 naar 140%, waarbij in de komende periode de ingroeien aftopvariant interessante instrumenten worden om nadelige effecten te mitigeren.

De cumulatie van effecten van hertaxatie WOZ, invoering FWI en BTW-compensatiefonds wordt betrokken bij de discussie die in april zal worden gevoerd. Overigens boekt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid goede voortgang met de invoering van het FWI. Het streven is, hierover binnenkort helderheid te verschaffen.

De minister zegde toe, te bezien of er mogelijkheden zijn om niet alleen de zeven historische kernen van meer den 65 ha, maar ook de tien kernen van tussen de 40 ha en 65 ha compensatie te bieden. Er is een totaalbedrag beschikbaar van 14 mln. en dat zal opnieuw verdeeld moeten worden over de zeventien kernen. Het is niet de bedoeling dat een extra bedrag wordt toegevoegd, maar er zal worden berekend wat de uitkomst is als bijvoorbeeld het voorstel van de heer Luchtenveld wordt overgenomen om de kleine kernen een bijdrage van f 0,50 per inwoner te bieden.

De minister stelde voor, de maatstaf gewenningsbijdrage vast te stellen op f 25. Hij zegde toe schriftelijk in te gaan op het maken van onderscheid tussen frictiekosten en gewenningsbijdrage. In elk geval dient de gewenningsbijdrage binnen het gesloten systeem van het Gemeentefonds te blijven.

Terzake van de onderwijshuisvesting in de groeigemeenten, die vrij lage rioolbelasting kunnen heffen, wees de minister erop dat deze gemeenten in de overgangsfase nog een paar jaar de tijd hebben om hun inkomen te vergroten. Eerst dient hun inkomstencapaciteit gesystematiseerd te worden geïnventariseerd, in het kader van de verbinding tussen kosten- en inkomstenoriëntatie. Dit is dan ook een onderwerp waarover later gediscussieerd kan worden. Aangezien de minister in het onderhavige overleg constateert dat zijn uitwerking van de toezeggingen die hij terzake had gedaan tijdens het vorige overleg, nog veel vragen oproepen zegde hij toe half maart schriftelijk te zullen reageren op de opmerkingen en suggesties van de commissies. Hij wees erop dat nog niet duidelijk is of het vereiste maatwerk verricht moet worden door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of door dat van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Terzake van Zaanstad zegde de minister toe in overleg met minister Van Boxtel, te inventariseren wat de cumulatie van effecten is voor de 50 grootste gemeenten met meer dan 100 000 inwoners.

Hij zag niet het nut in van een verdere differentiatie tussen niet-woningen.

De resultaten van de scan overige eigen middelen zullen worden meegenomen in de periodieke onderhoudsrapportage. De Kamer zal hiervan op de hoogte worden gebracht.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA) vond het wenselijk invoering van de herverdeling van het Gemeentefonds en hertaxatie van de WOZ tegelijkertijd te laten plaatsvinden. Kan de minister er rekening mee houden dat de Raad voor de financiële verhoudingen heeft aangegeven dat verschuivingen per inwoner maximaal f 25 mogen bedragen? Zal de invoering van het BTW-compensatiefonds doorgang vinden en wat zullen daar de herverdeeleffecten van zijn? De bandbreedte van 140% achtte mevrouw Noorman te klein. Voorts mogen wijzigingen die niet in de meicirculaire van dit jaar zijn opgenomen, niet meer voor 2001 aan de gemeenten worden opgelegd. Overigens is het de minister van Binnenlandse Zaken die, juist gezien de cumulatie van effecten, verantwoordelijk is voor de financiën van de gemeenten. Kan de minister alsnog ingaan op de gestelde vragen over de integratie van de middelen voor de sociale vernieuwing?

De heer Luchtenveld (VVD) was bereid in april te beoordelen of invoering per 1 januari 2001 toch mogelijk is. Bij die beoordeling weegt het zwaarst welke compensatie wordt geboden voor de landelijke gemeenten die geconfronteerd worden met een grote financiële achteruitgang. Ook de heer Luchtenveld achtte de bandbreedte van 140% te klein. Als de frictiekosten binnen het systeem moeten worden gehonoreerd, is f 30 daarvoor het minimum. Voor de onderwijshuisvesting zullen adequate maatregelen moeten worden getroffen. Het Gemeentefonds moet alle voorzieningen afdekken die daaronder vallen; er mag geen sprake zijn van afschuiving op andere departementen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) hechtte aan zorgvuldigheid bij de invoering van de herverdeling van het Gemeentefonds en schortte daarom haar eindoordeel op. Een van de open einden was de relatie tussen het onderhavige voorstel enerzijds en de hertaxatie van de WOZ en de cumulatie van andere effecten anderzijds. Kan de relatie tussen de hertaxatie van de WOZ en het rekentarief voor de algemene uitkering nader worden bezien, evenals de differentiatie tussen niet-woningen? Ook mevrouw Van der Hoeven achtte een minimum van vier keer f 30 voor de maatstaf herindeling wenselijk. Kan de minister schriftelijke informatie verschaffen over een eventueel overgangstraject, de rol daarbij van de Raad voor de financiële verhoudingen, de kostenmaatstaf OZB-niet-woningen en grote industriegemeenten en de halve cirkel bij grensgemeenten?

De heer Hoekema (D66) realiseerde zich dat het niet eenvoudig is om een maatstaf te vinden die voor alle gemeenten het gewenste resultaat oplevert. Kan de minister bij de toezeggingen die hij heeft gedaan, de effecten voor alle gemeenten in beeld brengen?

De heer Rouvoet (RPF) vond de problematiek rond de landelijke gemeenten het grootst. Hij wachtte de nadere suggesties van de minister af. Kan in de berekening voor de maatstaf herindeling ook zes keer f 20 worden meegenomen?

De heer Van den Berg (SGP) verzocht de minister om de cumulatie van alle effecten duidelijk in beeld te brengen, opdat in april een oordeel geveld kan worden over de invoeringsdatum. Kan hij een deugdelijke onderbouwing geven voor de berekening van de uiteindelijke maatstaf herindeling? Tevens dient duidelijk gemaakt te worden waaruit de frictiekosten vergoed moeten worden; dit hoeft niet per definitie uit het Gemeentefonds te gebeuren. Voor de problemen in de onderwijshuisvesting dienen specifieke en geen generale oplossingen gevonden te worden.

De minister zegde toe dat de commissies de rapportage zullen ontvangen naar aanleiding van het nader onderzoek met betrekking tot Gouda. Hij vond het wat te zwaar om te stellen dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de uiteindelijke verantwoordelijkheid heeft voor de financiën van de gemeenten. Minister Van Boxtel heeft de grote steden in zijn portefeuille en met hem zal overleg worden gevoerd over de gemeenten met de grootste problemen, alsmede over de integratie van de middelen voor de sociale vernieuwing. Het is duidelijk dat er naar de mening van de commissies maatregelen moeten worden getroffen voor de agrarische gemeenten. Bezien zal worden of de kostenoriëntatie van het Gemeentefonds gecorrigeerd moet en kan worden met het oog op de gemeenten die niet onder het grotestedenbeleid vallen.

De grondexploitatie heeft wel degelijk met de inkomstengenererende capaciteit van gemeenten te maken. Niet alleen de kosten, maar ook de inkomsten van gemeenten dienen in overweging genomen te worden. Hiervan zal dan ook een overzicht worden opgesteld. De effecten van de wijziging in de gewenningsbijdrage zullen in kaart worden gebracht, alsmede de geschiedenis van de opbouw van deze bijdrage.

Specifieke oplossingen voor problemen met de onderwijshuisvesting zullen met staatssecretaris Adelmund worden besproken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Cloe

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Van der Hoeven

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Hoekema (D66), Dankers (CDA), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), De Boer (PvdA).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Van Wijmen (CDA), Ravestein (D66), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Cherribi (VVD), Gortzak (PvdA), Dittrich (D66), Wijn (CDA), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Brood (VVD), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks ), Poppe (SP), Belinfante (PvdA), Essers (VVD), Kuijper (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Schutte (GPV), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Van Zuijlen (PvdA), De Vries (VVD), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Wijn (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Örgü (VVD), Nicolaï (VVD), Kortram (PvdA), Halsema (GroenLinks), Eurlings (CDA), Belinfante (PvdA), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Hamer (PvdA).

Plv. leden: Schimmel (D66), Stellingwerf (RPF), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), De Cloe (PvdA), Van Baalen (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Verhagen (CDA), Schreijer-Pierik (CDA), Rijpstra (VVD), Brood (VVD), Middel (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA), Gortzak (PvdA), Poppe (SP), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA).

Naar boven