26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 75 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2011

Naar aanleiding van de toezegging die door de staatssecretaris van VWS is gedaan tijdens het AO Campussen van 17 februari 2011 (Kamerstuk 31 001, nr. 104), informeer ik u over de mogelijkheden voor de BOP academie om gebruik te maken van de structurele middelen die beschikbaar zijn voor de plusvoorzieningen.

Plusvoorzieningen zijn bedoeld voor jongeren die cognitief in staat zijn om een startkwalificatie te halen, maar door een opeenstapeling van problemen daar niet aan toe komen. Zij dreigen hierdoor het onderwijs voortijdig te verlaten. Plusvoorzieningen zijn een combinatieprogramma van regulier onderwijs, zorg en hulpverlening en indien nodig arbeidstoeleiding.

Vanaf 2012 is er € 30 miljoen structureel beschikbaar voor de plusvoorzieningen en de wijkscholen. In de VSV-cijferbrief van 17 februari 2011 (kamerstuk 32 356, nr. 20) heb ik u gemeld dat de plusvoorzieningen een integraal onderdeel uit gaan maken van de bredere vsv-aanpak.

Op dit moment wordt de vormgeving van de nieuwe prestatiegerichte vsv-convenanten uitgewerkt. Ik wil er voor pleiten om ook in de toekomst vast te houden aan de regionale afstemming tussen RMC-contactgemeente, onderwijsinstellingen en, specifiek voor de plusvoorzieningen, zorgpartijen. In gezamenlijkheid zullen deze partijen dan gaan bepalen waar de middelen voor de plusvoorzieningen in de toekomst aan besteed gaan worden. Voorop staat daarbij dat deze voorzieningen daadwerkelijk effect sorteren en een bijdrage gaan leveren aan het halen van de nieuwe vsv-doelstelling van maximaal 25 000 vsv’ers in 2016.

Concreet betekent dit voor de BOP academie dat, als zij aanspraak willen maken op de middelen die beschikbaar zijn voor plusvoorzieningen, zij moeten voldoen aan de gestelde voorwaarden en daarnaast binnen de RMC-regio Stedendriehoek regionaal afspraken moeten maken over de besteding van de middelen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven