26 711
Wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten (recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen)

nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 januari 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel B, aanhef vervalt «en in werking is getreden».

2. Onderdeel C, aanhef, wordt vervangen door:

Indien het voorstel tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet met betrekking tot de medezeggenschap van gepensioneerden en de gelijkstelling in pensioenregelingen van geregistreerde partners en gehuwden (Kamerstukken II 1998/99, 26 674) nog niet tot wet is verheven op het tijdstip dat dit onderdeel tot wet is verheven, wordt:

a. artikel 2c van de Pensioen- en spaarfondsenwet vernummerd tot artikel 2d;

b. in dat voorstel artikel I, onderdeel A, vervangen door:

A

Artikel 2d vervalt.

c. na artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet een artikel ingevoegd, luidende:.

3. Na onderdeel C worden vijf onderdelen ingevoegd, luidende:

CA

In artikel 4, vijfde lid, wordt « 17a en 32b, onverminderd het bepaalde in artikel 7» vervangen door: 17a en 32b en indien van toepassing aan de voorschriften van de artikelen 2b en 32ba, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 7.

CB

In artikel 20, tweede lid, wordt « 32b en 32c» vervangen door: 32b, 32ba en 32c.

CC

In artikel 23a, eerste lid, en in artikel 23b, eerste lid, wordt «de artikelen 2, eerste en vierde lid» vervangen door: de artikelen 2, eerste en vierde lid, 2b, eerste en derde lid.

CD

In artikel 23c, vijfde lid, wordt «de artikelen 9d» vervangen door: de artikelen 2b, derde lid, 9d.

CE

In artikel 29, eerste lid, wordt « en 32a, onderdeel c» vervangen door: , 32a, onderdeel c, en artikel 32ba, eerste lid, onderdeel f.

4. In het in onderdeel E voorgestelde artikel 32, zevende lid, wordt «die vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikellid zijn opgebouwd» vervangen door: die vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de wet van (... datum ..) houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten in verband met het recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. ), zijn opgebouwd.

5. Onderdeel F, aanhef, wordt vervangen door:

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

6. Onderdeel G komt te luiden:

G

In artikel 32b, eerste lid, onderdeel a, wordt «de onderneming waaraan hij verbonden is» vervangen door: de nieuwe onderneming waaraan hij verbonden is.

7. Onderdeel H vervalt.

8. Het in onderdeel I voorgestelde artikel 32ba, eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. het woord «en» aan het slot van onderdeel d vervalt;

b. de punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door: ; en.

c. Na onderdeel e wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

f. het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling:

1°. waarop de Verzekeringskamer toezicht houdt;

2°. die bij ministeriële regeling is aangewezen;

3°. die heeft voldaan aan de ingevolge de artikel 37 of 38 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 vereiste procedure met betrekking tot een bijkantoor in Nederland, dan wel

4°. die heeft voldaan aan de vereiste procedure, bedoeld in de artikelen 111, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of tweede lid, 113, eerste of vierde lid, 116, eerste lid, onderdelen a tot en met c, of derde lid, of 118, tweede of vijfde lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993 indien het de aldaar bedoelde dienstverrichting naar Nederland betreft.

B

Het in artikel II voorgestelde artikel 12c, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a en onderdeel b wordt «met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit artikel» telkens vervangen door: met ingang van de datum waarop artikel II van de wet van (datum) houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten in verband met het recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. ) in werking is getreden.

2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «of wordt die geldelijke bijdrage» vervangen door: of die geldelijke bijdrage.

C

Na artikel III worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

In artikel 19b, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt «32, 32a of 32b van de Pensioen- en spaarfondsenwet» vervangen door: 32, 32a, 32b of 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

ARTIKEL IIIB

In artikel 30, tweede lid, van de Wet privatisering ABP wordt «en artikel 32a van de PSW van overeenkomstige toepassing» vervangen door: en de artikelen 32a en 32ba van de PSW van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IIIC

In artikel 7, vierde lid, van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding wordt «artikel 32a en artikel 32b, eerste lid» vervangen door: artikel 32a, artikel 32b, eerste lid en artikel 32ba, eerste lid.

D

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Onze Minister zendt binnen zes jaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

E

Artikel V, tweede lid, wordt vervangen door:

2. Indien artikel III niet met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden wordt in dat artikel «1 januari 2001» vervangen door: 1 januari 2002.

Toelichting

A

Eerste onderdeel

Dit onderdeel betreft een correctie van artikel I, onderdeel B. Daarin wordt verwezen naar de inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet met betrekking tot de medezeggenschap gepensioneerden en de gelijkstelling in pensioen-regelingen van geregistreerde partners met gehuwden (Kamerstukken II 1998/99, 26 674; verder: Wetsvoorstel medezeggenschap). Bedoeld is echter te verwijzen naar het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet wordt verheven. Dit onderdeel corrigeert dat.

Tweede onderdeel

Dit onderdeel betreft twee correcties in artikel I, onderdeel C. De eerste correctie betreft net, als in onderdeel B, de verwijzing naar de inwerking-treding van het Wetsvoorstel medezeggenschap. Ook in dit onderdeel was bedoeld te verwijzen naar het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet wordt verheven.

De tweede correctie is noodzakelijk om er voor te zorgen dat artikel I, onderdeel A, van het Wetsvoorstel medezeggenschap ook na vernum-mering het juiste artikel laat vervallen.

Derde onderdeel

CA

Het toegevoegde onderdeel CA is een aanpassing van artikel 4, vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW). Artikel 4, vijfde lid, bepaalt dat in de statuten en reglementen van een fonds een aantal bepalingen uit de PSW hun weerslag moet vinden. Het gaat daarbij onder andere om artikelen die een recht voor de deelnemer creëren. Aangezien artikel 2b PSW een geclausuleerd recht bevat behoort artikel 2b aan de opsomming te worden toegevoegd. Ook artikel 32ba PSW dient aan de opsomming te worden toegevoegd omdat dat artikel de waardeoverdracht mogelijk maakt die nodig is om tot uitruil te komen. Dit betekent dat indien artikel 2b van toepassing is omdat er nabestaandenpensioen op opbouwbasis is toegezegd, de statuten of reglementen een bepaling moeten inhouden die beantwoordt aan het voorschrift van artikel 2b en daarmee samenhangend ook een bepaling die beantwoordt aan het voorschrift van artikel 32ba.

Het toegevoegde onderdeel CA voorziet daarin.

CB

Het toegevoegde onderdeel CB betreft artikel 20, tweede lid, van de PSW. Artikel 20, tweede lid, geeft Onze Minister de bevoegdheid om aan de Verzekeringskamer aanwijzingen te geven. Het gaat daarbij om de wijze waarop de Verzekeringskamer toezicht houdt op bepalingen in de PSW die inhoudelijk eisen stellen aan pensioentoezeggingen en pensioenfondsen. Dat laatste geldt evenzeer voor artikel 32ba PSW als voor de artikelen 32a en 32b van de PSW. Artikel 32ba moet dan ook aan de opsomming worden toegevoegd. Onderdeel CB zorgt ervoor dat dit alsnog gebeurt.

CC

Het toegevoegde onderdeel CC betreft de mogelijkheid van de Verzekeringskamer om ter zake van overtreding van artikel 2b, eerste of derde lid, van de PSW een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete op te leggen.

De Verzekeringskamer moet de mogelijkheid hebben om adequaat te kunnen optreden tegen overtredingen. Het is niet doelmatig om bij overtredingen alleen aangifte te kunnen doen bij het Openbaar Ministerie. Sancties die door tussenkomst van het OM en de rechter worden opgelegd zijn daarnaast niet gericht op het zoeken van een oplossing maar primair op het strafrechtelijk sanctioneren van een geconstateerde overtreding.

CD

Het toegevoegde onderdeel CD hangt met onderdeel CC samen en voegt artikel 2b PSW toe aan artikel 23c, vijfde lid, van de PSW. Het vijfde lid van artikel 23c geeft aan op welke wijze het bedrag van de boete wordt bepaald in geval van overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

CE

Het toegevoegde onderdeel CE bevat een wijziging van artikel 29 van de PSW. Deze wijziging hangt nauw samen met de wijziging in onderdeel 8. Er worden aan de instelling waarnaar de waarde kan worden overgedragen eisen gesteld. Onderhavige wijziging houdt in dat de Verzekeringskamer, net als bij artikel 32a, ontheffing van deze eisen kan verlenen.

Vierde onderdeel

In artikel I, onderdeel E, stond een technische fout. De toepassing van artikel 32, vijfde lid, werd gekoppeld aan de inwerkingtreding van het zevende lid. Echter, het zevende lid wordt in dit wetsvoorstel niet toegevoegd, doch slechts gewijzigd. Bedoeld was hier een koppeling te leggen met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de onderhavige wijzigingswet, hetgeen door dit onderdeel wordt gerealiseerd.

Vijfde onderdeel

Inmiddels is het voorstel tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten onder meer met het oog op verbetering van het toezicht op de uitvoering van aanvullende pensioenregelingen, invoering van het verbod op uitstelfinanciering van pensioenaanspraken en verduidelijking van de regels inzake waarde-overdracht van pensioen en aanspraken op pensioen (Kamerstukken II 1997/98, 26 415) tot wet verheven. In dit onderdeel wordt de tekst van onderdeel F op dit punt aangepast.

Zesde en zevende onderdeel

De bestaande onderdelen G en H van het wetsvoorstel kunnen vervallen doordat de hiervoor genoemde wijziging van de PSW al tot wet is verheven. Daarvoor in de plaats komt een nieuw onderdeel G met een andere inhoud. Het gaat daarbij om het volgende.

In de voorliggende tekst van het wetsvoorstel kan samenloop plaats-vinden tussen de artikelen 32b en 32ba PSW. Bijvoorbeeld wanneer een werknemer bij dezelfde werkgever blijft werken maar een andere functie gaat vervullen waarbij een andere pensioentoezegging hoort. In dat geval is waardeoverdracht mogelijk. Echter de huidige redactie van de artikelen 32b en 32ba maakt het mogelijk om via beide artikelen tot die waarde-overdracht te komen.

Dit is met name van belang voor de berekening van de over te dragen waarde. Indien het om een waardeoverdracht in de zin van artikel 32ba gaat wordt de afkoopsom berekend op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid waarbij deze zodanig moet worden vastgesteld dat onder gelijke omstandigheden mannen en vrouwen een gelijke uitkering ontvangen.

Bij de waardeoverdracht in het kader van artikel 32b wordt de over te dragen waarde berekend op basis van individuele actuariële gelijk-waardigheid. Daarbij hoeft bij de afkoopsom geen sprake te zijn van een garantie dat mannen en vrouwen bij de nieuwe werkgever gelijke aanspraken op pensioen kunnen verwerven. De nieuwe werkgever dient zich bij de toezegging uiteraard te houden aan de gelijke behandelings-voorschriften, doch bij het inkopen van het pensioen zal de te besteden afkoopsom per individu volledig worden besteed aan het verwerven van pensioen overeenkomstig de toezegging van de nieuwe werkgever. Dit kan er onder omstandigheden toe leiden dat een man meer pensioenjaren kan verwerven dan een vrouw of vice versa.

Om te voorkomen dat er een samenloop kan plaatsvinden en onduidelijk is op welke manier de afkoopsom moet worden berekend, wordt in dit onderdeel de werkingssfeer van artikel 32b nader aangegeven.

Het recht op waardeoverdracht van artikel 32b is van toepassing op een waardeoverdracht in verband met het feit dat de werknemer naar een andere werkgever gaat. Artikel 32ba is van toepassing wanneer het gaat om een waardeoverdracht die plaatsvindt terwijl de werknemer bij dezelfde werkgever blijft werken en bij waardeoverdracht in verband met een overgang van onderneming.

Achtste onderdeel

In het in artikel I, onderdeel I, voorgestelde artikel 32ba waren ten onrechte geen eisen gesteld aan de instelling waarnaar de waarde kan worden overgedragen. Voor de toepassing van de artikelen 32a en 32b zijn al wel eisen gesteld. Dit onderdeel voegt die eisen ook toe aan artikel 32ba.

B

Eerste onderdeel

In artikel II stond een technische fout. De toepassing van artikel 12c, tweede lid, onderdelen a en b, werd gekoppeld aan de inwerkingtreding van artikel 12c. Echter artikel 12c wordt in dit wetsvoorstel niet toegevoegd, doch vervangen. Bedoeld was hier een koppeling te maken met de inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingswet. Dit wordt door dit onderdeel alsnog gerealiseerd.

Tweede onderdeel

In het in artikel II voorgesteld artikel 12c, tweede lid, onderdeel b, stond een keer het woord «wordt» te veel.

C

Dit onderdeel betreft aanpassing van andere wetgeving aan dit wetsvoorstel. Deze aanpassingen waren ten onrechte nog niet meegenomen. Het betreft in alle gevallen verwijzingen naar de PSW waarbij in de opsomming ook artikel 32ba thuis hoort.

D

Gezien het feit dat de uitvoering van dit wetsvoorstel complex is en in sommige gevallen noodzaakt tot een vrij ingrijpende wijziging van het pensioenreglement, wordt het wenselijk geoordeeld dat een evaluatie plaatsvindt.

Rekening houdend met de tijd die nodig is om de evaluatie te verrichten zal de Tweede Kamer binnen zes jaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel A, van deze wet worden geïnformeerd. Voor de evaluatie-termijn is aangesloten bij de minimumperiode van 5 jaar, waarvoor de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet dient te gelden. Een eerdere datum wordt niet zinvol geacht, omdat de regelgeving slechts van toepassing is op de opbouw van pensioenaanspraken vanaf de datum van inwerking-treding van de wet. Bovendien zullen pas na die vijf jaar de ruilvoet en de opbouwkeuzevoet aan de hand van onder andere de dan bestaande man/vrouw samenstellingen van de deelnemersbestanden kunnen worden aangepast. Na 6 jaar is dus op zijn vroegst zicht op de wijze waarop de wet in de praktijk werkt.

In de evaluatie zal met name aandacht besteed worden aan de uitvoerbaarheid van de regelgeving, de mate waarin het beoogde doel bereikt wordt en de mate waarin gebruik gemaakt wordt van het keuzerecht op grond van artikel 2b PSW.

De artikelen van deze wet kunnen op verschillende tijdstippen in werking treden. Er is uit praktische overwegingen voor gekozen om wat betreft het evaluatie-artikel aan te sluiten bij artikel I, onderdeel A, van deze wet (artikel 2b PSW). De evaluatie zal zich namelijk voor een groot deel toespitsen op de werking van dat artikel.

E

In artikel III is in artikel 5, zesde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling bij de zinsnede «aanspraken op pensioen die voor 1 januari 2001 zijn opgebouwd» beoogd aan te sluiten aan de inwerkingtreding van artikel III. Artikel V dat beoogt de situatie te regelen wanneer deze datum niet wordt gehaald, sluit hier echter niet op aan, hetgeen problemen op kan leveren indien de wet wel voor 1 januari 2001 tot wet is verheven maar niet op 1 januari 2001 in werking treedt. Met de onderhavige wijziging wordt dit probleem opgelost door in artikel V rechtstreeks aan te sluiten bij de datum van inwerkingtreding.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst

Naar boven