nr. 30
DERDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
a. Voor onderdeel A wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
A0
Artikel 2b vervalt.
b. De aanhef van onderdeel A komt te luiden: Na artikel 2a wordt een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:
c. De aanhef van onderdeel B komt te luiden: Na artikel 2b wordt een nieuw
artikel ingevoegd, luidende:
d. Onderdeel C vervalt.
II
In artikel III, artikel 5, zesde lid, van de Algemene wet gelijke behandeling,
wordt «vóór 1 januari 2001 zijn opgebouwd» vervangen
door: vóór de datum van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
A, van de wet van (..datum..) houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet
en enige andere wetten in verband met het recht van keuze voor ouderdomspensioen
in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen
(Stb. ...), zijn opgebouwd.
III
Artikel IVB komt te luiden als volgt:
ARTIKEL IVB
1. Artikel I, onderdeel A, artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet
is uitsluitend van toepassing op aanspraken op pensioen die vanaf de datum
van inwerkingtreding van dat artikelonderdeel van de wet van (..datum..) houdende
wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten in verband
met het recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen
en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. ...), worden opgebouwd.
2. Artikel I, onderdeel B, artikel 2c van de Pensioen- en spaarfondsenwet,
onderdeel E, artikel 32, zevende lid van de Pensioen- en spaarfondsenwet,
onderdeel I, artikel 32ba van de Pensioen- en spaarfondsenwet, en artikel
II, artikel 12c, tweede lid, onderdeel a en b van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen zijn uitsluitend van toepassing op aanspraken op pensioen
die vanaf de datum van inwerkingtreding van het betreffende artikelonderdeel
van de wet van (..datum..) houdende wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet
en enige andere wetten in verband met het recht van keuze voor ouderdomspensioen
in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen
(Stb. ...), worden opgebouwd.
3. Voorzover het bij de toepassing van het eerste en tweede lid aanspraken
op pensioen betreft die, als gevolg van een premievrije voortzetting van die
aanspraken worden opgebouwd voorzover de deelnemer is opgehouden aan de onderneming
verbonden te zijn, zijn de in het eerste en tweede lid genoemde artikelen
van de Pensioen- en spaarfondsenwet uitsluitend van toepassing indien het
recht op die premievrije voortzetting is ontstaan op of na de datum van inwerkingtreding
van het betreffende artikelonderdeel van de wet van (..datum..) houdende wijziging
van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enige andere wetten in verband met
het recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen
en gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. ...).
IV
Artikel V, tweede lid, vervalt.
Toelichting
Deze nota van wijziging beoogt een drietal onderwerpen te regelen. Voor
alle bepalingen is voorzien in een inwerkingtredingsdatum vast te stellen
bij koninklijk besluit. Op dit moment is nog niet duidelijk op welke datum
artikel I, onderdeel A, van dit wetsvoorstel (het nieuwe artikel 2b van de
Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW)) in werking zal treden. Op grond van de
huidige wetgeving zal het huidige artikel 2b van de Pensioen- en spaarfondsenwet
(PSW), zoals dat in de Wet van 30 juni 1994 tot wijziging van de Pensioen-
en spaarfondsenwet en enige andere artikelen (Stb. 496) in de PSW is opgenomen
met ingang van 1 januari 2001 in werking treden. Omdat dit onwenselijk is
wordt in artikel I van het wetsvoorstel een onderdeel A0 ingevoegd (Onderdeel
1, onder a, van deze nota van wijziging) dat beoogt het huidige artikel 2b
in te trekken. Hiermee kan de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 2b van
de PSW probleemloos op een later tijdstip plaatsvinden dan de intrekking van
het huidige artikel 2b.
Voortschrijdende inzichten hebben er toe geleid voor de perioden van opbouw
aan te sluiten bij de inwerkingtreding van de diverse artikelen.
Daartoe dienen de onderdelen 2 en 3 van deze nota van wijziging.
De subonderdelen b tot en met d van onderdeel 1 van deze nota van wijziging
tenslotte betreffen technische aanpassingen in het wetsvoorstel die nodig
zijn als gevolg van het laten vervallen van het huidige artikel 2b van de
PSW en feit dat het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet
met betrekking tot medezeggenschap van gepensioneerden en de gelijkstelling
in pensioenregelingen van geregistreerde partners en gehuwden (kamerstukken
II 1998/99, 26 674) inmiddels tot wet is verheven. Hierdoor is artikel
I, onderdeel C, van het onderhavige wetsvoorstel overbodig geworden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. F. Hoogervorst