26 732
Algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000)

nr. 93
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2001

Tijdens de behandeling van de nieuwe Vreemdelingenwet heeft het lid Kamp een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht herhaalde asielaanvragen in één nader aan te wijzen aanmeldcentrum te laten behandelen en – in samenhang met de invoering van de ex-nunc toetsing in asielzaken – een vreemdeling geen gratis rechtsbijstand te verlenen indien er sprake is van een herhaalde asielaanvraag.

Ik heb bij die gelegenheid aangegeven met de raden voor rechtsbijstand te bespreken hoe met betrekking tot het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand onder de huidige wet- en regelgeving wordt omgegaan.

In deze brief kom ik thans terug op deze problematiek. Voor wat betreft het verzoek aan de regering om herhaalde asielaanvragen in één nader aan te wijzen aanmeldcentrum te laten behandelen, streef ik ernaar u voor de zomer nader te kunnen berichten.

Allereerst meen ik er goed aan te doen nogmaals te benadrukken dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen een herhaalde asielaanvraag, dus een aanvraag waarbij geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht, en een tweede of volgende asielaanvraag op grond van nieuwe feiten en omstandigheden. De motie heeft betrekking op de eerstgenoemde categorie asielaanvragen.

De raden voor rechtsbijstand hebben een geautomatiseerd systeem waarin onder meer de historische gegevens van aanvragers van gesubsidieerde rechtsbijstand worden opgeslagen. Dit leidt ertoe dat wordt gesignaleerd dat van een tweede of volgende aanvraag sprake is. Dit behoeft niet altijd een zelfde rechtsbelang te betreffen maar kan bijvoorbeeld ook de toevoegings-aanvraag voor het bezwaar of beroep betreffen. Indien de rechtsbijstandver-lener voor hetzelfde rechtsbelang een tweede of volgende aanvraag indient, is dit voor de raden aanleiding tot nader onderzoek. De raden voor rechtsbijstand onderzoeken in dat geval of nieuwe feiten en omstandigheden naar voren worden gebracht. Indien dit niet het geval is worden de werk-zaamheden van de rechtsbijstandverlener geacht in beginsel onder het bereik van de eerder afgegeven toevoeging te vallen. Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) moet de rechtsbijstandverlener vervolgens in de gelegenheid worden gesteld alsnog nieuwe feiten en omstandigheden aan te voeren. Indien de rechtsbijstandverlener geen nieuwe feiten of omstandigheden aanvoert of wenst aan te voeren, wijzen de raden voor rechtsbijstand de toevoegingsaanvraag af.

De raden voor rechtsbijstand hebben mij medegedeeld de aanwezigheid van nieuwe feiten en omstandigheden nauwgezet te toetsen. Deze toetsing kan echter niet anders dan marginaal zijn. Bij hun inhoudelijke toetsing kunnen de raden namelijk niet zo ver gaan dat zij vooruitlopen op de inhoudelijke beslissing van de vreemdelingenrechter. Immers, de vraag óf de gestelde nieuwe feiten en omstandigheden voldoende zwaarwichtig zijn om met betrekking tot de asielaanvraag tot een ander oordeel te komen is voorbehouden aan de vreemdelingenrechter. De grenzen van de beoordeling door de raden worden dus enerzijds bepaald door een zorgvuldige toetsing van de aanwezigheid van zodanige nieuwe feiten en omstandigheden dat een herhaalde aanvraag niet van elke grond is ontbloot, anderzijds moeten de raden de weging van deze feiten en omstandigheden aan de rechter overlaten.

Ik ben van mening dat de werkwijze van de raden voor rechtsbijstand mede met het oog op de bepalingen van de Wet op de rechtsbijstand en de AWB op dit moment adequaat is. Tweede of volgende toevoegingsaanvragen zonder nieuwe feiten en omstandigheden worden niet gehonoreerd. Op toevoegingsaanvragen die voorzien zijn van serieus te nemen nieuwe feiten en omstandigheden wordt positief beschikt.

Na inwerkingtreding van de nieuwe Vreemdelingenwet beslist de vreemdelingenrechter in asielzaken in tegenstelling tot thans in beginsel ex nunc. Dit betekent dat nieuwe aanvragen wegens nieuwe feiten en omstandigheden kunnen worden voorkomen en een rechterlijk oordeel voorhanden is waarin de laatste feiten en omstandigheden een rol hebben kunnen spelen. Uiteraard zal dat betekenen dat de raden voor rechtsbijstand alleen dan een toevoegingsaanvraag voor een tweede of volgende asielaanvraag kunnen honoreren wanneer er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die de rechter niet al kon meewegen bij de behandeling van het eerste verzoek. De raden voor rechtsbijstand hebben mij medegedeeld mijn mening in deze te delen.

Hierop aansluitend heb ik het voornemen het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria te wijzigen. Hierdoor wordt de wettelijke basis voor de huidige uitvoeringspraktijk van de raden voor rechtsbijstand versterkt.

Indien een toevoeging wordt aangevraagd voor een herhaalde asielaanvraag zal de toevoeging slechts verstrekt worden indien de rechtsbijstandverlener – ten genoegen van de raad voor rechtsbijstand – aannemelijk kan maken dat hij het nieuwe feit respectievelijk omstandigheid niet al tijdens de behandeling van het eerste verzoek door de bestuursrechter naar voren heeft kunnen brengen.

Daarnaast zal ik de raden voor rechtsbijstand verzoeken na invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet de afgifte c.q. weigering van toevoegingen voor herhaalde asielaanvragen te monitoren. Ook in de huidige systematiek kan informatie worden verstrekt over vervolgtoevoegingen. Een onderscheid in vervolgtoevoegingen (bezwaar, beroep, nieuwe aanvraag) is echter alleen op individueel niveau mogelijk. Geaggregeerde gegevens kunnen op dit moment dus nog niet worden geleverd.

Het uitsluiten van het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand voor een tweede of volgende asielaanvraag indien zich nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan acht ik niet houdbaar. Immers de mogelijkheid om een nieuw – op nieuwe feiten en omstandigheden gebaseerd – asielverzoek in te dienen, zou daarmee doorgaans feitelijk illusoir worden gemaakt.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Naar boven