nr. 54
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
I
De aanhef komt te luiden:
1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde
tijd als bedoeld in artikel 26 kan worden afgewezen indien:.
II
Onderdeel a komt te luiden:
a. een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag
of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie
verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, tenzij deze berust
op relevante feiten die bij de beslissing door de autoriteiten van dat land
geen rol hebben kunnen spelen;.
III
Toegevoegd wordt een lid, luidende:
2. De aanvraag wordt niet afgewezen op de grond, bedoeld in het eerste
lid, onderdeel a, indien Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling
van de aanvraag van de echtgenoot of partner van de vreemdeling of diens kind,
of, indien de vreemdeling zelf minderjarig is, diens vader of moeder en de
vreemdeling met de behandeling van zijn aanvraag door Nederland instemt.
Toelichting
Met dit amendement wordt de imperatieve bepaling van artikel 28 omgezet
in een facultatieve bepaling. Dit geeft de overheid de nodige ruimte om het
asielverzoek zelf in behandeling te nemen, waarvoor humanitaire of verdragsrechtelijke
redenen kunnen zijn. Het opnieuw opnemen van de huidige tenzij-clausule geeft
aan dat de huidige praktijk en jurisprudentie nog van kracht blijft.
Toevoeging van het tweede lid heeft tot gevolg dat de regering de gezinseenheid
niet in gevaar brengt bij een mogelijke verantwoordelijkheidsverdeling van
asielzoekers tussen verschillende staten.
Halsema