nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 48, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden van illegaal
verblijf» vervangen door: concrete aanwijzingen over illegaal verblijf.
II
Artikel 48, vierde lid, komt te luiden:
4. Indien nog grond bestaat voor het vermoeden dat de opgehouden persoon
geen rechtmatig verblijf heeft, kan de in het tweede en derde lid bepaalde
termijn door de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee respectievelijk
door de korpschef, bevoegd ter plaatse waar die persoon zich bevindt, in het
belang van het onderzoek met ten hoogste acht en veertig uren worden verlengd.
III
In artikel 49, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden hebben»
vervangen door: beschikken over concrete aanwijzingen.
IV
In artikel 49, derde lid, wordt «een redelijk vermoeden hebben»
vervangen door: beschikken over concrete aanwijzingen.
V
In artikel 51, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden bestaat»
vervangen door: concrete aanwijzingen bestaan.
Toelichting
Bij het gekozen criterium «redelijk vermoeden» is het risico
op oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid staande te houden bij een strafrechtelijke
aanleiding, of handhaving van de openbare orde groot. Bovendien is er het
gevaar dat wordt staande gehouden op basis van etnische kenmerken, taalgebruik
of huidskleur, wat een discriminatoir effect kan hebben. Dit amendement beoogt
oneigenlijk en discriminatoir gebruik te voorkomen door vast te houden aan
het criterium onder de huidige wet. Voor de formulering van lid 4 is dan ook
aangesloten bij artikel 19, derde lid, van de huidige wet. Door «redelijk
vermoeden» steeds te vervangen door «concrete aanwijzingen»
is gewaarborgd dat de ambtenaren steeds met hetzelfde criterium te maken hebben
bij het uitoefenen van toezicht.
Halsema