26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 144 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2024

In deze brief informeer ik uw Kamer over de nieuwste cijfers van het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv). In het najaar zal ik in de voortgangsrapportage over de Werkagenda mbo uitgebreider ingaan op enkele belangrijke thema’s uit het actieplan vsv. In het voorjaar van 2025 informeer ik uw Kamer over de voortgang op alle actielijnen uit het actieplan vsv.

Uitval blijft onverminderd hoog

In studiejaar 2022–2023 hebben 30.246 jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs voortijdig verlaten. Dit aantal is nagenoeg gelijk aan de vorige meting. In studiejaar 2021–2022 waren er 30.242 nieuwe vsv’ers. Deze aantallen zijn te hoog en liggen nog te ver af van de in de werkagenda mbo afgesproken doelstelling: minder dan 18.000 nieuwe vsv’ers in 2026. De vsv-cijfers zijn te raadplegen op het dashboard «Voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie».1

Om het tij te keren heb ik afgelopen najaar het actieplan vsv aan uw Kamer gestuurd.2 In dit actieplan zet ik stevig in op het aanpakken van de belangrijkste oorzaken van vsv: persoonlijke problemen, ongediplomeerde uitstroom naar werk (groenpluk) en een niet passende studiekeuze. De nieuwste vsv-cijfers laten wederom zien dat dit actieplan hard nodig is.

Goede samenwerking in de regio voorwaardelijk voor terugdringen vsv

In de vsv-aanpak werken scholen en gemeenten verplicht samen in de Doorstroompuntregio met een regionaal programma. Op basis van een grondige analyse zetten zij gerichte maatregelen in passend bij de opgave van hun regio. Ik ga scherper op de inhoud en kwaliteit van deze plannen toezien. Zo wil ik dat regio’s afspraken maken over laagdrempelige en toegankelijke hulp op school, het tegengaan van ongediplomeerde uitstroom naar werk en de overgang van het voortgezet speciaal onderwijs naar het mbo. De inspanningen van scholen en gemeenten moeten gericht zijn op jongeren die de begeleiding het hardst nodig hebben en moeten bewezen bijdragen aan het tegengaan van vsv.

Met gezamenlijk en ontschot budget stimuleer ik dat scholen en gemeenten samenwerken. Hiervoor heb ik niet alleen extra budget beschikbaar gesteld in de Werkagenda mbo, maar oormerk ik ook bestaande middelen specifiek voor dit regionaal programma. Op deze manier kunnen de middelen gericht en herleidbaar worden ingezet voor jongeren die ondersteuning nodig hebben. De decentralisatie uitkering (DU) jeugd wordt in 2025 beëindigd en de middelen voor de DU jeugd worden vanaf dat jaar structureel toegevoegd aan het budget voor de (contact)gemeente voor het regionaal programma. Deze voornemens zijn onderdeel van het wetsvoorstel «Van school naar duurzaam werk» dat naar verwachting in het tweede kwartaal van 2024 mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aan uw Kamer wordt aangeboden.

Ik realiseer mij dat regio’s voor een grote opgave staan. De ambitie om het aantal vsv’ers terug te brengen naar minder dan 18.000 in 2026 is fors. Scholen en gemeenten hoeven dit niet alleen te doen, maar kunnen rekenen op ondersteuning vanuit het Rijk. In januari en februari van dit jaar hebben OCW en SZW op verschillende bijeenkomsten in het land gesproken met regio’s over wat zij nodig hebben om jongeren de begeleiding te bieden die ze verdienen. Ook in aanloop naar de ontwikkeling van nieuwe regionale programma’s in 2025 zal ik regio’s blijven ondersteunen. Ik zorg met bijeenkomsten, kennis, data en handreikingen dat regio’s toegerust zijn voor hun taak.

Ik heb er vertrouwen in dat met de maatregelen uit het actieplan vsv het mogelijk is om zo veel mogelijk jongeren te ondersteunen naar een passend diploma en duurzaam werk. Voorkomen dat een jongere tussen wal en schip valt, blijft mijn hoogste prioriteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Voortijdig schoolverlaten en Jongeren in een kwetsbare positie – Dashboards – DUO. In het voorjaar worden de voorlopige cijfers bekend gemaakt. De definitieve cijfers worden in het najaar gepubliceerd.

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/2024, 26 695, nr. 143.

Naar boven