26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 86 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2012

Vandaag vieren wij de Dag van de Leerplicht. Wij staan vandaag stil bij zowel het recht en de plicht van kinderen en jongeren om naar school te gaan als bij het belang van de handhaving van de Leerplichtwet 1969. Met de campagne «School? Ik maak mijn verhaal af! Jij ook?» kunnen kinderen, jongeren, leraren, ouders en leerplichtambtenaren elkaar hun eigen verhaal vertellen waarom het zo belangrijk is om naar school te gaan en een diploma of startkwalificatie te behalen. Deze campagne wordt ondersteund door Ingrado (de branchevereniging voor leerplicht en Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voor voortijdig schoolverlaters) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).

Het afgelopen jaar is hard gewerkt aan een integrale aanpak van schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten. Over de voortgang van onze inspanningen heb ik u regelmatig per brief geïnformeerd en dat zal ik ook blijven doen. Dit kabinet heeft de ambitie het schoolverzuim terug te dringen en in 2016 maximaal 25 000 voortijdig schoolverlaters te hebben. Deze doelstelling is alleen realistisch wanneer er blijvend aandacht is voor de aanpak van het schoolverzuim.

Bij deze brief ontvangt u de meest actuele cijfers van de meldingen van schoolverzuim over het schooljaar 2010–2011. Ik verwijs u hiervoor naar bijlage 1 bij deze brief. Voorts treft u in de bijlage een toelichting aan op de verschillende vormen van verzuim die we onderscheiden. Het is goed dat met deze cijfers de omvang van het verzuim steeds beter in beeld komt.

Omvang van het schoolverzuim

Sinds augustus 2009 is het voor vo-scholen en mbo-instellingen wettelijk verplicht om het Digitaal Verzuimloket te gebruiken voor het melden van ongeoorloofd of zorgelijk schoolverzuim van leerlingen. In 2012 geldt dit ook voor het niet-bekostigd onderwijs met een examenlicentie en erkende, niet-bekostigde instellingen voor het middelbaar beroepsonderwijs.

Het aantal meldingen van ongeoorloofd verzuim is ten opzichte van het schooljaar 2009–2010 in totaal met 8% toegenomen. Vooral in het Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (BVE) is het verzuim met 2% gestegen tot 20%. Deze toename wordt toegeschreven aan verbetering van de registratie doordat het Digitaal Verzuimloket beter en intensiever wordt gebruikt. De afgelopen jaren is namelijk een verbetering in het meldsysteem doorgevoerd, waardoor het melden van verzuim voor scholen eenvoudiger is gemaakt.

Scholen weten het Verzuimloket steeds beter te vinden. Ook hebben steeds meer scholen de interne meldprocessen op orde. Dit geldt echter nog niet voor alle scholen. Dit betekent dat er blijvend aandacht voor moet zijn. Verder kan de toegenomen aandacht voor het terugbrengen van voortijdig schoolverlaten ook van invloed zijn geweest op de meldingen van verzuim.

Thuiszitters

Tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel passend onderwijs heb ik op de vraag van het Kamerlid Ferrier naar een actieplan thuiszitters in de overgangsfase, aangegeven dat de nieuwe cijfers op de dag van de leerplicht in de Tweede Kamer liggen. In de bijlage vindt u ook de cijfers van het aantal thuiszitters over het schooljaar 2010–2011. Het is voor de tweede keer dat thuiszitters meegenomen zijn in de leerplichtrapportage. Op basis van deze gegevens en over die van 2009–2010 kan echter nog geen uitspraak worden gedaan over een eventuele trend. Het aantal thuiszitters is ongeveer gelijk aan het aantal in het voorafgaande schooljaar. Wel zien we een gunstiger beeld voor het aantal weer teruggeplaatste leerlingen. Het aantal langdurige thuiszitters (meer dan 6 maanden) daalt in vergelijking met vorig jaar zelfs fors. Ik zie in de cijfers een indicatie dat de regionale aanpak vruchten afwerpt. In alle RMC-regio’s is beweging te signaleren: in 22 regio’s is sprake van een thuiszitterstafel en in de overige is overleg over individuele casuïstiek en regionale samenwerking.

Hieronder informeer ik u over de voortgang van de maatregelen om het schoolverzuim terug te dringen.

1. Toezicht door de Inspectie van het Onderwijs

De wet Bestrijden verzuim en voortijdig schoolverlaten1 is per 1 januari 2012 inwerking getreden. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet 1969 door scholen of instellingen is belegd bij de Inspectie van het Onderwijs en niet langer bij de gemeente. De inspectie kan een school of instelling een bestuurlijke boete opleggen wanneer de Leerplichtwet 1969 niet wordt nageleefd. Het toezicht op de naleving door ouders en leerlingen blijft bij de gemeente. Gemeenten en inspectie werken nauw samen om het verzuim verder terug te dringen.

2. Regionale samenwerking

Voor de uitvoering van de leerplichtfunctie ligt een cruciale taak bij de gemeente. Regionalisering en samenwerking in een Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) kan de beschikbare capaciteit van de gemeente en de rol van de leerplichtambtenaar en de RMC-coördinator versterken.

Ingrado ontvangt subsidie om leerplichtambtenaren en RMC-coördinatoren te ondersteunen bij het inrichten en professionaliseren van de leerplichtfunctie en regionale samenwerkingsverbanden. Hierdoor is er in veel gemeenten gewerkt aan het bevorderen van regionale samenwerking, zoals die dit jaar onder andere in de regio Arnhem, West Brabant en in Zeeuws Vlaanderen tot stand is gekomen.

Van de 410 gemeenten die lid zijn van Ingrado voeren er 243 de leerplichtfunctie als individuele gemeente uit. De overige 167 voeren de leerplichtfunctie in gezamenlijkheid uit in 35 verschillende samenwerkingsverbanden. Daarvan zijn 112 gemeenten onderdeel van één van de 15 RBL’s, terwijl 55 gemeenten op een andere manier samenwerken, meestal gebeurt dit door een uitbesteding van de leerplichtfunctie door een kleine gemeente aan een grote buurgemeente. Twaalf RBL’s voeren de leerplichtfunctie uit voor meer dan 100 000 inwoners, waarvan de grootste zelfs voor ruim 480 000 inwoners.

4. Aanpak verzuim in het mbo

Op 13 februari jl. heb ik samen met Ingrado en de MBO-raad een verklaring ondertekend, waarin we afspraken hebben gemaakt voor een verzuimaanpak in het mbo, waarbij we ook de rol van de ouders, of voor de student belangrijke andere personen benadrukken. Zo worden instellingen opgeroepen om voor verzuimmeldingen van meerderjarige studenten die geen startkwalificatie hebben dezelfde meldtermijn te hanteren als voor leer- of kwalificatieplichtige leerlingen beneden de 18 jaar. Iedere student die binnen vier weken meer dan 16 uur verzuimt wordt dan via het Digitaal Verzuimloket gemeld aan de woongemeente. Ook zullen de mbo-instellingen de ouders meer betrekken bij de schoolloopbaan van hun kinderen (ook van meerderjarige kinderen), juist ook als er sprake is van verzuim. Over deze verzuimaanpak heb ik u in mijn brief van 6 maart jl. geïnformeerd (Kamerstuk 26 695, nr. 85).

Tot slot

Ik verwacht komend jaar door een gezamenlijke inzet op verzuim en het verzuimbeleid in combinatie met een effectiever toezicht nog meer verbetering in het meldgedrag van scholen en instellingen te zien. De verzuimcijfers zullen daarmee nog beter in beeld komen. Een goed beeld van de verzuimcijfers is essentieel voor de bestrijding van schoolverzuim en het voorkomen van uitval.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

BIJLAGE 1 DEFINITIES EN CIJFERS SCHOOLVERZUIM OP GROND VAN DE LEERPLICHTWET 1969

1. Definities schoolverzuim

  • 1. Relatief verzuim. Er is sprake van relatief verzuim als een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere die ingeschreven staat bij een school of onderwijsinstelling, maar zonder dat daarvoor op grond van de Leerplichtwet verlof is verleend. Volgens de Leerplichtwet zijn scholen alleen verplicht om die gevallen te melden waar sprake is van ongeoorloofde afwezigheid van in totaal zestien uren les- of praktijktijd gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken. Deze gevallen van schoolverzuim worden geacht zo zorgwekkend te zijn dat er verder onderzoek en interventie nodig is. De school zelf blijft verantwoordelijk voor het korter durende verzuim. Bij relatief verzuim wordt in de praktijk nog onderscheid gemaakt tussen luxe verzuim en signaalverzuim.

    • a. Luxe verzuim treedt op als een leerling zonder toestemming tijdens de schoolperiode met vakantie gaat. Ouders nemen hun kinderen tijdens de schooltijd mee op vakantie om files te vermijden of met goedkopere vliegtickets weg te kunnen.

    • b. Signaalverzuim is verzuim dat samenhangt met achterliggende problemen van de leerling. Een leerling wordt bijvoorbeeld gepest en wil niet meer naar school.

  • 2. Absoluut verzuim. Er is sprake van absoluut verzuim als een leerplichtige jongere niet op een school staat ingeschreven, zonder dat daarvoor op grond van de Leerplichtwet vrijstelling is gegeven.

  • 3. Thuiszitter. Is een leerplichtige jongere tussen 5 en 18 jaar die zonder geldige reden (zoals ziekte) meer dan 4 weken verzuimt. Ook jongeren van 16 en 17 jaar die kwalificatieplichtig zijn worden als thuiszitter aangemerkt, als het thuiszitten begonnen is tijdens de inschrijving in het voortgezet onderwijs en zij geen werk hebben en op geen enkele manier toewerken om weer naar school te gaan. Degenen die op grond van de Leerplichtwet ontheven zijn van de verplichting tot inschrijving bij een onderwijsinstelling vallen niet onder de definitie.

2. Cijfers omvang verzuim

In 1994 is in de Leerplichtwet de bepaling opgenomen dat Burgemeester en Wethouders jaarlijks aan de minister van OCW opgave doen van «de omvang en behandeling van het aan hen gemelde schoolverzuim in hun gemeente». Doel van deze bepaling is om de minister te voorzien van de meest essentiële kwantitatieve beleidsinformatie over het toezicht op de leerplicht.

De meest recente leerplichtgegevens van het schooljaar 2010–2011 zijn hieronder beschreven.

2.1 Absoluut verzuim

Tabel 1. Absoluut verzuim per schooljaar

Schooljaar

Aantal

2005-2006

5 897

2006-2007

5 119

2007-2008

5 616

2008-2009

6 241

2009-2010

6 878

2010-2011

8 098

Tabel 2. Absoluut verzuim. Laatst genoten onderwijs en % teruggeleidingen (schooljaar 2010–2011 versus 2009–2010)
 

2009-2010 (%)

2010-2011 (%)

w.v. weer ingeschreven (%)

(Speciaal) Basisonderwijs

21

27

26

(Voortgezet) speciaal onderwijs

5

4

4

Voortgezet onderwijs

28

31

36

Beroepsonderwijs

25

13

12

Onbekend1

4

7

5

Totaal

100 (=6878)

100 (=8098)

100 (=4297)

X Noot
1

Sommige gemeenten hebben niet een onderverdeling naar verschillende onderwijssoorten kunnen maken en gerapporteerd onder de categorie «onbekend». Bij 1 gemeente was dat vanwege de overgang naar een nieuw registratiesysteem.

Ten opzichte van het schooljaar 2009–2010 is in het schooljaar 2010–2011 het absoluut verzuim gestegen met 18%. Absoluut verzuim houdt in dat ouders hun leerplichtige kind bewust thuis houden. Een leerplichtig kind staat dan wel ingeschreven bij de gemeentelijke basis administratie (GBA), maar is niet ingeschreven op een school. Door een goede registratie van de GBA en de scholen en de opsporing van de leerplichtambtenaar, worden leerplichtigen naar het onderwijs (terug)geleid. Dit is in 53% van de gevallen gebeurd.

2.2. Relatief verzuim

Het relatief verzuim in de periode 2009–2010 was in totaal 74 129. De huidige cijfers laten een stijging zien van 7%.

Tabel 3. Relatief verzuim en luxe verzuim per schooljaar

Schooljaar

Totaal relatief verzuim

w.v. luxe verzuim

luxe verzuim (% tot)

2005 – ’06

43 745

4 998

1

2006 – ’07

49 548

4 532

9

2007 – ’08

55 784

6 068

11

2008 – ’09

62 693

6 517

10

2009 – ’10

74 129

5 845

8

2010–2011

79 658

6 415

8

Tabel 4. Herkomst relatief verzuim
 

Totaal 2009–2010 (%)

Totaal 2010–2011 (%)

w.v. luxe verzuim (%)

(Spec.) basisonderwijs

15

12

63

Voortgezet spec. Onderwijs

5

3

2

Voortgezet onderwijs

60

54

29

Beroepsonderwijs

18

20

1

Onbekend1

2

10

5

Geen onderwijs

0

0

0

Totaal

100 (=74 129)

100 (=79 658)

100 (=6 415)

X Noot
1

Sommige gemeenten hebben niet een onderverdeling naar verschillende onderwijssoorten kunnen maken en gerapporteerd onder de categorie «onbekend». Bij 1 gemeente was dat vanwege de overgang naar een nieuw registratiesysteem.

Het luxe verzuim is ten opzichte van 2009–2010 (was in totaal 5845) gestegen met 10%. Circa 8% van het relatieve verzuim is luxe verzuim (tabel 3). Ruim drie vijfde van het luxe verzuim vindt plaats in het (speciaal) basisonderwijs en ruim een vierde in het voortgezet onderwijs (tabel 4).

Tabel 5. Vergelijking herkomst relatief verzuim 2010–2011 t.o.v. 2009–2010
 

2009–2010

2010–2011

procentuele mutati

(Spec.) basisonderwijs

11 702

9 805

– 16%

Voortgezet spec. Onderwijs

3 462

2 556

– 26%

Voortgezet onderwijs

44 300

43 412

– 2%

Beroepsonderwijs

13 192

16 141

+ 22%

Onbekend1

1 473

7 744

+ 426%

Totaal

74 129

79 658

+ 8%

X Noot
1

Idem

Tabel 5 toont de verschillen in relatief verzuim per sector ten opzichte van 2009–2010. Het aantal meldingen van relatief verzuim in het beroepsonderwijs is met 22% toegenomen, in de overige sectoren nam het aantal meldingen af. Opvallend is dat veel meldingen zijn toebedeeld aan de sector «onbekend».

2.3 Processen-verbaal

Tabel 6. Processen verbaal per schooljaar

Schooljaar

Absoluut verzuim

Luxe verzuim

Signaalverzuim

Totaal =100%

2005 – ’06

3%

22%

75%

5 209

2006 – ’07

3%

23%

74%

5 763

2007 – ’08

2%

21%

77%

8 566

2008 – ’09

195 (2%)

2 127 (22%)

7 367 (76%)

9 362

2009 – ’10

198 (2%)

1 746 (19%)

7 400 (79%)

9 344

2010 – ’11

224 (2%)

2 127 (19%)

8 631 (79%)

10 982

Het aantal processen-verbaal is ten opzichte van het schooljaar 2009–2010 toegenomen. De procentuele verdeling tussen de verschillende vormen van verzuim is gelijk gebleven. Verhoudingsgewijs blijft het aandeel processen-verbaal voor signaalverzuim hoger dan voor het luxe verzuim en het absoluut verzuim. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de gemeenten in de loop van de jaren zich meer zijn gaan concentreren op het behandelen van signaalverzuim. Daarnaast zijn er meer aangepaste «trajecten» ontwikkeld die voor verzuimers een aantrekkelijk alternatief bieden om onderwijs te blijven volgen. Het gebruik van het instrument proces-verbaal is voor hen daardoor minder vaak noodzakelijk.

3. Cijfers thuiszitters

Landelijk beeld op basis van de voorlopige cijfers voor het schooljaar 2010–2011. De gegevens van 391 gemeenten zijn in tabel 7 verwerkt (408 in 2010). Tussen haakjes staan de aantallen van het schooljaar 2009–2010.

Tabel 7: Thuiszitters

Gemeenten

Aantal thuiszitters op 01-09-2010 (01-09-2009)

Toename in schooljaar 2010–2011 (2009–2010)

Thuiszitters opgelost in schooljaar 2010–2011 (2009–2010)

>6 maanden thuiszitter en niet opgelost 2010–2011 (2009–2010)

G4

302 (228)

695 (403)

686 (441)

124 (132)

G21

356 (458)

617 (323)

525 (466)

116 (103)

OVERIG

1 638 (1 583)

1 828 (2 187)

2 070 (1 507)

422 (1 140)

TOTAAL

2 296 (2 269)

3 140 (2 913)

3 281 (2 414)

662 (1 375)

In de eerste kolom staan de aantallen thuiszitters bij de start van het schooljaar 2010–2011 voor respectievelijk de G4, de G21 en de overige, kleinere gemeenten. De toename van het aantal thuiszitters in datzelfde schooljaar vindt u in de tweede kolom. De laatste kolommen geven de aantallen thuiszitters voor wie gedurende het schooljaar 2010–2011 een oplossing werd gevonden weer en de aantallen die thuiszitten en meer dan een half jaar wachten op een oplossing.


X Noot
1

Wijziging van de Leerplichtwet 1969, WEB, WEC. WPO, WSF 2000, WTOS en WVO in verband met het treffen van diverse maatregelen ten behoeve van het bestrijden van verzuim en voortijdig schoolverlaten (TK 2009–2010, 32 356).

Naar boven