nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 september 2004
Bijgaand treft u aan mijn antwoorden op de vragen over het eindadvies
van de Taakgroep Vernieuwing Basisvorming en mijn beleidsreactie daarop, die
10 september jl. zijn ingediend door uw Kamer (kamerstuk 26 733,
nr. 23). Deze vragen en antwoorden kunnen worden betrokken in het Algemeen
Overleg over dit onderwerp dat is gepland op woensdag 6 oktober.
Onderdeel van het eindadvies van de Taakgroep is een voorstel voor nieuwe
kerndoelen voor de onderbouw voortgezet onderwijs. Over een aantal kerndoelen
heb ik reacties ontvangen. Ik hecht eraan om u voorafgaand aan het Algemeen
Overleg te informeren hoe ik hiermee zal omgaan.
Voorop staat dat ik de door de Taakgroep voorgestelde set kerndoelen zoveel
mogelijk wil overnemen. Dat schreef ik ook in mijn beleidsreactie op het eindadvies.
De kerndoelen en de karakteristieken van de vak- en leergebieden dienen uitdrukkelijk
in samenhang bezien te worden en geven goede waarborgen voor een brede en
gemeenschappelijke basis voor alle leerlingen. Het advies van de Taakgroep,
inclusief de kerndoelen, is tot stand gekomen in nauwe interactie met leraren
en andere deskundigen en kan, mede daardoor, rekenen op breed draagvlak. Ingrijpende
aanpassing is dan wat mij betreft ook niet aan de orde.
Het eerste pleidooi voor aanpassing dat ik heb ontvangen betreft de kerndoelen
van het leergebied Engels. Gesuggereerd is om in de kerndoelen meer expliciet
aan te sluiten bij het Common European Framework of Reference (Europees Referentiekader voor Talen). Het Europees Referentiekader
voor Talen is de laatste paar jaren uitgegroeid tot een belangrijk raamwerk
voor het onderwijs in moderne vreemde talen binnen Europa. Het biedt zowel
aanknopingspunten voor doorlopende leerlijnen tussen de verschillende sectoren
(bijvoorbeeld van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs of van voortgezet
onderwijs naar de bve-sector) als voor mobiliteit tussen de Europese
landen. De door de Taakgroep voorgestelde kerndoelen – met name de nummers
11, 14, 15, 16 en 17 – leggen een expliciete relatie met het Europees
Referentiekader. Afhankelijk van de leerlingenpopulatie kan de school zich
oriënteren op de resultaatbeschrijvingen van de cellen in A1, A2 en B1
in het Referentiekader. De door de Taakgroep voorgestelde kerndoelen geven
bewust geen niveau van beheersing aan, het Referentiekader doet dat juist
wel. Het onderscheid naar beheersingsniveau kan en moet wel worden gemaakt
in de uitwerking die uiteindelijk in de scholen wordt bepaald. Volgens de
gekozen systematiek van de kerndoelen (niet alleen voor Engels, maar van alle
kerndoelen) moet het onderscheid naar beheersingsniveau worden gemaakt in
de uitwerkingen naar leerweg of schoolsoort, uiteindelijk op schoolniveau.
In die zin maakt de formulering van de kerndoelen integratie van het Europees
Referentiekader voor Talen juist goed mogelijk. Dat kan voor de onderwijssoorten
die het betreft ook gelden voor de andere moderne vreemde talen. Ik zal ook
blijven stimuleren dat het Referentiekader een belangrijk richtpunt wordt
voor concrete uitwerkingen van de kerndoelen, onder meer door in de AMvB kerndoelen
de rol die het Referentiekader speelt bij de uitwerking van de kerndoelen
nader te expliciteren.
Het tweede thema betreft maatschappelijke oriëntatie en burgerschap.
Ik heb, onder meer in mijn brief van 23 april over Onderwijs, integratie
en burgerschap (kenmerk PO/OO/2004/19279), aangegeven dat burgerschap in de
wet verankerd zal worden en ook in de kerndoelen tot uitdrukking gebracht
zal worden. In de kerndoelen en karakteristieken – met name van het
leergebied Mens en Maatschappij – komt de persoonlijke betrokkenheid
van leerlingen bij zichzelf en anderen en bij ontwikkelingen in de wereld,
in het verleden en in de maatschappij om hen heen, uitgebreid aan bod. Dit
zijn bij uitstek thema's die onder het begrip burgerschap vallen. Wel zal
in de karakteristiek van het leergebied Mens en Maatschappij nadrukkelijker
worden aangegeven dat scholen een opdracht hebben bij het bevorderen van (actief)
burgerschap. Het huidige artikel 17 van de WVO biedt daarnaast aanknopingspunten
om bij wet te regelen dat het onderwijs mede is gericht op de bevordering
van burgerschap en sociale integratie. Ik ben voornemens rond de jaarwisseling
een wetsvoorstel ter zake in procedure te brengen.
Ten slotte hecht het Kabinet eraan de relatie tussen de ontwikkelingen
en gebeurtenissen rond de Tweede Wereldoorlog en de relatie daarvan met het
heden nadrukkelijker in de kerndoelen te verankeren dan in het voorstel van
de Taakgroep het geval is. Daartoe stel ik een wijziging van de kerndoelen
37 en 47 voor, zoals hieronder beschreven.
KERNDOEL 37, LEERGEBIED «MENS EN MAATSCHAPPIJ»
De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,
ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen, en
leert daarbij in elk geval de relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en
ontwikkelingen in de 20e eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust),
en hedendaagse ontwikkelingen.
KERNDOEL 47, LEERGEBIED «MENS EN MAATSCHAPPIJ»
De leerling leert actuele spanningen, conflicten en
oorlogenin de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert
daarbij de doorwerking ervan op individuen en samenleving
(nationaal, Europees en internationaal) en de betekenis van internationale
samenwerking te zien.
De voorgestelde aanpassingen van kerndoel 37 en 47 zijn tot stand gekomen
op basis van suggesties van onder meer het Nationaal Comité 4 en 5 mei
en hebben instemming van deze en andere organisaties, alsmede van de Ministeries
van Algemene Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven