26 733
Evaluatie basisvorming

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Zoetermeer, 19 februari 2001

In het algemeen overleg met de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 14 februari jl. is gesproken over de vakkencombinaties in de basisvorming en het advies van de Onderwijsraad over de inrichting van de basisvorming op de middellange termijn. Toegezegd is dat de Onderwijsraad aanvullend een aantal specificaties bij de aanvraag zou worden gegeven. Aan die toezegging heb ik voldaan met mijn brief van 19 februari met kenmerk VO/BOB/2001/7592. Een afschrift bied ik u hierbij aan.1

In het overleg is met betrekking tot de vakkencombinaties uitdrukkelijk aan de orde geweest de breedte van de bevoegdheid, de relatie met de bekwaamheid en scholing van de leraar. Tevens is stilgestaan bij monitoring van het gebruik van vakkencombinaties. Deze brief gaat nader op deze onderwerpen in, waarbij wordt geschetst wat al mogelijk is en welke uitbreiding ik voorsta. De Beleidsbrief Vakkencombinaties van 17 september 1992 (Kamerstuk 22 832, nr. 1) en de ontwikkelingen in de praktijk zijn daarbij uitgangspunt.

Het combineren van vakken is sinds de invoering van de basisvorming voor een beperkt aantal combinaties van vakken mogelijk. Hiermee kan recht worden gedaan aan de kenmerken van bepaalde groepen leerlingen en / of bepaalde schooltypen binnen de school. Het werken met vakkencombinaties kan zo door de scholen worden gebruikt als instrument voor differentiatie in de basisvorming. In de periode na de basisvorming is slechts sprake van afzonderlijke vakken, waarvoor de desbetreffende bevoegdheid is vereist. De leraar die bevoegd wordt voor het combinatievak in de leerjaren van de basisvorming verkrijgt daardoor dus niet de bevoegdheid voor de afzonderlijke (examen)vakken.

Beleidsbrief van 1992

De huidige regelgeving is gebaseerd op de Beleidsbrief Vakkencombinaties van 1992. In deze brief wordt ingegaan op de vragen met betrekking tot het waarom, het wat en het hoe van vakkencombinaties. Op dit moment zijn voor het debat vooral de laatste twee vragen van belang: wat wordt gecombineerd en hoe wordt dit geregeld?

In 1992 is aangegeven dat vakkencombinaties al heel lang deel uitmaken van het – voormalig – lager beroepsonderwijs: kennis der natuur en geschiedenis/aardrijkskunde. Voor deze combinaties was de onderwijsbevoegdheid zo geregeld dat een leraar bevoegd was voor de combinatie als hij of zij bevoegd was voor één van de constituerende vakken van de combinatie. De regelingen voor de nieuwe combinaties uit 1992, zoals die nu zijn opgenomen in het Inrichtingsbesluit W.V.O. en de Regeling bewijzen van bekwaamheid O.W.V.O. zijn hierop gebaseerd. Het betreft dus feitelijk een sinds lang bestaande regeling.

Het gaat steeds om leraren die reeds een bevoegdheid bezitten voor één van de vakken van de combinatie. De vakken binnen één combinatie zijn onderling verwant. De inhoudelijke verwantschap tussen de kerndoelen van de vakken binnen de combinatie is – juist in de periode en op het niveau van de basisvorming – dusdanig groot, dat het verplicht behalen van een volledige tweede of derde bevoegdheid een onnodig zware eis is voor het geven van kwalitatief goed onderwijs in de basisvorming.

Techniek en verzorging

Het voorstel voor uitbreiding van de huidige combinaties concentreert zich rond de vakken techniek en verzorging. Ook in 1992 is overwogen om de vakken techniek en verzorging in de voorgestane combinaties te betrekken, maar daar is toen van afgezien omdat deze vakken nieuw waren en nog geen eigenstandige positie binnen het curriculum hadden. In de bewoordingen van de Beleidsbrief Vakkencombinaties: «Aangezien het hier (i.c. verzorging) een nieuw vak betreft, pleit ik ervoor het vak verzorging eerst tot volle wasdom te laten komen, alvorens het als combinatievak mogelijk te maken [...] Evenzeer acht ik dit van toepassing op een vakkencombinatie waarin het vak techniek is opgenomen, anders dan in combinatie met informatiekunde.» Nu beide vakken – techniek en verzorging – zich hebben ontwikkeld tot vakken met een eigen identiteit, worden combinaties met deze vakken mogelijk. In het overleg van 6 en 7 december jl. is zo ook over de beleidsreactie op het Inspectierapport over de Basisvorming gesproken. In het overleg werden onder andere de combinaties natuur- en scheikunde en techniek genoemd, en biologie en verzorging. De uitbreiding strekt zich, op advies van Axis, tevens uit tot wiskunde. Als argument is gegeven dat de samenhang van techniek met de bètavakken de positie van techniek versterkt. In onderstaand overzicht is door middel van vetgedrukte tekst de uitbreiding ten opzichte van de vigerende regelgeving zichtbaar gemaakt. De beperking van de mogelijke omvang van de combinaties is expliciet aangegeven.

a. twee of drie van de vakken natuur- en scheikunde, biologie, wiskunde, techniek;

b. twee of drie van de vakken geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economie;

c. verzorging met één of twee van de vakken biologie en economie;

d. twee of meer van de vakken behorende tot de beeldende vorming;

e. informatiekunde en één van de vakken Nederlandse taal, economie, wiskunde, natuur- en scheikunde, techniek

Scholing

De school beslist of vakkencombinaties in de basisvorming gehanteerd worden. Tot op heden hebben scholen hier terughoudend gebruik van gemaakt. Het besluit om in de basisvorming met vakkencombinaties te werken is een ingrijpende onderwijskundige beslissing, die de school met redenen neemt en uitvoerig met de leraren bespreekt. Een besluit daartoe vergt opneming in het schoolplan en dientengevolge instemming van de medezeggenschapsraad. Het bevoegd gezag zal bij een beslissing omtrent invoering zorgvuldig te werk gaan en daarbij de vraag betrekken wie van de docenten het gecombineerde vak kan gaan geven. Inzet van een leraar is afhankelijk van de invulling van de combinatie die een school voorstaat, de bevoegdheid van de leraar voor één vak uit de combinatie en zijn bekwaamheid voor een ander vak of voor de andere vakken van de combinatie.

In dit besluitvormingsproces binnen de school past ook het maken van afspraken over de eventueel benodigde scholing van de desbetreffende docent. Ook in 1992 is dit onderwerp aan de orde gekomen en is geconcludeerd dat «het wettelijk verplicht stellen van de nascholing niet past in het huidige beleid [...] en de consequentie (van vakkencombinaties) tot uitdrukking zal komen in het nascholingsplan van de school». Deze laatste constatering neemt aan kracht toe in relatie tot de ontwikkelingen op het terrein van het integraal personeelsbeleid, autonomie van scholen en de in de maak zijnde Wet op de beroepen in het onderwijs.

De school kan met de leraar tot de conclusie komen dat additionele scholing gericht op het combinatievak nodig is. Deze scholing beperkt zich tot de vakkencombinatie in de basisvorming en hoeft derhalve niet te leiden tot een volledige bevoegdheid in het andere afzonderlijke vak of de andere afzonderlijke vakken.

In onze brief aan de Tweede Kamer over de uitgangspunten voor een Wet op de beroepen in het onderwijs (d.d. 12 februari 2001, kenmerk AB/BAP/2001/7035) is aangegeven dat met behulp van het vaststellen van bekwaamheidseisen wordt gestreefd naar een kwalificatiestructuur voor de onderwijsberoepen. In het voorstel moet elke leraar voldoen aan de actuele bekwaamheidseisen. De genoemde brief zal op een nader te bepalen moment uitvoerig met uw Kamer besproken worden.

Monitoring

Monitoring is gewenst. Daartoe zal ik de Inspectie verzoeken om, in aansluiting op het Inspectieonderzoek uit 1995 naar de vakkencombinaties, systematisch na te gaan wanneer, waarom en hoe scholen overgaan tot vakkencombinaties en wat dat betekent voor de inhoud van het programma en de inzet van leraren.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven