26 732
Algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000)

nr. 54
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA

Ontvangen 6 juni 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

I

De aanhef komt te luiden:

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 26 kan worden afgewezen indien:.

II

Onderdeel a komt te luiden:

a. een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, tenzij deze berust op relevante feiten die bij de beslissing door de autoriteiten van dat land geen rol hebben kunnen spelen;.

III

Toegevoegd wordt een lid, luidende:

2. De aanvraag wordt niet afgewezen op de grond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, indien Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag van de echtgenoot of partner van de vreemdeling of diens kind, of, indien de vreemdeling zelf minderjarig is, diens vader of moeder en de vreemdeling met de behandeling van zijn aanvraag door Nederland instemt.

Toelichting

Met dit amendement wordt de imperatieve bepaling van artikel 28 omgezet in een facultatieve bepaling. Dit geeft de overheid de nodige ruimte om het asielverzoek zelf in behandeling te nemen, waarvoor humanitaire of verdragsrechtelijke redenen kunnen zijn. Het opnieuw opnemen van de huidige tenzij-clausule geeft aan dat de huidige praktijk en jurisprudentie nog van kracht blijft. Toevoeging van het tweede lid heeft tot gevolg dat de regering de gezinseenheid niet in gevaar brengt bij een mogelijke verantwoordelijkheidsverdeling van asielzoekers tussen verschillende staten.

Halsema

Naar boven