26 729
Integrale aanpak Mestproblematiek

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ EN VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2000

In de brief die wij u op 25 februari jl. (kamerstuk 26 729, nr. 19) hebben doen toekomen over de voortgang van het mestbeleid en de invulling van het flankerend beleid, zegden we u toe u omstreeks deze tijd te zullen informeren over de afronding van de besprekingen met de betrokken provincies en de VNG over de nadere invulling van «ruimte voor ruimte», de proefprojecten in het kader van de reconstructie en het stank- en ammoniakbeleid. Eerder deze week zijn deze gesprekken afgerond; de conclusies zijn vastgelegd in een bestuurlijk afsprakenkader, dat wij u bijgaand toezenden. Voor de inhoud van het afsprakenkader verwijzen we u daarom naar deze bijlage.1

Met de 5 provincies is overeengekomen dat zij de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de organisatie van (voor)financiering en de garantstelling van de toepassing van de vergoeding voor de sloop van gebouwen en voor de waarde van de stallen. Aanvragen voor een subsidie op grond van deze regeling kunnen voor het eerst worden ingediend tussen 22 maart en 20 april aanstaande; het besluit hiertoe is heden in de Staatscourant gepubliceerd.

Op 7 maart jl. heeft de Begeleidingscommissie herstructurering veehouderij advies uitgebracht over enkele aspecten verband houdende met de in de brief van 25 februari jl. aangekondigde bedrijfsbeëindigingsregeling. Dit advies treft u eveneens aan als bijlage bij deze brief1. De aanbevelingen uit dit advies zijn betrokken bij de vaststelling van de regeling.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

J. P. Pronk


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven