nr. 36
AMENDEMENT VAN HET LID KAMP C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Artikel 29, tweede lid, onderdelen g en h, komen te luiden:
g. de vreemdeling afkomstig is uit een land dat partij is bij het Vluchtelingenverdrag
en één van de andere in artikel 28, onder d, bedoelde verdragen
en de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat het die verdragsverplichtingen
ten aanzien van hem niet nakomt;
h. de vreemdeling heeft verbleven in een derde land dat partij is bij
het Vluchtelingenverdrag en één van de in artikel 28, onder
d, bedoelde verdragen en de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat
het die verdragsverplichtingen ten aanzien van hem niet nakomt;
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe in artikel 29 een inhoudelijke omschrijving
te geven van de gevallen waarin de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning,
bedoeld in artikel 26 van het wetsvoorstel, kan worden afgewezen omdat de
vreemdeling eerder heeft verbleven in een veilig (derde) land van herkomst.
Daarin verschilt het amendement van de tekst van de huidige wet: er zal niet
langer sprake hoeven zijn van een door de Staatssecretaris opgestelde lijst
van veilige (derde) landen, maar van de vreemdeling wordt verwacht dat hij
aannemelijk maakt dat het betreffende land voor hem niet veilig is. Van de
Staatssecretaris van Justitie wordt verwacht dat er voldoende adequate informatie
wordt verzameld om te kunnen beoordelen of de vreemdeling aannemelijk heeft
gemaakt dat het betreffende land de verdragsverplichtingen ten aanzien van
hem niet zal nakomen.
Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt, dat onder de «in artikel
28, onder d, bedoelde verdragen» ook het IVBPR is begrepen.
Kamp
Middel
Albayrak
Dittrich