26 734
Wijziging van de Woningwet naar aanleiding van enerzijds de evaluatie van die wet en anderzijds het project Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit (bouwvergunningprocedure en welstandstoezicht)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 juli 2000

Het voorstel van wet wordt gewijzigd als volgt.

A

Artikel I, onderdeel E, wordt gewijzigd als volgt.

1. Onder vernummering van de onderdelen 1 tot en met 3 tot 2 tot en met 4, wordt voor onderdeel 2 (nieuw) een onderdeel ingevoegd, luidende:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De gemeenteraad stelt een bouwverordening vast, die uitsluitend de voorschriften bevat, bedoeld in het tweede tot en met het zesde lid en artikel 43, derde lid.

2. In onderdeel 4 (nieuw) vervalt in het zesde lid de tweede volzin.

B

In artikel I, onderdeel F, wordt artikel 12 gewijzigd als volgt.

1. In het tweede lid vervalt onderdeel e en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel c vervangen door «, of» en wordt «, en» aan het slot van onderdeel d vervangen door een punt.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. De gemeenteraad betrekt de ingezetenen van de gemeente en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen bij de voorbereiding van besluiten tot vaststelling of wijziging van besluiten als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, op de wijze voorzien in de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde verordening.

C

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 12a, tweede lid, «Artikel 8, zesde lid, tweede volzin,» vervangen door: Artikel 12, vierde lid,.

D

In artikel I, onderdeel F, wordt in artikel 12b, vierde lid, voor de punt ingevoegd: , en kan niet worden herbenoemd in die commissie.

E

In artikel I, onderdeel N, wordt in artikel 43, onder vernummering van het derde tot vierde lid, na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

3. Met betrekking tot de categorieën van bouwwerken die bij de maatregel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, zijn aangewezen, kan, in afwijking van dat onderdeel en voorzover dat in die maatregel is aangegeven, voor een deel van het grondgebied van de gemeente in de bouwverordening worden bepaald dat voor het bouwen daarvan een lichte bouwvergunning is vereist, indien dat blijkens de welstandsnota, bedoeld in artikel 12, eerste lid, uit een oogpunt van welstand bijzonder aangewezen is.

F

In artikel I worden na onderdeel S twee onderdelen ingevoegd, luidende:

SA

In artikel 50, zevende lid, wordt na «vergunningverlening» ingevoegd:

, bedoeld in het zesde lid,.

SB

Artikel 51, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: Artikel 19a, achtste lid, eerste volzin, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is alsdan niet van toepassing op de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 50, vijfde lid.

G

Artikel VI, zesde lid, komt te luiden als volgt.

6. De termijn van artikel 12b, vierde lid, van de Woningwet vangt ten aanzien van een zittende voorzitter of een zittend lid van een welstandscommissie aan op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel. Evenwel vervalt het lidmaatschap van een voorzitter die of een lid dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel reeds twee jaar of meer zitting heeft in die commissie, twee jaar na dat tijdstip.

Toelichting

Onderdelen A en E

Onderdeel A hangt samen met onderdeel E. Onderdeel E, dat een nieuw tweede lid toevoegt aan artikel 43, is ingevoegd naar aanleiding van vragen en opmerkingen in het over het wetsvoorstel uitgebrachte verslag van de leden van de fracties van het CDA, D66, GPV en RPF en SGP over mogelijkheden tot gebiedsgerichte differentiatie van bouwvergunningsvrij bouwen. Dit nieuwe lid geeft, onder bepaalde voorwaarden, de gemeenteraad de bevoegdheid om bij de bouwverordening te bepalen dat bepaalde bouwwerken die in de algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen als vergunningsvrij, in een bepaald gebied van die gemeente licht-vergunningplichtig zijn.

Bedoelde voorwaarden zijn in elk geval:

1. De afwijkingsbevoegdheid geldt alleen voor die bouwwerken ten aanzien waarvan de algemene maatregel van bestuur afwijking expliciet toestaat. Het betreft dus niet alle in de maatregel aangewezen vergunningsvrije bouwwerken, maar slechts een aantal daarvan. Wanneer de gemeenteraad van die bevoegdheid gebruik maakt, kan hij – binnen de bij die algemene maatregel te stellen marges – zelf beslissen voor welke typen bouwwerken die afwijking moet gelden. Deze constructie maakt gebiedsgericht maatwerk mogelijk.

2. Het betreffende gebied vraagt uit een oogpunt van welstand om bijzondere aandacht of bescherming. Dit kan zowel gaan om een gebied dat uit een oogpunt van welstand voorloopt, als om een gebied dat qua welstand achterloopt. Voorts kan het bij zo'n gebied gaan om een gehele wijk maar ook om delen daarvan of om (een deel van) een enkele straat, zulks ter beoordeling van de gemeenteraad. De onderbouwing van zo'n gebiedsaanwijzing dient te blijken uit de welstandsnota. Derhalve, wil de gemeenteraad gebruik maken van de bevoegdheid die hem in dit artikellid gegeven wordt, dan moet hier in de welstandsnota specifiek aandacht aan zijn besteed.

In de maatregel kunnen meer voorwaarden worden opgenomen. Concreet wordt op dit moment gedacht aan de voorwaarde dat het te realiseren bouwwerk is geprojecteerd op een uit welstandsoptiek mogelijk gevoelige zijde van een bouwwerk, zoals de aan de openbare weg of het openbaar groen grenzende zijde.

Zie op dit punt ook de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel B, onder 1

Onderdeel e van artikel 12, tweede lid, kan vervallen omdat in artikel 44, eerste lid, onderdeel d, een bepaling van dezelfde strekking is opgenomen. Opname in artikel 44, eerste lid, verdient uit een oogpunt van wetgevingstechniek de voorkeur boven artikel 12, tweede lid.

Verder is de opsomming in artikel 12, tweede lid, niet cumulatief bedoeld, maar enuntiatief. Dit is nu tot uiting gebracht door het woordje «en» tussen de laatste twee onderdelen te vervangen door «of».

Onderdeel B, onder 2, en C

Onderdeel B, onder 2, is opgenomen naar aanleiding van vragen in het verslag van de leden van de fractie van de VVD, met betrekking tot artikel 12, in onderdeel F, van het wetsvoorstel. In plaats van de suggestie van deze leden om aansluiting te zoeken bij afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, is ervoor gekozen om, evenals in artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, te verwijzen naar artikel 150 van de Gemeentewet. Kortheidshalve wordt verder verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdelen D en G

Artikel 12b, vierde lid, in combinatie met de overgangsbepaling van artikel VI, liet nog te veel interpretatieruimte en sloot niet aan bij de bedoeling van het overgangsrecht, die overigens wel duidelijk is verwoord in de memorie van toelichting. De tekst van het wetsvoorstel is nu aangepast.

Onderdeel G

Bij de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 1999, 302), zijn ook de artikelen 50 en 51 van de Woningwet gewijzigd. Daarbij is ten gevolge van de aanvaarding van het amendement van het lid Verbugt (kamerstukken II 1998–99, 25 311, nr. 39) in beide artikelen een onvolledigheid geslopen. De onderhavige aanpassingen strekken ertoe die te herstellen.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Naar boven