26 727
Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001)

nr. 89
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 januari 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel 3.2.1.1a worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «geldlening die is verstrekt aan» vervangen door: schuldvordering op. Voorts wordt «met betrekking tot de geldlening» vervangen door: met betrekking tot de schuldvordering.

2. In het eerste lid wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt en vervalt onderdeel c.

3. Het zesde lid vervalt.

4. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot het vijfde respectievelijk zesde lid, wordt een nieuw lid ingevoegd:

4. Het eerste lid, onderdeel b, is – in afwijking in zoverre van artikel 2.4.1 – niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een schuldvordering die tevens als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden zouden kunnen worden aangemerkt.

5. Het zevende lid wordt vervangen door:

7. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde voordelen worden bepaald alsof de schuldvordering een onderneming vormt.

6. In het derde lid, het tot vijfde lid vernummerde vierde lid en het tot zesde lid vernummerde vijfde lid wordt «geldlening» telkens vervangen door: schuldvordering. Voorts wordt in het tot zesde lid vernummerde vijfde lid «aan een lichaam» vervangen door: op een lichaam.

II

In artikel 3.2.2.1 vervalt het tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.

III

Artikel 3.2.2.7, eerste lid, wordt vervangen door:

1. Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek kosten en lasten die verband houden met de werkruimte, de inrichting daaronder begrepen, ten behoeve van de belastingplichtige zelf in zijn tot zijn privé-vermogen behorende woning, de aanhorigheden daaronder begrepen, indien:

a. ingeval hij tevens soortgelijke werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij het gezamenlijke bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden niet hoofdzakelijk in de werkruimte in die woning verwerft of

b. ingeval hij niet tevens soortgelijke werkruimte buiten die woning ter beschikking heeft, hij het gezamenlijke bedrag van zijn winst uit een of meer ondernemingen, belastbaar loon en belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden niet hoofdzakelijk in of vanuit de werkruimte in die woning verwerft of niet in belangrijke mate in de werkruimte in die woning verwerft.

IV

In artikel 3.2.2.54, eerste lid, tweede volzin, wordt «artikel 3.2.1.1a, eerste lid, onderdelen b en c» vervangen door: artikel 3.2.1.1a, eerste lid, onderdeel b.

V

Artikel 3.4.1.2 komt te luiden:

Artikel 3.4.1.2 Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een onderneming of werkzaamheid

1. Onder werkzaamheid wordt mede verstaan:

a. het rendabel maken van vermogensbestanddelen – daaronder begrepen de schulden die rechtstreeks samenhangen met die vermogensbestanddelen – door deze vermogensbestanddelen rechtens dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking te stellen aan een met de belastingplichtige verbonden persoon, voorzover die vermogensbestanddelen door die persoon worden aangewend voor het behalen van belastbare winst uit onderneming of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden;

b. het rendabel maken van vermogensbestanddelen – daaronder begrepen de schulden die rechtstreeks samenhangen met die vermogensbestanddelen – voorzover deze vermogensbestanddelen rechtens dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking worden gesteld ten behoeve van een samenwerkingsverband waarvan een met de belastingplichtige verbonden persoon die daarbij belastbare winst uit onderneming of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden geniet, deel uitmaakt.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

a. met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een in het eerste lid bedoelde persoon of ten behoeve van een daar bedoeld samenwerkingsverband gelijkgesteld:

1°. het hebben van een schuldvordering op een in dat lid bedoelde persoon of bedoeld samenwerkingsverband;

2°. het hebben van rechten uit een overeenkomst van levensverzekering waarbij de in dat lid bedoelde persoon of bedoeld samenwerkingsverband als verzekeraar optreedt behoudens voorzover de uitkeringen uit die rechten anders in aanmerking zouden worden genomen als een periodieke uitkering of verstrekking als bedoeld in afdeling 5;

3°. het hebben van een genotsrecht op een vermogensbestanddeel dat ter beschikking is gesteld aan een in dat lid bedoelde persoon of ten behoeve van een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband, en

4°. het hebben van een recht een vermogensbestanddeel dat ter beschikking is gesteld aan een in dat lid bedoelde persoon of ten behoeve van een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband, te verwerven;

b. onder een met de belastingplichtige verbonden persoon verstaan de partner van de belastingplichtige en de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner, en

c. een vergoeding voor het aangaan van borgtocht voor schulden betreffende een onderneming, werkzaamheid of samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een voordeel uit het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel.

VI

Na artikel 3.4.1.2 worden twee artikelen ingevoegd:

Artikel 3.4.1.2a Ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden

1. Voorts wordt onder werkzaamheid mede verstaan:

a. het rendabel maken van vermogensbestanddelen – daaronder begrepen de schulden die rechtstreeks samenhangen met die vermogensbestanddelen – voorzover deze vermogensbestanddelen rechtens dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking worden gesteld aan een vennootschap waarin de belastingplichtige of zijn partner of duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot of een van de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner respectievelijk duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot, een aanmerkelijk belang heeft als bedoeld in hoofdstuk 4;

b. het rendabel maken van vermogensbestanddelen – daaronder begrepen de schulden die rechtstreeks samenhangen met die vermogensbestanddelen – voorzover deze vermogensbestanddelen ter beschikking worden gesteld ten behoeve van een samenwerkingsverband waarvan een vennootschap als bedoeld in onderdeel a deel uitmaakt.

2. Voor de toepassing van dit artikel wordt:

a. met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een in het eerste lid bedoelde vennootschap of ten behoeve van een daar bedoeld samenwerkingsverband gelijkgesteld:

1°. het hebben van een schuldvordering op een in dat lid bedoelde vennootschap of bedoeld samenwerkingsverband;

2°. het hebben van rechten uit een overeenkomst van levensverzekering waarbij de in dat lid bedoelde vennootschap of bedoeld samenwerkingsverband als verzekeraar optreedt behoudens voorzover de uitkeringen uit die rechten anders in aanmerking zouden worden genomen als een periodieke uitkering of verstrekking als bedoeld in afdeling 5;

3°. het hebben van een genotsrecht op een vermogensbestanddeel dat ter beschikking is gesteld aan een in dat lid bedoelde vennootschap of ten behoeve van een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband, en

4°. het hebben van een recht een vermogensbestanddeel dat ter beschikking is gesteld aan een in dat lid bedoelde vennootschap of ten behoeve van een in dat lid bedoeld samenwerkingsverband, te verwerven;

b. een vergoeding voor het aangaan van borgtocht voor schulden van een vennootschap of betreffende een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, aangemerkt als een voordeel uit het ter beschikking stellen van een vermogensbestanddeel.

Artikel 3.4.1.2b Bijzondere bepalingen begrip werkzaamheden

1. Voor de toepassing van de artikelen 3.4.1.2 en 3.4.1.2a:

a. wordt een eigen woning in de zin van artikel 3.6.2 of een gedeelte daarvan niet als een vermogensbestanddeel aangemerkt;

b. geldt een persoon niet als aanverwant indien het huwelijk waardoor de verwantschap is ontstaan door echtscheiding is ontbonden.

2. Werkzaamheden van dezelfde aard worden aangemerkt als een werkzaamheid.

VII

In artikel 3.4.2.1 wordt «worden behaald met een werkzaamheid» vervangen door: worden behaald met een werkzaamheid en met de daarvoor gebruikte vermogensbestanddelen.

VIII

In artikel 3.4.2.2 wordt «3.2.2.45 tot en met 3.2.2.48, 3.2.2.49, eerste lid, 3.2.2.50 en 3.2.2.51» vervangen door: en 3.2.2.45 tot en met 3.2.2.52.

IX

In artikel 4.2.2 vervalt onderdeel c en wordt de puntkomma aan het slot van onderdeel b vervangen door een punt.

X

Artikel 4.2.3 wordt vervangen door:

Artikel 4.2.3 Koopopties gelijkgesteld met onderliggende waarde

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, met uitzondering van de artikelen 4.3.1 tot en met 4.3.3, wordt een recht om aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap te verwerven (koopoptie) aangemerkt als een dergelijk aandeel respectievelijk een dergelijk winstbewijs.

XI

Artikel 4.2.5 vervalt.

XII

Artikel 4.3.4 wordt vervangen door:

Artikel 4.3.4 Meesleepregeling

Indien een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft in een vennootschap, behoren daartoe ook zijn overige aandelen in of winstbewijzen van die vennootschap.

XIII

Artikel 4.3.5 wordt vervangen door:

Artikel 4.3.5 Meetrekregeling

De tot het vermogen van de belastingplichtige behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap waarin hij geen, maar zijn partner of duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot of een van de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de belastingplichtige of zijn partner respectievelijk duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot wel een aanmerkelijk belang heeft, behoren voor de belastingplichtige tot een aanmerkelijk belang.

XIV

In artikel 4.3.6 wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XV

Artikel 4.4.1 wordt vervangen door:

Artikel 4.4.1 Inkomen uit aanmerkelijk belang

Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijke bedrag van:

a. de voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen (reguliere voordelen), verminderd met de aftrekbare kosten en

b. de voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij de vervreemding van een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten (vervreemdingsvoordelen); verminderd met de persoonsgebonden aftrek (hoofdstuk 6).

XVI

In artikel 4.5.1.1, eerste lid, vervallen onderdelen d en e, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel d. In het tweede lid wordt «onderdeel f» vervangen door: onderdeel d.

XVII

Afdeling 4.6 vervalt.

XVIII

Artikel 4.7.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

2. In het eerste lid, onderdeel d, vervalt «of schuldeiser van» en wordt «rechten om aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen op» vervangen door: rechten om aandelen in of winstbewijzen van.

3. Het eerste lid, onderdeel e, vervalt.

4. De onderdelen f tot en met j van het eerste lid worden verletterd tot e tot en met i.

5. In het tweede lid wordt «aandeel, winstbewijs of schuldvordering» vervangen door: aandeel of winstbewijs. Voorts wordt «dat aandeel, winstbewijs respectievelijk schuldvordering» vervangen door: dat aandeel of winstbewijs.

6. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Indien aandelen of winstbewijzen op grond van artikel 4.3.6 tot een aanmerkelijk belang behoren, worden deze aandelen of winstbewijzen geacht te zijn vervreemd indien de belastingplichtige daarom verzoekt.

XIX

In artikel 4.7.1.2, eerste en tweede lid, wordt «aandelen, winstbewijzen en schuldvorderingen» telkens vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XX

In artikel 4.7.1.3 wordt «eerste lid, onderdeel i» vervangen door: eerste lid, onderdeel h.

XXI

In artikel 4.7.2.1 wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XXII

In artikel 4.7.2.4, eerste lid wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XXIII

In artikel 4.7.2.5 wordt «aandeel, winstbewijs of schuldvordering» telkens vervangen door: aandeel of winstbewijs.

XXIV

Artikel 4.7.2.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «winstbewijzen van of de schuldvorderingen op» vervangen door: winstbewijzen van.

3. In het vierde lid wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» telkens vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

4. In het vijfde lid wordt «artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel i» vervangen door: artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel h.

XXV

Artikel 4.7.2.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt vervangen door:

1. Indien een belastingplichtige in Nederland gaat wonen en hij op dat tijdstip aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap heeft, wordt de verkrijgingsprijs van die aandelen of die winstbewijzen gesteld op de waarde die op dat tijdstip in het economische verkeer aan die aandelen of die winstbewijzen kan worden toegekend.

2. In het derde lid wordt «aandelen in, winstbewijzen van of schuldvorderingen op» vervangen door: aandelen in of winstbewijzen van.

3. In het vijfde lid wordt «artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel i» vervangen door: artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel h.

XXVI

In artikel 4.7.2.9,eerste lid, wordt «onderdeel a of e» vervangen door: onderdeel a. Voorts vervalt de tweede volzin.

XXVII

In artikel 4.7.2.12 wordt in het eerste lid «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen. Voorts vervalt het derde lid.

XXVIII

In artikel 4.7.2.14 wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» telkens vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XXIX

Artikel 4.7.2.17 vervalt.

XXX

In artikel 4.8.1 wordt «aandelen, winstbewijzen en schuldvorderingen» vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XXXI

In artikel 4.9.1.2 wordt «aandelen, winstbewijzen of schuldvorderingen» telkens vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

XXXII

In artikel 4.9.2.1 wordt «artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel h» vervangen door: artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel g.

XXXIII

In artikel 4.9.3.2 vervalt de tweede volzin van het tweede lid en de tweede volzin van het derde lid.

XXXIIII

In artikel 4.10.1, tweede lid, wordt «onderdelen a en e» vervangen door: onderdeel a.

XXXV

Artikel 4.10.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel i» vervangen door: artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel h.

2. In het derde lid wordt «artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel j» vervangen door: artikel 4.7.1.1, eerste lid, onderdeel i.

3. In het zesde lid vervalt «en artikel 4.7.2.17».

XXXVI

Artikel 5.2.2. komt te luiden:

Artikel 5.2.2. Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap

1. Tot de bezittingen behoren niet voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk als belegging dienen.

2. Als voorwerpen van kunst en wetenschap worden mede aangemerkt voorwerpen van kunst en wetenschap die ter beschikking zijn gesteld aan derden voor culturele en wetenschappelijke doeleinden.

3. Voorwerpen van kunst en wetenschap die deel uitmaken van een verzameling worden niet door dit enkele feit aangemerkt als belegging.

XXXVII

In artikel 7.2.1 wordt in het zesde lid, derde volzin, «de belastingheffing» vervangen door: een belastingheffing.

TOELICHTING

I ALGEMEEN DEEL

Deze nota van wijziging heeft in de eerste plaats betrekking op aanpassing van de zogenoemde meesleep- en meetrekregelingen voor vermogensbestanddelen die ter beschikking worden gesteld aan een vennootschap waarin de belastingplichtige of een met hem gelieerde persoon een aanmerkelijke belang heeft. In de schriftelijke antwoorden van 25 januari jl. en de toelichting bij de derde nota van wijziging van die datum hebben wij aangekondigd dat de voordelen uit deze vermogensbestanddelen via de vierde nota van wijziging zouden worden ondergebracht in Box I (resultaat overige werkzaamheden). Daarmee wordt de parallel met IB-ondernemers verder versterkt. Voorts wordt arbitrage voorkomen tussen het door de BV zelf aanschaffen van een vermogensbestanddeel of het aanschaffen daarvan door de aandeelhouder in prive die het vervolgens ter beschikking stelt aan zijn BV en tussen financiering van de BV door de aandeelhouder met eigen vermogen of met vreemd vermogen. Ook standaardconstructies in de vorm van het aangaan van een (beleggings)CV met de eigen BV verliezen hun aantrekkingskracht.

Bij deze aanpak ligt het voor de hand om de regeling met betrekking tot vermogensbestanddelen die door een belastingplichtige ter beschikking worden gesteld aan een gelieerde persoon ten behoeve van diens IB-onderneming, binnen box I te verplaatsen. Dit betreft een verplaatsing van winst uit onderneming naar resultaat uit overige werkzaamheden. Daarmee wordt bereikt dat alle gevallen van terbeschikkingstelling door een gelieerde persoon, ongeacht de rechtsvorm waarin de onderneming wordt gedreven, zo veel mogelijk op dezelfde manier worden behandeld. Ook komt het de overzichtelijk van de regelgeving ten goede.

In de tweede plaats is conform de toezegging gedaan tijdens het wetgevingsoverleg van 21 januari de afschaffing van het zogenoemde keuzevermogen bij de IB-ondermemer teruggedraaid.

In de derde plaats bevat deze nota van wijziging de aangekondigde nadere voorstellen met betrekking tot de vrijstelling voor kunst, conform het besprokene in het wetgevingsoverleg van 21 januari.

II ARTIKELSGEWIJZE DEEL

I Artikel 3.2.1.1a Uitbreiding begrip belastbare winst uit onderneming

De wijziging van het eerste lid hangt samen met het overbrengen van de vermogensbestanddelen die ter beschikking zijn gesteld aan de onderneming van een met de belastingplichtige verbonden persoon, naar het resultaat uit overige werkzaamheden.

Met het nieuwe vierde lid wordt bewerkstelligd dat een winstdelende schuldvordering die is verstrekt aan een met de belastingplichtige verbonden persoon of aan de vennootschap waarin de belastingplichtige of een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk belang heeft en op de voet van de artikelen 3.4.1.2 en 3.4.1.2a in het resultaat uit overige werkzaamheden zou kunnen worden begrepen, niet wordt belast als winst uit onderneming, maar als resultaat uit overige werkzaamheden.

II Artikel 3.2.2.1 Winst

Door deze wijziging vervalt het in de tweede nota van wijziging opgenomen voorstel om het zogenoemde keuzevermogen af te schaffen en te vervangen door een verplichte toerekening van vermogensbestanddelen aan het ondernemingsvermogen voorzover deze vermogensbestanddelen in die onderneming worden gebruikt. Deze wijziging was opgenomen om arbitrageverschijnselen te voorkomen zoals die ook in de verhouding tussen de ondernemer en aan hem gelieerde natuurlijke personen of tussen de aanmerkelijkbelanghouder en de door hem beheerste vennootschap kunnen ontstaan. Mede naar aanleiding van reacties uit de praktijk is besloten deze wijziging niet door te voeren. In hiervoor beschreven gelieerde verhoudingen, werkt het in de rechtspraak gevormde leerstuk van de vermogensetikettering niet zodat maatregelen nodig zijn. Wat betreft de toerekening van vermogensbestanddelen aan de onderneming dan wel de privé-sfeer van de ondernemer, leidt de werking van dit leerstuk in de praktijk niet tot onbevredigende resultaten. Wij hebben vertrouwen in de wijze waarop de rechterlijke macht dit leerstuk in de praktijk toepast en menen dat thans onvoldoende aanleiding bestaat afzonderlijke maatregelen te treffen die ongewenste arbitrageverschijnselen moeten voorkomen. Mochten toekomstige ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zou overwogen kunnen worden alsnog maatregelen te treffen, bijvoorbeeld een beperking of afschaffing van de mogelijkheid bedragen ten laste van het resultaat van de voor rekening van een belastingplichtige gedreven onderneming te brengen voorzover het betreft het gebruik van tot zijn privé-vermogen behorende vermogensbestanddelen.

III Artikel 3.2.2.7 Van aftrek uitgesloten kosten ten behoeve van de belastingplichtige

Deze wijziging vloeit voort uit het terugnemen van het voorstel uit de tweede nota van wijziging om zogenoemd keuzevermogen niet langer mogelijk te maken.

IV Artikel 3.2.2.54 Omzetting in een NV of BV

Deze wijziging vloeit voort uit de hiervoor toegelichte wijzigingen van artikel 3.2.1.1a.

V Artikel 3.4.1.2 Ter beschikking stellen van vermogensbestandelen aan een onderneming of werkzaamheid

De wijziging van artikel 3.4.1.2, eerste lid, ziet op de overbrenging van de anti-arbitragemaatregel bij de terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen door gelieerde personen aan een ondernemer van het winstregime naar het regime voor overige werkzaamheden. Dit sluit aan bij de vergelijkbare anti-arbitragemaatregel voor aanmerkelijkbelangsituaties die ook in het regime voor overige werkzaamheden wordt opgenomen. Verder is in het eerste lid met de zinsnede «rechtens dan wel in feite» verduidelijkt dat de bepaling ruim moet worden uitgelegd. Voorts is verduidelijkt dat schulden die zijn aangegaan ter financiering van de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen ook tot de werkzaamheid behoren.

De wijziging die volgt uit artikel 3.4.1.2, tweede lid, onderdeel a, onder 1°, ziet op het vervangen van de formulering «het aangaan van een geldlening» door «het hebben van een schuldvordering». De laatste formulering beoogt te verduidelijken dat ook reeds bestaande geldleningen onder de in artikel 3.2.1.1a, eerste lid, opgenomen regeling vallen.

Het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, is ontleend aan het bij deze nota van wijziging vervallen artikel 4.2.5. Die bepaling was opgenomen ter vermijding van onduidelijkheid over de vraag of rechten op overeenkomsten van levensverzekering die zijn afgesloten bij de vennootschap waarin de belastingplichtige of een aan hem gelieerd persoon een aanmerkelijk belang heeft, kunnen worden gerekend tot de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen. Het rekenen tot de ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen is noodzakelijk omdat dergelijke levensverzekeringen binnen gelieerde verhoudingen volstrekt uitwisselbaar zijn met schuldvorderingen. Daarom is deze bepaling thans opgenomen in de verschillende meesleepregelingen, zoals artikel 3.4.1.2 en 3.4.1.2a. Voor rechten op periodieke uitkeringen en verstrekkingen die onder afdeling 5 van hoofdstuk 3 vallen, is de meesleep- en meetrekregeling niet nodig omdat van arbitrage in die gevallen geen sprake kan zijn. De uitkeringen uit dergelijke rechten worden immers belast naar het tarief van box I. Daarom zijn deze rechten uitgezonderd van de gelijkstelling. Dit was overigens ook het geval voor de bij tweede nota van wijziging voorgestelde meesleep- en meetrekregeling voor aanmerkelijkbelanghouders, omdat op grond van de rangorderegelingen dergelijke levensverzekeringen op grond van afdeling 5 waren belast en daarom niet meer in het aanmerkelijkbelangregime konden worden belast. In zoverre is er geen sprake van een inhoudelijke wijziging.

Het tweede lid, onderdeel a, onder 3°, ziet op de situatie dat bijvoorbeeld een ondernemer een pand huurt van een derde. Deze derde vestigt vervolgens een recht van vruchtgebruik op het pand ten behoeve van de partner van de ondernemer.

Het tweede lid, onderdeel a, onder 4°, heeft onder meer betrekking op de situatie dat een partner van de ondernemer een koopoptie heeft op het pand dat de ondernemer van een derde huurt.

Het tweede lid, onderdeel c is ter verduidelijking toegevoegd.

VI Artikel 3.4.1.2a Ter beschikking stellen van vermogensbestandelen aan een vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden

Artikel 3.4.1.2a bewerkstelligt dat de voordelen ter zake van het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een vennootschap waarin de belastingplichtige of een aan hem gelieerd persoon een aanmerkelijk belang heeft, worden aangemerkt als voordelen uit een werkzaamheid. Hierdoor is de zogenoemde meesleep- en meetrekregeling van artikel 4.3.4 en 4.3.5 voorzover deze betrekking had op schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen verplaatst naar het regime voor overige werkzaamheden. Voor de toelichting op het tweede lid wordt verwezen naar de toelichting op dat lid bij artikel 3.4.1.2.

Artikel 3.4.1.2b Bijzondere bepalingen begrip werkzaamheden

Het eerste lid, onderdeel a, voorkomt dat de vermogenswinst ter zake van de eigen woning in de heffing kan worden betrokken, bijvoorbeeld indien een directeur-grootaandeelhouder de werkkamer in de eigen woning aan «zijn» vennootschap ter beschikking stelt.

Met het eerste lid, onderdeel b, wordt voorkomen dat bloed- en aanverwanten van een gewezen echtgenoot na de ontbinding van het huwelijk als aanverwanten tot de familiegroep van de belastingplichtige blijven behoren en daarmee onder de onderhavige regeling blijven vallen. Hiermee wordt aangesloten bij de vergelijkbare bepaling die reeds onder het aanmerkelijkbelangregime is getroffen.

VII Artikel 3.4.2.1 Resultaat uit een werkzaamheid

Deze wijziging is opgenomen om zeker te stellen dat de winsten en verliezen die betrekking hebben op de vermogensbestanddelen zelf behoren tot een werkzaamheid.

In het kader van artikel 3.4.2.2 zou de vraag kunnen worden gesteld of een eindafrekening plaatsvindt indien een werkzaamheid wijzigt in een andere werkzaamheid. Zo'n wijziging kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vermogensbestanddeel ter beschikking wordt gesteld aan een verbonden persoon die een eenmanszaak drijft en die vervolgens zijn eenmanszaak in een besloten vennootschap omzet. In dat geval is niet langer sprake van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.4.1.2, eerste lid, onderdeel a, maar van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.4.1.2a, eerste lid, onderdeel a. Aangezien in deze situatie niet wordt opgehouden in Nederland belastbaar resultaat uit de werkzaamheid te genieten, mist artikel 3.2.2.51 betreffende de eindafrekening in samenhang met artikel 3.4.2.2 dan toepassing.

Om diezelfde reden vindt nog geen eindafrekening plaats indien in de situatie van artikel 3.4.1.2a de aanmerkelijkbelanghouder niet langer voldoet aan de voorwaarden voor een aanmerkelijkbelang en overgaat naar de positie waarin hij een fictief aanmerkelijk belang heeft.

VIII Artikel 3.4.2.2 Bepaling van het resultaat

Met deze wijziging wordt bereikt dat de doorschuiffaciliteiten bij overlijden en ontbinding van de huwelijksgemeenschap ook voor het regime voor overige werkzaamheden gelden. Bij een werkzaamheid in de zin van artikel 3.4.1.1 kunnen deze faciliteiten overigens in de regel niet worden toegepast, omdat het daar gaat om persoonsgebonden activiteiten die niet kunnen worden overgedragen.

IX Artikel 4.2.2 Genotsrechten

De wijziging van artikel 4.2.2 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

X Artikel 4.2.3 Koopopties gelijkgesteld met onderliggende waarde

De wijziging van artikel 4.2.3 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XI Artikel 4.2.5 Overeenkomsten van levensverzekering

Het vervallen van artikel 4.2.5 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a. Aldaar is een vergelijkbare bepaling opgenomen.

XII Artikel 4.3.4 Meesleepregeling

De wijziging van artikel 4.3.4 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XIII Artikel 4.3.5 Meetrekregeling

De wijziging van artikel 4.3.5 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

Voorts is een redactionele wijziging aangebracht waarmee is beoogd duidelijker te verwoorden dat de tekst van de wet ziet op de bloed- een aanverwanten van de belastingplichtige of zijn partner respectievelijk van zijn duurzaam van hem gescheiden levende echtgenoot. Een inhoudelijke wijziging is op dit punt niet beoogd.

XIV Artikel 4.3.6 Fictief aanmerkelijk belang

De wijziging van artikel 4.3.6 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XV Artikel 4.4.1 Inkomen uit aanmerkelijk belang

De wijziging van artikel 4.4.1 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

Voorts is een redactionele wijziging aangebracht waarmee is beoogd duidelijker te verwoorden dat zowel bij aandelen als bij winstbewijzen sprake kan zijn van een gedeeltelijke vervreemding. Een inhoudelijke wijziging is op dit punt niet beoogd.

XVI Artikel 4.5.1.1 Reguliere voordelen

In het bij tweede nota van wijziging gekozen regime gold als uitgangspunt dat ter zake van de verschillende geldstromen vanuit de vennootschap een vergelijkbare effectieve belastingdruk zou bestaan. Voor borgtochtvergoeding was daarom in het voorgestelde artikel 10b, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geregeld dat dergelijke vergoedingen niet aftrekbaar waren van de winst. Als gevolg van het feit dat alsnog wordt gekozen voor een andere opzet van de meesleep en meetrekregeling, waarbij de voordelen uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen, waaronder schuldvorderingen, worden belast in box I, ligt het in de lijn om ter zake van borgtochtvergoedingen daarbij aan te sluiten. Als gevolg van deze wijziging kunnen de onderdelen d en e, van artikel 4.5.1.1 vervallen.

XVII Afdeling 4.6

Het vervallen van afdeling 4.6 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XVIII Artikel 4.7.1.1 Fictieve vervreemdingen

De wijzigingen van artikel 4.7.1.1 hangen samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XIX Artikel 4.7.1.2 Uitzondering op fictieve vervreemding

De wijziging van artikel 4.7.1.2 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XX Artikel 4.7.1.3 Passanten

Deze wijziging vloeit voort uit de verlettering van enkele onderdelen in het eerste lid van artikel 4.7.1.1.

XXI Artikel 4.7.2.1 Vervreemdingsvoordelen

De wijziging van artikel 4.7.2.1 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXII Artikel 4.7.2.4 Correctie naar waarde in het economisch verkeer

De wijziging van artikel 4.7.2.4 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXIII Artikel 4.7.2.5 Verkrijgingsprijs bij ontstaan aanmerkelijk belang na verkrijging

De wijziging van artikel 4.7.2.5 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXIV Artikel 4.7.2.6 Geen tussentijdse verliesneming

De wijziging van artikel 4.7.2.6 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a. De wijziging van het vijfde lid vloeit voort uit de verlettering van enkele onderdelen in het eerste lid van artikel 4.7.1.1.

XXV Artikel 4.7.2.7 Verkrijgingsprijs bij het ontstaan van binnenlandse belastingplicht

De wijziging van artikel 4.7.2.7 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a. De wijziging van het vijfde lid vloeit voort uit de verlettering van enkele onderdelen in het eerste lid van artikel 4.7.1.1.

XXVI Artikel 4.7.2.9 Reguliere voordelen van buitenlandse beleggings- lichamen

De wijzigingen hangen samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a. Voorts houdt de aanpassing verband met het feit dat borgtochtvergoedingen van een vennootschap waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft niet langer als regulier voordeel uit aanmerkelijk belang worden aangemerkt, maar worden belast als inkomen uit werk en woning.

XXVII Artikel 4.7.2.12 Verkrijgingsprijs koopopties bij uitoefening of expiratie

De wijziging van artikel 4.7.2.12 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXVIII Artikel 4.7.2.14 Putopties

De wijziging van artikel 4.7.2.14 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXIX Artikel 4.7.2.17 Restant vordering na vereffening

Het vervallen van artikel 4.7.2.17 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXX Artikel 4.8.1 Beschikking

De wijziging van artikel 4.8.1 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXXI Artikel 4.9.1.2 Doorschuiving verkrijgingsprijs (mogelijk ontstaan fictief aanmerkelijk belang)

De wijziging van artikel 4.9.1.2 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXXII Artikel 4.9.2.1 Doorschuiving op verzoek (mogelijk ontstaan fictief aanmerkelijk belang)

Deze wijziging vloeit voort uit de verlettering van enkele onderdelen in het eerste lid van artikel 4.7.1.1.

XXXIII Artikel 4.9.3.2 Doorschuiving verkrijgingsprijs

De wijziging van artikel 4.9.3.2 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXXIV Artikel 4.10.1 Genietingstijdstip reguliere voordelen

De wijziging van artikel 4.10.1 hangt samen met de verplaatsing van de meesleep- en meetrekregeling ter zake van schuldvorderingen en overige vermogensbestanddelen naar artikel 3.4.1.2a.

XXXV Artikel 4.10.4 Genietingstijdstip vervreemdingsvoordelen

Deze wijzigingen vloeien voort uit de verlettering van enkele onderdelen in het eerste lid van artikel 4.7.1.1. De wijziging van het zesde lid vloeit voort uit het vervallen van artikel 4.7.2.17.

XXXVI Artikel 5.2.2. Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap

In de nota naar aanleiding van het nader verslag is aan de Tweede Kamer aangegeven dat met de voorgestelde belastingherziening niet is beoogd een verhoging van de belastingdruk op kunst na te streven. Integendeel, juist met het oog op het belang van het kunstbezit in Nederland en het kunststimuleringsbeleid is in de vermogensrendementsheffing een vrijstelling opgenomen voor voorwerpen van kunst en wetenschap.

Niettemin hebben ons zowel vanuit de samenleving als vanuit het parlement reacties bereikt die erop duiden dat er onzekerheden zouden kunnen ontstaan over de reikwijdte van de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap. Hierin hebben wij aanleiding gezien om de formulering van deze vrijstelling te verduidelijken. In het tweede lid van artikel 5.2.2 is expliciet aangegeven dat kunstvoorwerpen die ter beschikking zijn gesteld aan derden voor culturele of wetenschappelijke doeleinden in beginsel zijn vrijgesteld (op grond van het eerste lid van artikel 5.2.2). Er kunnen derhalve geen misverstanden meer bestaan over het feit dat het voor belastingplichtigen mogelijk blijft om hun kunstbezit uit te lenen aan bijvoorbeeld musea, zonder dat zij hierdoor de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap zouden verliezen.

In het derde lid van artikel 5.2.2 is aangegeven dat het aanhouden van een verzameling van voorwerpen van kunst en wetenschap op zichzelf niet hoeft te duiden op het feit dat sprake zou zijn van een belegging. Zoals ook eerder aangegeven heeft de beleggingstoets uit het eerste lid van artikel 5.2.2 ten doel om bijzondere situaties onder de vermogensrendementsheffing te kunnen brengen. Het betreft hier bijvoorbeeld constructie-achtige situaties, waarbij kunst wordt aangekocht onder meer met het oog op het ontwijken van de peildata die relevant zijn bij de berekening van de rendementsgrondslag of het kopen van een «aandeel in een pakhuis kunst» als nieuw belastingvrij beleggingsproduct. In dergelijke situaties, waarbij belastingplichtigen duidelijk niet kunst aankopen om de kunst, is een vrijstelling niet passend. Daarmee kan ook om een mogelijk aanzuigende werking van de vrijstelling voor voorwerpen van kunst en wetenschap en een daaruit voortvloeiende erosie van de rendementsgrondslag worden voorkomen.

XXXVII Artikel 7.2.1 Belastbaar inkomen uit werk en woning

De wijziging herstelt een fout in de derde Nota van wijziging.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven