26 706
Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (systematische aanpassingen)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 november 1999

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In Artikel I komt onderdeel K te luiden:

K

Artikel 415 wordt als volgt gewijzigd:

a. «366» wordt vervangen door: 366a.

b. Na «toepassing» wordt de punt vervangen door: , met dien verstande dat in afwijking van het tweede lid van artikel 365a aanvulling ook plaats vindt indien het cassatieberoep meer dan drie maanden na de dag van de uitspraak is ingesteld.

II

In artikel I wordt na onderdeel M een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ma

In artikel 470, eerste lid, vierde volzin, wordt «73,77–86, en 411» vervangen door: 73 en 77 tot en met 86.

III

In artikel II komt onderdeel G te luiden:

Het eerste lid van artikel 187b komt te luiden:

1. De rechter-commissaris kan ambtshalve, op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte beletten dat aan enige vraag door de officier van justitie, de verdachte of diens raadsman gedaan, gevolg wordt gegeven.

IV

Na artikel IV wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL IVA

Het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van de eerste afdeling van titel IVa van het Eerste Boek, komt te luiden:

EERSTE AFDELING. STELSELMATIGE OBSERVATIE.

B

Artikel 126aa wordt als volgt gewijzigd:

1.In het eerste lid wordt na «Va,» ingevoegd: dan wel door de toepassing van artikel 126ff,.

2. In het vierde lid wordt na «Va,» ingevoegd: dan wel van de toepassing van artikel 126ff,.

C

Aan artikel 126ff wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien de opsporingsambtenaar of de officier van justitie door de toepassing van een bevoegdheid als omschreven in titel Va de vindplaats weet van voorwerpen als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid.

D

In artikel 552i, tweede lid, wordt na «bevoegdheden» ingevoegd: dan wel toepassing van artikel 126ff.

E

Artikel 552oa wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «uitgeoefend» ingevoegd:, en aan artikel 126ff kan toepassing worden gegeven,.

2. In het derde lid wordt na «gemaakt» ingevoegd:, en aan artikel 126ff geen toepassing kan worden gegeven,.

Toelichting

De gelegenheid is te baat genomen nog enkele wijzigingen van geheel technische aard voor te stellen.

Onderdeel I

Bij de wet van 26 september 1996, Stb. 487, inwerkingtreding 2 november 1996, is in artikel 415 een bepaling opgenomen om toetsing in cassatie van het verkort vonnis beter mogelijk te maken. Daartoe is bepaald dat aanvulling met bewijsmiddelen en redengevende feiten en omstandigheden ook bij een late aanwending van rechtsmiddelen moet plaatsvinden. Deze aanvullende bepaling is ten onrechte weggevallen bij de wet van 15 januari 1998, Stb. 33, inwerkingtreding 1 februari 1998, tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering betreffende het aanhangig maken van de zaak en de regeling van het onderzoek op de terechtzitting (herziening onderzoek ter terechtzitting) en wordt thans weer toegevoegd.

Onderdeel II

Bij de Penitentiaire beginselenwet van 18 juni 1998, Stb. 430, in werking getreden op 1 januari 1999, is artikel 411 vervallen. De voorgestelde aanpassing brengt artikel 470 hiermee in lijn.

Onderdeel III

De tekst van dit onderdeel wordt in lijn gebracht met de tekst van artikel 293, eerste lid. Dat is de pendant van dit artikellid bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting.

Onderdeel IV

A

Tijdens de behandeling van het toenmalige wetsvoorstel bijzondere opsporingsbevoegdheden1 in de Eerste Kamer heb ik toegezegd te bevorderen dat het opschrift van de eerste afdeling van titel IVa van het Eerste Boek, zal worden gewijzigd. Het bestaande opschrift luidt: EERSTE AFDELING. OBSERVATIE. Het nu voorgestelde opschrift «EERSTE AFDELING. STELSELMATIGE OBSERVATIE» geeft een nauwkeuriger omschrijving van de bevoegdheid die in deze afdeling wordt geregeld.

Tijdens de behandeling van het hiervoor genoemde wetsvoorstel in de Eerste Kamer is ook toegezegd te bezien of het mogelijk is titel V van het Eerste Boek in afdelingen onder te verdelen. Het resultaat van deze nadere afweging is dar er redenen zijn om hiertoe niet over te gaan.

Zij zijn voornamelijk van wetstechnische aard. De voorwaarden voor de toepassing van de bevoegdheden die geregeld zijn in titel V zijn steeds gelijk. In alle gevallen mogen de bevoegdheden alleen worden toegepast bij het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband. Dit uit zich doordat in de artikelen van titel V telkens verwezen wordt naar het eerste artikel in deze titel, namelijk naar artikel 126o, eerste lid. Het is daarom gewenst de artikelen niet onder te verdelen in afdelingen maar als één geheel in titel V onder te brengen. Bovendien zou, indien er wel een onderverdeling in afdelingen zou zijn, ter onderscheiding van de opschriften van de afdelingen van titel IVa, in de opschriften van de afdelingen in titel V telkens herhaald moeten worden «ten behoeve van het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband». Dit zou afdoen aan de leesbaarheid van de wet. Zou dit niet gebeuren dan zou het wetboek op twee plaatsen afdelingen hebben met precies dezelfde titel. Dit zou tot verwarring leiden.

B, D en E

Artikel 126ff is bij amendement opgenomen in het toenmalige wetsvoorstel inzake bijzondere opsporingsbevoegdheden. Bij die gelegenheid is achterwege gelaten om het artikel ook te vermelden in de artikelen 126aa, 552i en 552oa. Deze onderdelen strekken ertoe deze technische aanpassing alsnog aan te brengen.

C

De Tijdelijke commissie evaluatie opsporingsmethoden heeft in aanbeveling 21 van haar rapport «Opsporing in uitvoering» aanbevolen artikel 126ff te wijzigen in die zin dat een verwijzing naar titel Va aan het artikel wordt toegevoegd, zodat het verbod op doorlaten ook geldt in geval van toepassing van de bevoegdheden, geregeld in titel Va van het Eerste Boek (kamerstukken II 1998/99, 26 269, nrs. 4–5, blz. 211). Door de in onderdeel C voorgestelde wijziging wordt aan deze aanbeveling uitvoering gegeven. Onderdeel C houdt in dat aan artikel 126ff een vierde lid wordt toegevoegd. Het is niet mogelijk een verwijzing naar titel Va op te nemen in het eerste lid van artikel 126ff, omdat bij enkele van de bevoegdheden die geregeld zijn in titel Va, in het bijzonder die welke geregeld zijn in de artikelen 126w tot en met 126z, geen sprake is van de uitvoering van een bevel door een opsporingsambtenaar, maar van het door de officier van justitie met een burger overeenkomen dat deze bijstand verleent aan de opsporing. Daarom wordt voorgesteld dit in een afzonderlijk vierde lid te regelen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals


XNoot
1

Inmiddels verschenen in het Staatsblad als de wet van 27 mei 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen (bijzondere opsporingsbevoegdheden).

Naar boven