nr. 21
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK
Ontvangen 21 januari 2000
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Hoofdstuk 1, afdeling A, artikel V Wet op de loonbelasting
1964 wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel P wordt in artikel 21c na onderdeel b, onder verlettering
van de onderdelen c en d in d en e, ingevoegd:
c. aanvullende arbeidskorting (artikel 22aa);.
II
In onderdeel R wordt na artikel 22a ingevoegd:
Artikel 22aa
1. Voor de werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet
in de zin van artikel 22a, en van wie dat loon met uitzondering van de bijzondere
beloningen als bedoeld in artikel 26, eerste lid, niet meer bedraagt dan € 20 670
(f 45 551), is de aanvullende arbeidskorting van toepassing.
2. De aanvullende arbeidskorting bedraagt € 635 (f 1400).
3. Indien het in het eerste lid bedoelde loon meer bedraagt dan € 13 780
(f 30 367), wordt het bedrag van de aanvullende arbeidskorting verminderd
met 9,216% van dat loon voorzover dat meer bedraagt dan € 13 780
(f 30 367).
4. Indien de arbeidsduur van de belastingplichtige doorgaans minder bedraagt
dan 36 uren per week, wordt dit artikel toegepast nadat het bedrag genoemd
in het tweede lid, de loongrenzen en het percentage zijn verlaagd. De verlaagde
loongrenzen en het verlaagde percentage worden berekend door de in dit artikel
genoemde loongrenzen en het genoemde percentage te vermenigvuldigen met de
breuk W / 36, waarbij W staat voor het aantal arbeidsuren dat de belastingplichtige
doorgaans per week werkt. Indien de arbeidsduur van de belastingplichtige
in het kalenderjaar niet doorgaans eenzelfde aantal uren per week bedraagt,
wordt W gesteld op het aantal uren per week dat de belastingplichtige
doorgaans in het kalenderjaar gemiddeld werkt.
III
In onderdeel R wordt in artikel 22d «de artikelen 22, 22a, 22b»
vervangen door «de artikelen 22, 22a, 22aa, 22b», wordt «artikel
22a» vervangen door «artikel 22a en 22aa», wordt «
8.2.1, 8.2.2, 8.2.5» vervangen door «8.2.1, 8.2.2, 8.2.2a, 8.2.5»
en wordt «artikel 8.2.2» vervangen door: artikel 8.2.2 en 8.2.2a.
Toelichting
Dit amendement introduceert in de Wet op de loonbelasting (in artikel
22aa) een aanvullende arbeidskorting voor werknemers die uit tegenwoordige
arbeid niet meer loon verdienen dan 150% van het wettelijk minimumloon (waarbij
de bijzondere beloningen buiten beschouwing blijven). Bij een loon uit tegenwoordige
arbeid dat gelijk is aan het wettelijk minimumloon bedraagt de aanvullende
arbeidskorting op jaarbasis € 635 (f 1400). Bij een loon
boven het wettelijk minimumloon wordt het bedrag van de aanvullende arbeidskorting
zodanig verminderd dat deze bij een loon uit tegenwoordige arbeid van 150%
van het wettelijk minimumloon nihil is. Bij een loon dat door een kortere
arbeidsduur minder bedraagt dan het minimumloon, wordt de arbeidskorting naar
evenredigheid van het aantal uren verminderd.
voorbeeld 1
Bij een loon van € 17 223 (d.w.z. 125% van het wettelijk
minimumloon) bedraagt de aanvullende arbeidskorting (bij een arbeidsduur van
doorgaans tenminste 36 uur per week):
€ 635 -/- 9,216% van (€ 17 223 -/- € 13 780)
= € 318 (f 701).
Indien de arbeidsduur van de belastingplichtige doorgaans minder bedraagt
dan doorgaans 36 uren per week, wordt dit artikel toegepast nadat de inkomensgrenzen
en percentages zijn verlaagd naar evenredigheid van de arbeidsduur.
voorbeeld 2
Bij een arbeidsduur van doorgaans 18 uren per week tegen een loon dat
gelijk is aan het wettelijk minimumloon bedraagt de aanvullende arbeidskorting
dus: 18/36 x € 635 (f 1400) = € 318 (f 701).
voorbeeld 3
Bij een arbeidsduur van doorgaans 18 uren per week tegen een loon dat
gelijk is aan twee maal het wettelijk minimumloon bedraagt de aanvullende
arbeidskorting: 18/36 x nihil = nihil.
Indien de arbeidsduur van de belastingplichtige in het kalenderjaar niet
doorgaans eenzelfde aantal uren per week bedraagt, wordt in de berekening
van de aanvullende arbeidskorting op jaarbasis uitgegaan van het aantal uren
dat de belastingplichtige doorgaans in het kalenderjaar gemiddeld werkt.
voorbeeld 4
Indien de belastingplichtige gedurende de eerste zes maanden van het kalenderjaar
doorgaans 18 uren per week bedraagt en gedurende de laatste zes maanden van
het jaar doorgaans 36 uren per week bedraagt, tegen een loon dat gelijk is
aan het wettelijk minimumloon bedraagt de aanvullende arbeidskorting dus:
[(18+36)/2] / 36 x € 635 (f 1400) = € 477
(f 1051).
voorbeeld 5
Indien de belastingplichtige de eerste zes maanden van het kalenderjaar
niet werkt en gedurende de laatste zes maanden van het jaar doorgaans 36 uren
per week bedraagt, tegen een loon dat gelijk is aan het wettelijk minimumloon
bedraagt de aanvullende arbeidskorting dus: [(0+36)/2] / 36 x € 635
(f 1400) = € 318 (f 701).
De bedragen en percentages worden jaarlijks automatisch aangepast overeenkomstig
de aanpassingen in de Wet inkomstenbelasting 2001 (artikel 22d).
Vendrik