26 732
Algehele herziening van de Vreemdelingenwet (Vreemdelingenwet 2000)

nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA

Ontvangen 30 mei 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 48, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden van illegaal verblijf» vervangen door: concrete aanwijzingen over illegaal verblijf.

II

Artikel 48, vierde lid, komt te luiden:

4. Indien nog grond bestaat voor het vermoeden dat de opgehouden persoon geen rechtmatig verblijf heeft, kan de in het tweede en derde lid bepaalde termijn door de bevelhebber van de Koninklijke marechaussee respectievelijk door de korpschef, bevoegd ter plaatse waar die persoon zich bevindt, in het belang van het onderzoek met ten hoogste acht en veertig uren worden verlengd.

III

In artikel 49, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden hebben» vervangen door: beschikken over concrete aanwijzingen.

IV

In artikel 49, derde lid, wordt «een redelijk vermoeden hebben» vervangen door: beschikken over concrete aanwijzingen.

V

In artikel 51, eerste lid, wordt «een redelijk vermoeden bestaat» vervangen door: concrete aanwijzingen bestaan.

Toelichting

Bij het gekozen criterium «redelijk vermoeden» is het risico op oneigenlijk gebruik van de bevoegdheid staande te houden bij een strafrechtelijke aanleiding, of handhaving van de openbare orde groot. Bovendien is er het gevaar dat wordt staande gehouden op basis van etnische kenmerken, taalgebruik of huidskleur, wat een discriminatoir effect kan hebben. Dit amendement beoogt oneigenlijk en discriminatoir gebruik te voorkomen door vast te houden aan het criterium onder de huidige wet. Voor de formulering van lid 4 is dan ook aangesloten bij artikel 19, derde lid, van de huidige wet. Door «redelijk vermoeden» steeds te vervangen door «concrete aanwijzingen» is gewaarborgd dat de ambtenaren steeds met hetzelfde criterium te maken hebben bij het uitoefenen van toezicht.

Halsema

Naar boven