26 733
Evaluatie basisvorming

nr. 17
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2002

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen inzake het voornemen een taakgroep basisvorming in te stellen (26 733, nr. 16) de volgende vragen en opmerkingen aan de staatssecretaris voor te leggen. Deze vragen, alsmede de daarop bij brief d.d. 17 mei 2002 gegeven antwoorden, zijn – voorafgegaan door een inleiding van de staatssecretaris – hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

De wnd. griffier van de commissie,

De Kler

Inleiding

Enkele fracties binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben mij naar aanleiding van de brief inzake het voornemen een Taakgroep Basisvorming in te stellen (26 733, nr. 16), vragen en opmerkingen voorgelegd. Hierbij treft u de antwoorden daarop aan.

In aanvulling hierop deel ik u mede dat de huidige Hoofdinspecteur van het Voortgezet Onderwijs, de heer H. P. Meijerink, bereid is gevonden om het voorzitterschap van de Taakgroep Basisvorming op zich te nemen. De heer Meijerink zal per 1 september 2002 volledig beschikbaar zijn voor deze functie en zal daarom per die datum als hoofdinspecteur VO terugtreden. Naast de heer Meijerink zullen drie à vier personen worden aangezocht voor de Taakgroep. Zij zullen bij voorkeur afkomstig zijn uit het onderwijsveld en direct betrokken zijn bij de vormgeving van de basisvorming in hun eigen school of scholen.

Vragen en opmerkingen van leden van de PvdA-fractie

De Taakgroep Basisvorming moet gaan adviseren over de uitwerking van de nodige wijzigingen in de basisvorming. Zo moet ze het nieuwe kerndoelenprogramma gaan opstellen, met vakkenclustering aan de slag en advies geven over de mogelijkheid van een tweede vreemde taal naar keuze in het kerncurriculum. De omschrijving van de opdracht aan de Taakgroep roept bij leden van de PvdA-fractie verschillende vragen op. Zij vragen of bij het opstellen van het nieuwe kerndoelenprogramma de samenhangende inhoud van het programma voorop zal staan of de ambitie om een indeling in vakken te maken? De leden van de PvdA-fractie heeft sterke voorkeur voor het eerste, maar mist dit element in de taakomschrijving. Is de staatssecretaris bereid dit toe te voegen bij de opdracht zoals vermeld bij het eerste aandachtsstreepje in de brief?

1 Antwoord: Uitgangspunt voor de herziening is de huidige set van kerndoelen. Die set wordt geactualiseerd en teruggebracht op basis van het nieuwe criterium dat het geheel moet passen binnen een tijdsduur van tweederde deel van de onderwijstijd van twee leerjaar. Daarbij staat het bevorderen van samenhang en het tegengaan van een versnipperd aanbod centraal.

Waarom heeft de staatssecretaris niet, zoals de Kamer heeft verzocht, gekozen voor ontwikkeling van een leergebied «natuur» (met kerndoelen natuurkunde, techniek en scheikunde) en een leergebied «verzorging» (met kerndoelen biologie, verzorging en scheikunde)? Is zij bereid daar alsnog toe over te gaan?

2 Antwoord: Conform de uitkomst van het overleg van 13 maart 2002 over de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad zal door de taakgroep met voorrang gewerkt worden aan de advisering over de combinaties natuur-/scheikunde met techniek enerzijds en biologie met verzorging anderzijds. In het genoemde overleg heb ik tevens aangegeven dat ik in de ontwikkelfase de mogelijkheid voor andere modaliteiten niet op voorhand zou willen uitsluiten. Indien er bij scholen – bijvoorbeeld in het vmbo – behoefte blijkt te bestaan aan andere modaliteiten van leergebieden, zouden zij, gelet op de mogelijkheden van de school, de kerndoelen op een andere manier moeten kunnen clusteren.

De leden van de PvdA-fractie hebben de positie van de lerarenopleidingen gemist bij de ontwikkeling van de leergebieden. Horen de Nieuwe Lerarenopleidingen (NLO's) daarbij niet juist centraal te staan? Is de staatssecretaris bereid de invoering van leergebieden aan de NLO's te bevorderen? Zo ja, hoe? Is zij bereid dit onderdeel mee te nemen in de opdracht aan de Taakgroep?

3 Antwoord: In de brief van 12 april wordt expliciet aangegeven dat de lerarenopleidingen zullen worden betrokken bij de werkzaamheden van de Taakgroep. Door de opleidingen ook reeds in een vroeg stadium bij deze werkzaamheden te betrekken, wordt zowel een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van leergebieden in de basisvorming, als bij de invoering ervan in de lerarenopleidingen.

Voorts vragen de leden waarom bij de ontwikkeling van de leergebieden wordt gekozen voor experimenten op scholen. Is naast de opleiding van leraren de ontwikkeling van methoden en lesmateriaal niet een veel zwaarder wegende succesfactor bij de introductie van leergebieden? Is zij bereid deze weg in te slaan richting de Taakgroep, in plaats van de genoemde experimenten?

4 Antwoord: Beschikbaarheid van methoden en ander lesmateriaal vormt zeker een belangrijke succesfactor bij de introductie van leergebieden. Scholen en de professionals die daar werken, zijn echter de belangrijkste actoren bij de invoering van leergebieden en daarom ook bij de ontwikkeling daarvan. Ontwikkeling zonder directe en invloedrijke betrokkenheid van scholen houdt het risico in van ontwikkeling «over de hoofden heen» en zonder de directe praktische ervaring en inbreng van de uitvoerders. Leermiddelenontwikkelaars (en lerarenopleiders) dienen daarom in eerste instantie volgend te zijn. Gezien de lange ontwikkeltijd van leermiddelen en de specifieke deskundigheid van leermiddelenontwikkelaars is het wel van het grootste belang dat de educatieve uitgevers vroegtijdig en ook continu worden betrokken bij de ontwikkeling van de leergebieden. Daarom wordt in de reeds aangehaalde brief van 12 april dan ook expliciet een relatie gelegd naar de educatieve uitgevers, juist om de redenen die de fractie van de PvdA aangeeft.

Acht de staatssecretaris rapportage over de inhoud van het nieuwe kerndoelenprogramma per 1 januari 2003 werkelijk haalbaar? Waar baseert zij die veronderstelling op? Is het niet verstandiger meer tijd uit te trekken voor dit ingewikkelde proces?

5 Antwoord: Voor de eerste slag, het herzien van de huidige set kerndoelen, is gerekend met een tijdsduur van een half jaar. Het gehele ontwikkelings- en invoeringsproces zal meer tijd vergen. 1 augustus 2004 is het wettelijk ankerpunt voor de invoering van de «basisvorming-nieuwe-stijl», de daadwerkelijke invoering van bijvoorbeeld leergebieden zal deels worden bepaald door de ontwikkelkracht van individuele scholen. Daarmee is er sprake van een gefaseerde invoering, aansluitend bij de situatie in de scholen zelf.

Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie of al bekend is wie in de Taakgroep zitting gaan nemen.

6 Antwoord: Zodra de volledige bemensing van de taakgroep bekend is, zal ik de Tweede Kamer hiervan terstond op de hoogte stellen. Hierover zal ik u afzonderlijk berichten.

Vragen en opmerkingen van leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel tot het instellen van een taakgroep basisvorming. Zij zijn van mening dat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de taakgroep glashelder moeten zijn. Voorkomen moet worden dat producten van de taakgroep door het onderwijsveld opgevat worden als pseudo-regelgeving. Naar het oordeel van deze leden dient te allen tijde voorkomen te worden dat de taakgroep een vergelijkbare onduidelijke positie krijgt zoals het procesmanagement voortgezet onderwijs die heeft gehad. De leden van de VVD-fractie pleiten er derhalve voor dat de taakgroep uitsluitend rapporteert aan de verantwoordelijke bewindspersoon, die op zijn/haar beurt besluit of en zo ja op welke wijze producten van de taakgroep openbaar worden gemaakt. Graag ontvangen deze leden hierop een positieve reactie van de staatssecretaris.

1 Antwoord: Ik ben het met dit uitgangspunt eens. De brief van 12 april 2002 (kamerstuk 26 733, nr. 16, vergaderjaar 2001–2002) geeft dit ook aan. Voor het verwerven van draagvlak in het onderwijs zelf zullen overigens wel tussenproducten en concepten van producten worden besproken met onderwijsprofessionals. De definitieve producten zullen echter eerst na fiat van de staatssecretaris openbaar worden gemaakt.

De leden van de VVD-fractie zijn niet gelukkig met de ontwikkeling van verschillende modaliteiten voor de leergebieden science en mens en maatschappij. Er moet nu duidelijkheid worden geboden, opdat daarmee rekening kan worden gehouden bij de ontwikkeling van leermiddelen en op de lerarenopleidingen en de scholen. De leden van de VVD-fractie pleiten voor twee combinatievakken, namelijk de combinatie natuurkunde/scheikunde met techniek en de combinatie biologie met verzorging. Zij vragen de staatssecretaris de taakgroep te verzoeken een spoedadvies over deze twee combinatievakken uit te werken.

2 Antwoord: Conform de uitkomst van het overleg van 13 maart 2002 over de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad zal door de taakgroep met voorrang gewerkt worden aan de advisering over de door de VVD-fractie genoemde combinaties natuur-/scheikunde met techniek enerzijds en biologie met verzorging anderzijds. In het genoemde overleg heb ik tevens aangegeven dat ik in de ontwikkelfase de mogelijkheid voor andere modaliteiten niet op voorhand zou willen uitsluiten. Indien er bij scholen – bijvoorbeeld in het vmbo – behoefte blijkt te bestaan aan andere modaliteiten van leergebieden, zouden zij, gelet op de mogelijkheden van de school, de kerndoelen op een andere manier moeten kunnen clusteren.

Vragen en opmerkingen van leden van de CDA-fractie

De CDA-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de opdracht van de taakgroep basisvorming. Het spreekt de leden van de CDA-fractie aan te werken met een kleine taakgroep bestaande uit personen die vanuit scholen zelf nauw betrokken zijn bij de ontwikkeling en de vormgeving van de basisvorming.

Bij de oplossing van de taken wordt als tweede punt genoemd: «Het ontwikkelen van leergebieden natuur, mens en maatschappij en kunst vanuit de inhoud van de vakken waaruit een leergebied is samengesteld. Hiertoe zullen in experimenten op schoolniveau verschillende modaliteiten voor leergebieden worden uitgewerkt. Ook worden richtlijnen en handreikingen voor de invoering op schoolniveau opgesteld».

De leden van de CDA-fractie vragen of met betrekking tot de leergebieden niet wat meer duidelijkheid of sturing geboden is. Het brede science bestaande uit vijf vakken (natuurkunde, scheikunde, techniek, biologie en verzorging) vond weinig steun in de Kamer. Komen er nu toch experimenten met dit brede vak science? De leden van de CDA-fractie achten zulke experimenten ook niet zo kansrijk gelet op de moeizame manier waarop een vak als na/sk, opgebouwd uit de twee vakken natuuren scheikunde, tot stand komt.

De leden van de CDA-fractie zouden experimenten rond leergebieden, gelet op de mogelijkheden van scholen, voorshands willen beperken tot twee clusters. Eén cluster natuurkunde, scheikunde en techniek en daarnaast een cluster biologie en verzorging. Daardoor wordt er ook meer richting gegeven aan de ontwikkeling van leermiddelen voor de leergebieden. Los hiervan bestaat er voor de afzonderlijke scholen altijd nog de mogelijkheid om, gelet op de aanwezige mogelijkheden in de school, op een andere manier te clusteren. De leden van de CDA-fractie zouden graag de reactie van de staatssecretaris hierop vernemen.

1 Antwoord: Conform de uitkomst van het overleg van 13 maart 2002 over de beleidsreactie op het advies van de Onderwijsraad zal door de taakgroep met voorrang gewerkt worden aan de advisering over de combinaties natuur-/scheikunde met techniek en biologie met verzorging. In het overleg heb ik tevens aangegeven dat in de ontwikkelfase de mogelijkheid voor andere modaliteiten niet op voorhand uitgesloten moet worden. Het kan zijn dat scholen verschillende wijzen van ordening zouden voorstaan, mede gebaseerd op de schoolsoort. De ruimte om ook andere modaliteiten van een leergebied of leergebieden «natuur» te ontwikkelen, wil ik daarom op voorhand behouden voor scholen die deze modaliteiten zouden willen aanbieden. De educatieve uitgevers zullen vroegtijdig en continu worden betrokken bij de ontwikkeling van de leergebieden, zodat hen voldoende richting gegeven wordt voor de ontwikkeling van de leermiddelen.

De CDA fractie vindt het goed dat bezien wordt of een tweede moderne vreemde taal naast Engels in het kerncurriculum moet worden opgenomen. Wel wil de CDA fractie opmerken dat nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de zwakke leerlingen waarvoor dit een te zware belasting is. Zij moeten daardoor niet in de problemen komen.

2 Antwoord: Daarmee ben ik het eens. In de opdracht aan de taakgroep is hierin voorzien. In de reeds aangehaalde brief van 12 april wordt aangegeven dat de taakgroep wordt gevraagd te bezien in hoeverre het mogelijk is een tweede moderne vreemde taal in het kerncurriculum (hetgeen het voor alle leerlingen verplichte curriculum is) op te nemen en hierover advies uit te brengen aan de minister/staatssecretaris.

Voor de verschillende voorstellen van de taakgroep dient uitgangspunt te zijn dat er voldoende draagvlak in het veld is. Ook moet duidelijk zijn dat de methoden die daarbij horen ook op tijd klaar zullen zijn.

3 Antwoord: Daarmee ben ik het eens. Beide onderdelen zullen deel uitmaken van de opdracht aan de taakgroep. Het draagvlak in het veld wordt verkregen door het betrekken van scholen, docenten-, ouder- en leerlingpanels bij de werkzaamheden van de taakgroep. Door het vroegtijdig en continu betrekken van de educatieve uitgevers bij de werkzaamheden, wordt voldoende gewaarborgd dat de benodigde methoden tijdig kunnen worden opgeleverd.


XNoot
1

Samenstelling:

Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Van der Hoeven (CDA), Rabbae (GroenLinks), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), Visser-van Doorn (CDA), Wagenaar (PvdA), Belinfante (PvdA), ondervoorzitter, Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Eurlings (CDA), Slob (ChristenUnie) en Van Splunter (VVD).

Plv leden: Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), vacature GroenLinks, Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), De Cloe (PvdA), Gortzak (PvdA), Molenaar (PvdA), C. Çörüz (CDA), Spoelman (PvdA), Passtoors (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Wijn (CDA), Stellingwerf (ChristenUnie) en Blok (VVD).

Naar boven