26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 73 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 januari 2011

1. Inleiding

Met deze evaluatiebrief informeer ik u over de invoering van het Digitaal Verzuimloket, de tot nu toe behaalde resultaten en enkele beleidsmatige aspecten, zoals toegezegd in de brief van 18 maart 2010 (Tweede Kamer, 2009–2010, 26 695, nr.69). Na mijn uitstelbrief (Tweede Kamer, 2010–2011, 31 829 nr. 18), heeft u mij verzocht de evaluatiebrief zo spoedig mogelijk te sturen. Met deze brief voldoe ik aan mijn eerdere toezegging en aan uw verzoek.

Spijbelen doet de schoolcarrière van een jongere geen goed en staat schoolsucces vaak in de weg. Ongeoorloofd verzuim van lessen is vaak een voorbode van voortijdige schooluitval. Een snelle en efficiënte aanpak van spijbelen is daarom van groot belang. Het doel van het Digitaal Verzuimloket is om met een vereenvoudigde, geautomatiseerde meldprocedure de tijd en energie van vo-scholen, mbo- instellingen en gemeenten meer te kunnen richten op het aanspreken en het teruggeleiden van spijbelende jongeren naar het onderwijs.

In de ontwikkelfase zijn diverse benamingen gebruikt voor deze software, zoals 1-loket, vsv-loket. Ik hanteer vanaf nu de naam Digitaal Verzuimloket.

2. Conclusies

Het Digitaal Verzuimloket is relatief snel en soepel ingevoerd. De meldapplicatie voldoet aan de verwachtingen van scholen, instellingen en gemeenten, al zijn er nog verbeteringen mogelijk. Scholen en gemeenten hebben na de ingebruikname de wens geuit meer informatie mee te kunnen sturen bij een melding in het Digitaal Verzuimloket dan nu mogelijk is. Wanneer ik aan deze wens zou voldoen, wordt het Digitaal Verzuimloket een soort inhoudelijk leerlingdossier. Ik houd vast aan het uitgangspunt dat het Digitaal Verzuimloket een ondersteunend administratief systeem is. Persoonlijk contact tussen gemeenten (leerplicht en RMC) en scholen (mentoren of verzuimcoördinator) blijft dus gewenst en noodzakelijk.

In de voortgangsbrief van 18 maart 2009 (Tweede Kamer, 2008–2009, 26 695, nr. 63) heb ik u gemeld dat het gebruik van het Digitaal Verzuimloket per 1 augustus 2009 verplicht is voor alle vo- en bve-instellingen1. Het Digitaal Verzuimloket is, nu bijna twee jaar later, door ongeveer 90 procent van de onderwijsinstellingen ook daadwerkelijk gebruikt en het meldgedrag van scholen is verbeterd. Ook in het mbo zijn flinke slagen vooruitgemaakt, dat is een goede zaak. Het loket maakt echter ook zichtbaar dat ongeveer de helft van de mbo-instellingen nog onvoldoende meldt. De Inspectie van het Onderwijs constateert dit ook in een niet-representatief onderzoek, ondanks de flinke verbeteringen bij een deel van de instellingen. Het goed melden van ongeoorloofd verzuim door alle scholen en instellingen is noodzakelijk om de teruggang tot maximaal 25 000 voortijdig schoolverlaters in 2016 te kunnen realiseren.

3. Het Digitaal Verzuimloket: totstandkoming

In 2006 is uit een onderzoek naar handhaving van de leerplichtwet gebleken dat het melden van relatief verzuim, oftewel spijbelen, ingewikkeld was. Uniformering van meldtermijnen én de invoering van één centraal meldpunt werd aanbevolen2. Daarna heeft Het Expertise Centrum een verkennend onderzoek naar de invoering van «één meld- en registratiepunt» uitgevoerd3. U bent in de brief «Aanval op de schooluitval: een kwestie van uitvoeren en doorzetten» van 30 november 2007 (Tweede Kamer, 2007–2008, 26 695, nr. 42) op de hoogte gesteld van de concrete invoeringsplannen van het Digitaal Verzuimloket. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft in 2007–2008 de softwareapplicatie ontwikkeld en in een aantal pilotgemeenten getest. Na een positieve evaluatie van de pilot is overgegaan tot een landelijke invoering. In het begin van het schooljaar 2009–2010 zijn de laatste scholen en gemeenten aangesloten.

Het ontwikkelen en uitrollen van het Digitaal Verzuimloket heeft ruim drie miljoen euro gekost aan werkzaamheden bij DUO (2007 tot en met 2009). Het beheer, onderhoud en het verbeteren van het Digitaal Verzuimloket heeft in 2010 1,4 miljoen euro gekost, inclusief de rapportages voor scholen en gemeenten. Op basis van de feitelijke kosten in 2010 en 2011 zullen de structurele, jaarlijkse kosten worden bepaald. Vanaf 2012 wordt het Digitaal Verzuimloket onderdeel van de structurele werkzaamheden van DUO.

4. Het Digitaal Verzuimloket: hoe werkt het?

In het Digitaal Verzuimloket kunnen vijf verschillende soorten verzuim gemeld worden. Ten eerste zijn scholen wettelijk verplicht te melden als sprake is van ongeoorloofde afwezigheid van in totaal zestien uren les- of praktijktijd gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken (de «16 uur in 4 weken» – termijn geldt voor de leerplichtige jongeren). Deze gevallen van schoolverzuim worden als dusdanig zorgwekkend gezien dat er verder onderzoek en interventie nodig is naast de inspanningen van de school zelf. Ten tweede moet «RMC-verzuim» verplicht gemeld worden. Hiervan is sprake wanneer een leerling op wie de Leerplichtwet 1969 (Lpw) niet meer van toepassing is en die nog geen 23 jaar is en niet in het bezit van een diploma op minimaal startkwalificatieniveau, gedurende een aaneengesloten periode van ten minste een maand of een door het bevoegd gezag van de school te bepalen kortere periode zonder geldige reden geen onderwijs meer volgt.

Daarnaast kunnen gemeenten en scholen onderling afspraken maken over het melden van «beginnend verzuim» (minder dan 16 uur in vier lesweken), «signaalverzuim» (de school vermoedt achterliggende problemen in de privésfeer) en «luxeverzuim» (ouders nemen hun kinderen onder schooltijd mee voor bijvoorbeeld vakantie). In principe acht ik de school verantwoordelijk voor het afhandelen van het kleine spijbelen. Maar ik stimuleer het ook dat scholen en instellingen eerder dan wanneer dat wettelijk moet, hun zorgen over spijbelende jongeren melden bij de gemeenten. Scholen en gemeenten zijn vrij in hoe ze de afspraken over dit type meldingen vormgeven.

Werkwijze Digitaal Verzuimloket

Op een beveiligde website van DUO voeren scholen en instellingen de noodzakelijke gegevens in van de spijbelende jongere. Omdat het Digitaal Verzuimloket gebaseerd is op de leerling/deelnemergegevens uit het bron, is het invoeren gemakkelijk en eenduidig. Naast deze handmatige invoer kunnen scholen kiezen voor een machine-tot-machine-koppeling. Dan wordt het Digitaal Verzuimloket automatisch gevuld met de gegevens uit de verzuimadministratie van de school. Het Digitaal Verzuimloket bezorgt de melding direct bij de leerplichtambtenaar in de woongemeente van de leerling/deelnemer. Daar hoeft de school of de instelling niets meer voor te doen. Dit is een belangrijke administratieve lastenvermindering. De school kan de status van de melding bij de gemeente volgen via het Digitaal Verzuimloket.

De behandelaar bij de gemeente kan vier verschillende acties opvoeren in het Digitaal Verzuimloket: «geregistreerd», «in behandeling», «afgesloten» en «ter kennisgeving aangenomen». Ik vind het belangrijk dat gemeenten snel de juiste stappen ondernemen en zorgen voor terugkoppeling via het Digitaal Verzuimloket aan de onderwijsinstelling. Het is aan de gemeente om dit proces goed in te richten. Als de gemeente een melding afsluit, wordt gevraagd naar de reden van afsluiten, deze informatie wordt via het loket teruggemeld aan de school. Scholen en gemeenten kunnen maandelijks verzuimrapportages downloaden van de op de school of gemeente ingeschreven jongeren. Die rapportages bieden veel informatie die bijdragen aan het verbeteren van een sluitende aanpak tegen verzuim.

Veiligheid en privacy

Alle verzuimmeldingen worden opgenomen in het meldingsregister verzuim. De meldingen zijn alleen beschikbaar en inzichtelijk voor de functionarissen op de scholen, instellingen en gemeenten die geautoriseerd zijn door het bevoegd gezag. Het beveiligingsniveau van de website van het Digitaal Verzuimloket is begin januari 2011 vergroot door de overstap van het gebruik van wachtwoorden naar het gebruik van tokens. Het ministerie ontvangt alleen de tellingen van de meldingen in het Digitaal Verzuimloket. De aan de verzuimmelding gekoppelde persoonsgegevens worden gedurende twee jaar bewaard. Na deze termijn worden er alleen geanonimiseerde gegevens bewaard ten behoeve van beleidsinformatie.

5. De rol van het Digitaal Verzuimloket in het verzuimbeleid

Het melden van afwezigheid start in de klas bij de docent. Gegevens moeten daar worden verzameld en geautomatiseerd. Daarna kan pas een melding worden gedaan in het Digitaal Verzuimloket. Voldoende meldingen in het Digitaal Verzuimloket laten zien dat het administratieve meldproces op een school of instelling functioneert. Een goed administratief proces is een noodzakelijke voorwaarde, maar geen garantie voor een goed verzuimbeleid. Daar is meer voor nodig waaronder het persoonlijk contact met de jongere en goede afspraken tussen de scholen en gemeenten. Het gebruik van het Digitaal Verzuimloket is onderdeel van goed verzuimbeleid.

6. Het Digitaal Verzuimloket: hoe wordt het gebruikt?

Anderhalf jaar geleden is gekozen voor een uniforme meldtermijn voor jongeren onder de 18 jaar in het vo en het mbo van 16 lesuren in vier aaneengesloten lesweken. De keuze voor deze uniforme termijn is goed ontvangen. De RMC-meldtermijn van vier weken wordt door scholen en instellingen vaak als lang ervaren.

Op 6 september 2010 heb ik circa 60 scholen, uit zowel vo als mbo, aangeschreven, omdat zij tot op dat moment geen meldingen in het Digitaal Verzuimloket hadden gedaan, maar wel één of meer voortijdig schoolverlaters hadden. Ik heb deze scholen gewezen op de wettelijke taak gebruik te maken van het Digitaal Verzuimloket. Op dit moment heeft ongeveer 90 procent van de scholen en instellingen het Digitaal Verzuimloket daadwerkelijk een keer gebruikt waaronder alle mbo-instellingen. In reactie op mijn brief gaven sommige kleine onderwijsinstellingen aan dat verzuim weinig voorkomt zodat geen wettelijke meldingen nodig zijn.

Het meldgedrag van mbo-instellingen vraagt meer aandacht. Uit de aantallen meldingen van mbo-instellingen in het Digitaal Verzuimloket leid ik tot mijn spijt af dat slechts 15 tot 20 procent van de instellingen in 2009–2010 «voldoende» meldingen4 deden via het loket. Op basis hiervan is mijn indruk dat in het schooljaar 2010–2011 ongeveer de helft van de mbo-instellingen «voldoende» meldt via het Digitaal Verzuimloket (zie bijlage 1).

7. Ervaring van gebruikers

De Tweede Kamer heeft bij de behandeling van het wetsvoorstel verzuimmelding (Tweede Kamer, 2008–2009, 31 829, E) aangegeven dit wetsvoorstel na een jaar te willen evalueren en vooral geïnteresseerd te zijn in de ervaringen van leerplichtambtenaren en contactpersonen op scholen. Het Klanttevredenheidsonderzoek (KTO) dat Ergo, bureau voor markt- en beleidsonderzoek, in opdracht van DUO heeft uitgevoerd, is onder deze gebruikersgroep afgenomen. Hieronder staan de belangrijkste resultaten, het gehele onderzoek vindt u in de bijlage bij deze brief (zie bijlage 2).5

7.1 Onderwijsinstellingen

De invoering van het Digitaal Verzuimloket is volgens de onderwijsinstellingen snel en verhoudingsgewijs soepel verlopen op enkele kwesties na rondom autorisaties van personen. De onderwijsinstellingen geven aan dat het Digitaal Verzuimloket daadwerkelijk een lastenverlichting heeft opgeleverd. De onderwijsinstellingen geven ook aan dat wanneer er met regelmaat een leerplichtambtenaar aanwezig is op school, dit geen reden is om verzuim dan niet te melden.

Als verbeterpunt is om de terugkoppeling van de melding binnen de school op de juiste plaats terecht te laten komen. In sommige gevallen zijn de melder en de behandelaar niet een en dezelfde persoon binnen een school. Daarnaast geven scholen aan dat ze graag bestanden mee willen kunnen sturen naar de gemeenten. Ergo geeft aan dat een koppeling tussen het Digitaal Verzuimloket en het administratiepakket van een instelling vooral van belang is waar het om grote aantallen leerlingen gaat. Waar deze koppeling met succes gelegd is, zijn de gebruikers zeer tevreden. Scholen geven als verbeterpunt aan dat gemeenten niet altijd even goed terugkoppelen over wat zij doen met een verzuimmelding.

7.2 Gemeenten/Leerplichtambtenaren

De informatie die gemeenten ontvangen, is vaak in eerste instantie te beperkt. Er ontbreekt bijvoorbeeld een verzuimstaat of het is niet duidelijk of het om wettelijk verzuim gaat. De leerplichtambtenaar moet geregeld contact opnemen met de onderwijsinstelling om verder te kunnen. Het aantal meldingen van verzuim neemt toe, mede door het gemak van het verzuimloket. Daarmee neemt ook de werkdruk bij de leerplichtambtenaren toe en dit heeft als risico dat er meldingen kunnen blijven liggen. Een uitblijvende reactie van de gemeente kan als negatief effect hebben dat de melders (scholen en instellingen) gedemotiveerd raken. Een beter toezicht op wat er daadwerkelijk, en niet alleen administratief, met de meldingen bij gemeenten gebeurt, wordt door Ergo aanbevolen.

De gemeenten en RMC’s geven aan dat het Digitaal Verzuimloket dubbel werk op kan leveren. Dit heeft veelal te maken met een nog niet gerealiseerde koppeling tussen de het administratiepakket van de gemeente en het Digitaal Verzuimloket.

7.3 DUO

De gebruikers van het Digitaal Verzuimloket constateren dat het loket en de beveiligde site van DUO betrouwbaar en constant functioneren. Wanneer er toch problemen zijn met het inloggen kunnen scholen en gemeenten hiervan melding maken via de website van DUO of direct contact opnemen met de relatiebeheerder van DUO van de desbetreffende regio. DUO heeft in het najaar van 2010 een andere manier van inloggen (met tokens) geïntroduceerd, waardoor de site beter beveiligd is.

7.4 Inspectie van het Onderwijs

De Inspectie heeft in 2010 een themaonderzoek uitgevoerd naar «Melding verzuim en voortijdig schoolverlaten in VO en BVE». Dit onderzoek brengt de mate waarin vo-scholen en bve-instellingen zich daadwerkelijk houden aan de wettelijk termijnen om verzuim en uitval te melden aan gemeenten (via het Digitaal Verzuimloket) in beeld. Het onderzoek analyseert de administratieve processen rond de afwezigheid van leerlingen en het melden van verzuim bij een niet-representatieve steekproef van vo- en mbo-instellingen (zie bijlage 3).5

De Inspectie constateert per school aanzienlijke verschillen in het registreren van afwezigheid. Sinds 2009 is op veel scholen het melden van verzuim verbeterd. Uit dit onderzoek blijkt 89 procent van de vo-scholen (dit was 75 procent) het tijdige en complete meldingsproces goed geborgd hebben in hun dagelijks functioneren. Bij de mbo-instellingen is dit slechts 53 procent (dit was 25 procent). Ook dit is een substantiële verbetering, maar in het geheel blijft het mbo achter. Volgens de Inspectie moeten mbo-instellingen met name de frequentie van aggregeren van gegevens over verzuim en voortijdig schoolverlaten omhoog brengen.

Uit het onderzoek blijkt dat de verzuimregistratie nog steeds een hardnekkige problematiek is voor de mbo-instellingen, ondanks de geharmoniseerde meldtermijnen, de invoering van het Digitaal Verzuimloket en de voorlichtingsbijeenkomsten naar aanleiding van een eerder Inspectieonderzoek.

7.5 Concluderend

Ik ben blij met de positieve ervaringen van scholen, instellingen en gemeenten. Ik roep scholen en gemeenten wel op om zo volledig mogelijk te zijn bij het invullen van het Digitaal Verzuimloket. Dit zorgt voor een vollediger beeld van de verzuimende leerling en scheelt de scholen en gemeenten uiteindelijk werk.

Ik heb DUO gevraagd om de gesignaleerde verbeteringen aan te brengen als die binnen de juridische en financiële kaders passen. Ook zal DUO scholen, instellingen en gemeenten blijven stimuleren de machine-tot-machine-koppeling te gaan gebruiken.

Zowel de scholen als gemeenten uiten de wens om meer informatie (bestanden) mee te kunnen sturen met een verzuimmelding. Het Digitaal Verzuimloket is echter een instrument om verzuim beter aan te kunnen pakken en geen persoonlijk leerlingdossier. Ik ben dan ook niet voornemens het mogelijk te maken om meer privacy gevoelige persoonsinformatie via het Digitaal Verzuimloket uit te wisselen. Hiervoor zou een wetswijziging nodig zijn die ik niet wenselijk acht. Ik denk dat een deel van de problemen verdwijnt, wanneer men nog meer gewend is aan dit nieuwe meldsysteem en er betere afspraken tussen scholen en gemeenten over de afhandeling van verzuim worden gemaakt.

Er is werk aan de winkel voor de mbo-instellingen. Docenten kunnen pas adequaat registreren als binnen de onderwijsinstelling duidelijkheid is over wat van hen wordt verwacht en met een toegankelijk intern meldsysteem. Hier is nog winst te boeken. Zowel uit de eerste analyse van gegevens uit het Digitaal Verzuimloket als uit het onderzoek van de Inspectie blijkt dat ongeveer de helft van de mbo-instellingen het verzuimbeleid niet voldoende op orde heeft.

Het toezicht op het meldgedrag is op dit moment ineffectief. Dit wordt bevestigd door het onderzoek van de Inspectie. In het lopende wetgevingstraject ten aanzien van verzuim en voortijdig schoolverlaten (Tweede Kamer, 2009–2010, 32 356, nr. 2) krijgt de Inspectie het toezicht op scholen met betrekking tot het melden van verzuim en uitval. Ik zal de slecht meldende mbo-instellingen aanspreken op slecht meldgedrag en deze instellingen kunnen onderzoek van de Inspectie verwachten. De Inspectie zal in mijn opdracht nog een extra onderzoek doen naar het meldgedrag van mbo-instellingen. Zodra het hierboven genoemde wetsvoorstel in werking is getreden kan indien nodig een bestuurlijke boete worden opgelegd.

8. Een bredere inzet van het Digitaal Verzuimloket

Het gebruik van het Digitaal Verzuimloket kan in de nabije toekomst verder worden uitgebreid. Ik heb een wetsvoorstel in voorbereiding waarmee het erkende, niet-bekostigde onderwijs, zowel het voortgezet onderwijs als het middelbaar beroepsonderwijs, aangesloten wordt op het bron en op het Digitaal Verzuimloket. Het volgen van de schoolcarrières van de betreffende jongeren, het beoordelen van het rendement van de betreffende organisaties en het handhaven van de leer- en kwalificatieplicht wordt op die manier eenvoudiger en meer eenduidig.

De meldingen uit het Digitaal Verzuimloket kunnen mogelijk gebruikt worden om te controleren of de toekenning van studiefinanciering (WSF) en tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) terecht plaatsvindt. Deze controle is van toepassing voor de deelnemers in het mbo op de niveaus 1 en 2, omdat de toekenningen voor deze deelnemers een gift zijn. Alleen bij langdurige afwezigheid wordt de beurs omgezet in een lening. Aanwezigheid van een deelnemer is de tegenprestatie voor het krijgen van studiefinanciering. Om de aanwezigheid van de deelnemers in het mbo 1 en 2 beter te administreren gaat DUO een proef doen, zodat de gegevensuitwisseling kan worden geoptimaliseerd. Mogelijk kan via het Digitaal Verzuimloket de administratieve drempel voor instellingen worden weggenomen. Ik bericht u later over deze bevindingen en mijn conclusies.

DUO heeft een onderzoek gedaan naar de technische mogelijkheden en kosten van het Digitaal Verzuimloket in het primair onderwijs. Ik overweeg nu de verschillende opties. Ik bericht u over mijn beslissing medio 2011.

Over twee jaar informeer ik u weer over het gebruik en de werking van het Digitaal Verzuimloket.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Bijlage 1

Verkennende analyse gebruik Digitaal Verzuimloket

Inleiding

Dit is de eerste, verkennende analyse van het aantal meldingen door scholen en instellingen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs van relatief verzuim via het Digitaal Verzuimloket sinds de start van het schooljaar 2009–2010.

In deze eerste analyse worden de verschillende soorten meldingen niet onderscheiden. Evenmin wordt onderscheiden of de meldingen verschillende deelnemers betreffen of dat één deelnemer meerdere keren wordt gemeld. De geanalyseerde aantallen meldingen in het Digitaal Verzuimloket zijn dus een grove indicatie van het meldgedrag. Deze verkennende analyse geeft wel een compleet beeld van de vo- en bve-sector.

Beoordelingssystematiek

Er is een grootheid nodig om het aantal meldingen in het Digitaal Verzuimloket aan te kunnen relateren voor een beoordeling. In deze analyse wordt daarvoor het aantal voortijdig schoolverlaters per instelling in het schooljaar 2008–2009 gebruikt. Er is vanzelfsprekend geen causale relatie tussen het aantal spijbelaars in de schooljaren 2009–2010 en 2010–2011 en het aantal voortijdig schoolverlaters in 2008–2009. Het aantal voortijdig schoolverlaters wordt hier gebruikt als indicatie van de omvang van de instelling en het uitvalprobleem. Het meldgedrag van een instelling wordt in deze analyse beoordeeld als «zeker te weinig» als een instelling gedurende het schooljaar aanzienlijk minder meldingen doet, dan er vsv’ers waren in 2008–2009. De veronderstelling daarbij is dat een gemiddelde voortijdig schooluitvaller minstens één maal in het schooljaar enige tijd verzuimd heeft. De beoordeling is naar huidig inzicht «voldoende» voor instellingen met ruim meer meldingen dan vsv’ers. Instellingen met ongeveer evenveel gemelde spijbelaars als vsv’ers krijgen de beoordeling «matig» meldgedrag.

Gebruik Digitaal Verzuimloket door bve-instellingen

Gedurende het schooljaar 2009–2010 kan het aantal meldingen bij 10 instellingen (16%) worden beoordeeld als «voldoende» naar huidig inzicht, op basis van deze verkennende analyse. Er zijn 37 instellingen (58%) die «zeker te weinig» meldden via het Digitaal Verzuimloket in het schooljaar 2009–2010.

De aantallen meldingen in het schooljaar 2010–2011 zijn beschikbaar voor de maanden september tot en met december 2010. Op basis daarvan wordt ingeschat hoeveel meldingen er op jaarbasis gedaan zullen worden, als het patroon uit de eerste maanden van het schooljaar zich voortzet. Dan kan het meldgedrag van 30 instellingen (47%) als «voldoende» worden beoordeeld naar huidig inzicht, op basis van deze verkennende analyse. Dat is een grote stap vooruit, vergeleken met vorig schooljaar. Maar er zijn 28 instellingen (44%) die «zeker te weinig» hebben gemeld via het Digitaal Verzuimloket in de eerste maanden van het schooljaar 2010–2011.

Aantal meldingen per maand per sector

Het totaal aantal meldingen in het voortgezet onderwijs was ruim 35 000 in het schooljaar 2009–2010. Dit is 3,5 keer het aantal voortijdig schoolverlaters in het voortgezet onderwijs. Dit duidt op heel veel «voldoende» meldende vo-scholen. Het totaal aantal meldingen in het middelbaar beroepsonderwijs was minder dan 30 000 in het schooljaar 2009–2010. Dit is iets minder dan het aantal voortijdig schoolverlaters in het middelbaar beroepsonderwijs. Er waren dan ook veel «onvoldoende» meldende instellingen. Het aantal maandelijkse meldingen via het Digitaal Verzuimloket ligt in de maanden september tot en met december 2010 hoger dan in de vergelijkbare maanden een jaar eerder. Dat geldt zowel voor het voortgezet als voor het middelbaar beroepsonderwijs. Het gebruik van het Digitaal Verzuimloket neemt toe.


XNoot
1

Er is sprake van relatief verzuim als een leerplichtige jongere wel op een school staat ingeschreven, maar zonder geldige reden les- of praktijktijd verzuimt. Dit wordt via het Digitaal Verzuimloket gemeld. Absoluut verzuim betekent dat een leerplichtige of kwalificatieplichtige jongere niet op een school staat ingeschreven. Deze informatie wordt via de in- en uitschrijvingen in het basisregister onderwijsnummer (bron) gemeld.

XNoot
2

Regioplan beleidsonderzoek, Handhaving leerplichtwet en RMC-functie, Amsterdam, november 2006.

XNoot
3

HEC, Eén meld- en registratiepunt voor leerplicht en voortijdig schoolverlaten, ’s-Gravenhage, november 2006.

XNoot
4

Onder voldoende verzuimmeldingen wordt verstaan tenminste het aantal vsv’ers op de betreffende instelling. Dit in de veronderstelling dat elke vsv’ers ten minste een keer als vsv’er gemeld had moeten worden.

XNoot
5

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven