26 706
Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (systematische aanpassingen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 29 oktober 1999

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van enige bepalingen in het Wetboek van Strafvordering (systematische aanpassingen)». Zij hechten grote waarde aan de kwaliteit van wet- en regelgeving. Hierbij hoort dat gebreken en leemten in de wet worden hersteld. Voor zover het gaat om wetstechnische gebreken en leemten kan dat gebeuren middels een reparatiewet, voor zover het gaat om gebreken en leemten als gevolg van ontwikkelingen op het terrein van bijvoorbeeld de strafrechtspleging is het goed dat dit gebeurt middels een systematische aanpassing.

Hierbij hoort echter ook dat gebreken en leemten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het is daarom dat de leden van de fractie van de VVD van mening zijn dat elke herstelwet, of het nu gaat om een reparatiewet of een systematische aanpassing, aanleiding moet vormen tot herbevestiging van de verplichting om tot een maximale inspanning te komen bij het voorkomen van omissies, zoals bijvoorbeeld mogelijk is door invoering van verdergaande elektronische ondersteuning van het wetgevingsproces.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgestelde aanpassingen in het Wetboek van Strafvordering. De voorgestelde aanpassingen zijn tot op zekere hoogte noodzakelijk aangezien zij voornamelijk het gevolg zijn van het verwerken van rechtspraak, herstel van omissies en inwerking getreden regelgeving.

2. Artikelsgewijs

De leden van de VVD-fractie stemmen er mee in dat het voorstel tot wijziging van artikel 23 en 24 Strafvordering is verplaatst van de reparatiewet I (25 836) naar het voorliggende wetsvoorstel. Dit geeft namelijk ruimte tot een meer inhoudelijke beoordeling van het voorstel. Graag roepen zij de vragen in herinnering die zij stelden op dit punt in het verslag van 6 april 1998 bij de reparatiewet I (25 836 nr. 5). Kan de regering hier nader op ingaan? Hebben zich inmiddels wel problemen in de rechtspraktijk voorgedaan, vragen deze leden. Dringt de zittende magistratuur nog steeds aan op wijziging? In hoeverre bestaat het risico dat het gerechtvaardigd belang van de verdachte tijdens het gerechtelijk vooronderzoek c.q. in het kader van de voorbereiding van zijn verdediging, door deze wetswijziging zal worden geschaad? Het antwoord op deze laatste vraag zal afhangen van de reikwijdte van de voorgestelde uitzondering. Kan de regering daarom uitgebreid ingaan op de precieze afbakening van het begrip «ernstige schade»? Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie welke vorm van controle op en beoordeling van de juistheid van de toepassing van de voorgestelde uitzonderingsbepaling achteraf mogelijk is en welke gevolgen dit kan hebben voor de toelaatbaarheid van het met dit middel verkregen bewijs?

De opmerking die de leden van de fractie van D66 hebben betreft artikel 23 en 24. Aan deze artikelen wordt toegevoegd dat het informeren van personen, omtrent bijvoorbeeld een huiszoeking of telefoontap, achterwege kan blijven indien het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad. Er is sprake van een duidelijke belangenafweging. Het criterium dat de doorslag zou moeten geven is dat als «het belang van het onderzoek ernstig wordt geschaad», de informatie achterwege mag blijven. Kan de regering dit criterium toelichten, aangezien het nogal ruim te interpreteren is?

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Van Heemst

De griffier voor dit verslag,

Fenijn


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GL), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), Hoekema (D66), Karimi (GL), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Van Baalen (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GL), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA), Kamp (VVD).

Naar boven