26 737
Gemeenschappelijk Visserijbeleid

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2008

Op 29 maart 2008 verscheen in het NRC Handelsblad een artikel met de kop «vis dreigt snel uit de oceanen te verdwijnen». Het betreft een interview met Daniel Pauly, die op de 90e Dies Natalis van Wageningen Universiteit een eredoctoraat ontving. De heer Pauly is voorvechter van de beëindiging van niet duurzame visserij en doet hiervoor een aantal voorstellen.

Tevens heeft uw Kamer mij op 19 mei jl. een verzoek gezonden om te reageren op een brief van dr. Vermeeren uit Delft inzake een lezing van een onderwaterfotograaf, de heer Dos Winkel van 25 maart jl. aan de TU Delft. (08-LNV-B-67)

Ik heb kennisgenomen van de presentatie van Winkel. De oplossingen die hij benoemt in de samenvatting van zijn betoog zijn gericht aan de consument: eet duurzame vis, neem geen visolie, beweeg meer en rook niet. In de presentatie verwijst Winkel ten aanzien van maatregelen voor een goed visserijbeheer naar Pauly. Ik geef er daarom de voorkeur aan om hierop te reageren, temeer ook omdat Pauly oplossingen aandraagt die de overheid aangaan.

In deze brief worden de voorstellen genoemd en van een beknopt commentaar voorzien. Het commentaar is steeds cursief gedrukt, terwijl het voorstel van Pauly normaal is weergegeven. In het tweede gedeelte van deze brief informeer ik u over de herziening van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.

I. De voorstellen van Pauly

1. Stop de overbevissing. Het doortrekken van de lijn uit de onderstaande figuur zou in 2048 kunnen leiden tot het totaal verdwijnen van vis. Chargerend stelt Pauly: «straks kunnen we alleen nog maar kwallen eten», aangezien de vissoorten die aan het hoofd van de voedselweb staan (roofvissen) het sterkst worden overbevist.

Het algemene beeld dat veel bestanden werelwijd over-geëxploiteerd zijn, klopt en geldt ook tot op zekere hoogte voor Europese wateren. Om de ommekeer te maken heeft de EU afgesproken in 2015 alle bestanden te beheren volgens Maximum Sustainable Yield (MSY)-principe, wat onder andere betekent: werken volgens de ecosysteembenadering, langetermijnbeheerplannen en mogelijk lagere vangstmogelijkheden.

kst-26737-8-1.gif

De figuur (bron: D. Pauly 2008) geeft de relatie weer van de mate van bevissing en de tijd. Rond 1960 was nog bijna 70% van de bestanden minder dan optimaal bevist. In het jaar 2000 is reeds 60% overbevist of zelfs ingestort. Doortrekken van deze lijn geeft aan dat in 2048 de vis «op» is.

2. Stop met het TAC en quotasysteem, met name in de gemengde visserij.

In de gemengde visserij worden meerdere soorten tegelijkertijd gevangen. Het wetenschappelijk advies orgaan van de Europese Commissie (STECF) concludeerde in 2007 dat in de gemengde visserij de TACs en quota niet goed op elkaar zijn afgestemd (met name in de visserij op kabeljauw/schelvis/koolvis/wijting). De Europese Commissie erkent het probleem en beraadt zich nog op oplossingen. De internationale biologen van ICES zijn langzaam maar zeker aan het overschakelen van «single stock» modellen naar modellen voor gemengde visserij. Ook wordt nagedacht over een systeem van regulering louter op basis van inspanning (dagen op zee). Bedacht moet zeker worden dat ook aan dergelijke oplossingen weer specifieke problemen kleven.

3. Doe wat aan het discardprobleem (teruggooi van ondermaatse en niet gewenste vis).

  Wereldwijd wordt er pakweg 80 miljoen ton vis aangeland, maar ook 7–8 miljoen ton gediscard. Technische oplossingen zijn als een druppel op een gloeiende plaat. Alleen een volledige discardban (alle gevangen vis moet aangeland worden) zal werken.

De aanpak van het discardprobleem is een van de prioriteiten van het Europese beleid. Het Europees Parlement steunt de strategie ten aanzien van discards van de Europese Commissie. De Commissie start in april de consultatie van de stakeholders over voorstellen voor de vermindering van discards. De Nederlandse platvisvisserij staat op de nominatie om als eerste discard beperkende maatregelen te krijgen. Belangrijk is dat NL zich pro-actief in de discussie over de keuze van de maatregelen opstelt. Belangrijk is ook dat de sector van de noodzaak doordrongen raakt en aan de slag gaat met experimenten met concrete maatregelen.

4. Pak de foute subsidies aan. Wereldwijd wordt er 20–30 miljard aan visserijsubsidies gegeven. «Goede» subsidies dragen bij aan vermindering van de visserij-inspanning. «Foute» en «ugly» subsidies (zoals op brandstof), dragen bij aan een vergroting van de visserij-inspanning. De betalingen die de Europese Unie voor de vangstmogelijkheden in akkoorden met derde wereld landen doet, worden door Pauly ook gezien als «foute» subsidies.

Het probleem van subsidiëring wordt in de WTO besproken, waarbij over een vergaande disciplinering wordt onderhandeld. Met name subsidies die de capaciteit van de vloten vergroten, zullen worden verboden. De EU sluit voorts akkoorden met ontwikkelingslanden. In dit kader worden betalingen verricht voor de compensatie voor het vangen van vis (visrechten) en voor verbetering van de structuur van de visserijsectoren in betrokken landen. In de akkoorden worden duurzaamheidaspecten meegenomen en wordt een steeds belangrijker deel van de gelden bestemd voor onder andere onderzoek naar de visserij in de betreffende landen.

De EU kent geen subsidies die de capaciteit vergroten, alleen maar verkleinen. Nederland kent geen brandstof subsidies. Het geld uit het EVF wordt onder andere ingezet voor onderzoek voor verbetering van de biologische adviezen, het delen van kennis, innovatie en transitie in de sector en sanering van de vloot. In de afgelopen drie jaar is de capaciteit van de boomkorvloot reeds met een kwart afgenomen.

5. Stop bodemberoerende visserij. De bodemberoerende visserij (en hier noemt Pauly de Nederlandse boomkorvisserij) verandert de zeebodem in woestijnen.

Wetenschappers van Imares en anderen zijn het erover eens dat door de grote druk van bodemberoerende vistuigen, het bodemleven en de natuurkwaliteit van bepaalde zeebodems sterk achteruit is gegaan. Wel is de vraag te stellen of een lichte mate van bodemberoerende visserij niet ook juist de productiviteit van de zee kan verbeteren. Daarvan kunnen dan ook bepaalde vissoorten weer profiteren. Het stopzetten van deze vorm van visserij zou op mondiale schaal leiden tot een geringere bijdrage van de visserij in de voorziening van de eiwitbehoefte voor menselijke consumptie, waarvoor een vervanging zal moeten worden gevonden.

6. Het instellen van beschermde gebieden op zee (MPA’s) gaat te langzaam en ze zijn te klein. In 2002 is in Johannesburg afgesproken dat er in 2012 een wereldwijd netwerk van gebieden moet worden ingesteld om de visbestanden te kunnen laten herstellen.

Het instrument gesloten gebieden met als doel het beheer van visbestanden werkt vooral in gebieden met koraalriffen en lokale visbestanden. In grote gebieden, met wijdmigrerende vissoorten, is het zinloos om een klein gebied te sluiten. In Europa kennen we wel tijdelijke of gedeeltelijk gesloten gebieden, zoals de Scholbox, om jonge vis of juist kuitzieke vis te beschermen. De gebieden die door NL aangewezen worden voor Natura 2000 zullen nauwelijks bijdragen aan het directe herstel van visbestanden. Deze gebieden zijn immers geselecteerd om hun ecologische kenmerken, en niet omdat ze kraamkamers voor vis zouden zijn. Wel is het mogelijk om via deze gebieden een verdere verduurzaming van de visserij te stimuleren, door ze voor bepaalde visserijen, wel open te stellen. Het herstel van visbestanden zal in het algemeen evenwel via visserijbeheermaatregelen moeten geschieden.

II. Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) is in 2002 hervormd. Voorafgaand aan deze hervorming heeft de Europese Commissie onder meer op grond van de zorgwekkende ontwikkeling van de visbestanden geconstateerd dat het GVB niet heeft beantwoord aan haar doelstellingen.

In 2002 zijn in de doelstellingen van het GVB de voorzorgaanpak en de ecosysteembenadering expliciet opgenomen. Ook zijn afspraken gemaakt over een meerjarige aanpak bij het beheer van de visbestanden. Het onderdeel controle en handhaving kreeg daarnaast een prominente plaats, waarbij ook de basis is gelegd voor verdere harmonisatie van sancties bij overtredingen. Ter versterking van het draagvlak is besloten tot de oprichting van Regionale Advies Raden, samengesteld uit visserijorganisaties en andere vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties.

De in 2002 gemaakte afspraken zijn verder uitgewerkt en hebben onder meer geresulteerd in:

• De oprichting van de Regionale Advies Raden vanaf 2004;

• De oprichting van het Visserij Controle Agentschap in 2005;

• De besluitvorming over meerjarenbeheerplannen zoals het scholen tongbeheer in de Noordzee.

Het GVB zal in 2012 wederom worden herzien. Binnen de Europese Commissie wordt nu al nagedacht over de toekomstige hervorming. Naar verwachting zal deze herziening worden voorbereid op basis van een door de Commissie op te stellen Groenboek met daarin een analyse van het functioneren van het huidige beleid en opties voor de toekomst. Een dergelijk Groenboek biedt de basis voor discussies met de lidstaten en alle stakeholders. Op basis van de uitkomsten van deze discussie zal de Europese een voorstel voorleggen aan de Raad. Dit zal niet later moeten gebeuren dan begin 2011 om de Raad en het Europees Parlement voldoende tijd te geven voor de besluitvorming eind 2012.

Op basis van een meer uitgewerkte visie over de hervorming van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid zal ik tezijnertijd met u nader van gedachten wisselen.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven