nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 april 2000
In de brief aan de Tweede Kamer d.d. 29 september 1999 (Kamerstukken II,
26 721, nr. 3) van mijn ambtsvoorganger wordt melding gemaakt van het
feit dat er een nieuw beleidskader zal worden opgesteld voor het financieel
toezicht van mijn departement op de provincies. Het op te stellen beleidskader
vervangt het bestaande beleidskader dat per 1 juli 2000 komt te vervallen
en zal van toepassing zijn vanaf de begrotingen over 2001.
Ter uitvoering van deze toezegging hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden,
dan wel zijn voorzien.
a) Op 13 januari 2000 is de zogenoemde startconferentie
toezicht gehouden. Een aantal sprekers met kennis en ervaring op
het terrein van toezicht en toezichtsrelaties heeft daarbij gereageerd op
een door mijn departement opgestelde gespreksnotitie, waarna er
gelegenheid is geweest voor een gedachtewisseling met de overige aanwezigen.
De inleidingen en de gespreksnotitie zijn, samen met een verslag van de discussie,
gebundeld in een uitgave uit de zogenoemde finfun reeks (finfun 2000V4), welke
ik u hierbij aanbied1.
b) Er is een ambtelijke werkgroep ingesteld (de werkgroep «Inzicht
in toezicht») waarin de 13 instanties in Nederland (dit zijn de 12 provincies
+ mijn departement) die zich bezighouden met financieel toezicht op mede-overheden
hun ervaringen hebben uitgewisseld. Het rapport van deze werkgroep zal op
31 mei 2000 onderwerp zijn van een bestuurlijk overleg tussen de betrokken
gedeputeerden en mij. Ik zal de Kamer over de resultaten daarvan informeren.
c) Ik zal, zoals aangegeven, een nieuw beleidskader voor het toezicht
van mijn departement op de provincies formuleren dat van kracht is m.i.v.
de begrotingen over 2001.
Ik vertrouw er op u voor dit moment voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries