26 695 Voortijdig school verlaten

Nr. 142 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2023

Iedere jongere verdient de ruimte om zich te ontwikkelen en een kansrijke toekomst. Het is daarvoor essentieel om een startkwalificatie te halen of, als dit echt niet lukt, duurzaam aan het werk te komen. Het is onze plicht als maatschappij om jongeren hierbij te ondersteunen. Van groot belang hiervoor is de aanpak voortijdig schoolverlaten (hierna: vsv), waarin de Rijksoverheid met scholen en gemeenten samenwerkt om schooluitval te voorkomen en jongeren aan perspectief te helpen. In deze brief informeer ik u over de meest recente vsv-cijfers, geef ik aan welke maatregelen ik tref om te voorkomen dat jongeren uitvallen en om uitgevallen jongeren beter te helpen, en geef ik uitvoering aan de motie van het lid El Yassini (VVD)1.

Stijging voortijdig schoolverlaters

Ik maak mij grote zorgen over het uitzonderlijk hoge aantal jongeren dat vorig studiejaar voortijdig gestopt is met hun opleiding. In studiejaar 2021–2022 waren er 30.242 nieuwe voortijdig schoolverlaters. Dit zijn er ruim 5.000 meer dan het jaar ervoor en het is het hoogste aantal in tien jaar tijd. Jongeren zonder startkwalificatie hebben op korte termijn minder kans op duurzaam werk en op lange termijn lopen zij een groter risico op een onzeker bestaan.23 Ook als samenleving kunnen wij het ons niet permitteren dat zoveel jongeren voortijdig schoolverlaten. Jongeren die voortijdig schoolverlaten zijn vaker werkloos, doen een groter beroep op sociale voorzieningen en de zorg, en hebben een grotere kans om in criminaliteit te vervallen.4 Bovendien is het in tijden van arbeidstekorten in sectoren die voor grote maatschappelijke opgaven staan zaak van ons allemaal dat zoveel mogelijk jongeren een opleiding afronden en aan het werk gaan.

Om grip te krijgen op de oorzaken van vsv is mijn ministerie de afgelopen periode in gesprek geweest met scholen en coördinerende gemeenten uit alle RMC-regio’s. Op basis hiervan komen drie hoofdoorzaken voor de stijging van het aantal vsv’ers naar voren:

Door het grotendeels sluiten van het mbo-onderwijs vanwege COVID-19 in de winter van studiejaar 2021–2022 en het daarmee gepaarde online onderwijs verloren veel studenten hun motivatie.

In de studiejaren 2019–2020 en 2020–2021 zijn vanwege coronamaatregelen, zoals de duimregeling5 en terughoudendheid bij het afgeven van negatieve bsa’s, meer leerlingen en studenten overgegaan dan gebruikelijk. Veel van deze studenten zijn alsnog uitgevallen.

De krappe arbeidsmarkt verleidde veel studenten om werk boven school te verkiezen.

Sinds 2001, toen er maar liefst 71.000 vsv’ers waren, zijn er serieuze resultaten behaald in het voorkomen dat jongeren voortijdig schoolverlaten en is het aantal vsv’ers meer dan gehalveerd. Helaas is het niet gelukt om de daling die sindsdien is ingezet door te zetten: al tien jaar lang schommelt het aantal vsv’ers rond de 25.000. Nu is er bovendien sprake van een sterke stijging. We zijn het aan deze jongeren verschuldigd om meer voor hen te doen.

Om aanzienlijke stappen te zetten in het voorkomen van schooluitval en het helpen van uitgevallen jongeren stel ik een plan op dat specifiek gericht is op vsv. In dit aanvalsplan vsv, dat ik ook in reactie op de motie van het lid El Yassini opstel, wil ik mij samen met scholen, gemeenten, zorgpartners en werkgevers richten op de structurele oorzaken van vsv. Met de Werkagenda MBO heb ik een aantal maatregelen genomen die de aanpak vsv fundamenteel versterken. De verhoging van de bekostiging voor mbo niveau 2, de versterking van LOB en de verbetering van de structurele begeleiding van school naar werk moeten significant gaan bijdragen aan het terugdringen van het aantal vsv’ers. Tegelijkertijd is meer nodig om het tij te keren.

In deze brief geef ik een analyse van de structurele oorzaken van vsv, formuleer ik de doelstellingen van het aanvalsplan en stel ik de kaders voor het plan. Het aanvalsplan zelf stuur ik na de zomer naar uw Kamer. Voor de uitwerking van het aanvalsplan ga ik nader in gesprek scholen en gemeenten omdat zij het verschil voor de jongeren maken. Ook vraagt de uitwerking van het aanvalsplan extra onderzoek.

Doelstelling aanvalsplan

Voor het voorkomen van vsv hebben we met het aannemen van de motie van het lid El Yassini en het ondertekenen van de Werkagenda MBO een heldere doelstelling geformuleerd: we werken toe naar minder dan 18.000 nieuwe vsv’ers in 2026.

Voor het helpen van jongeren die in voorgaande schooljaren het onderwijs ongediplomeerd hebben verlaten, ontbreekt een vergelijkbaar scherpe doelstelling. Momenteel zijn er naar schatting 150.000 jongeren tussen 15 en 27 jaar zonder startkwalificatie die niet naar school gaan en geen werk hebben.6 Wij moeten deze jongeren beter te hulp staan. En het is nodig dat wij regio’s beter waarderen voor de begeleiding van jongeren die al langer geleden zijn uitgevallen. Om deze reden wil ik in de uitwerking van het aanvalsplan vsv de doelstelling voor het voorkomen van vsv verrijken met een aanvullende doelstelling voor het totale aantal vsv’ers zonder werk.

Structurele oorzaken vsv

Onderzoek en gesprekken met jongeren, scholen en gemeenten geven inzicht in de redenen dat sommige jongeren voortijdig schoolverlaten of niet duurzaam aan het werk komen. Hierover heb ik uw Kamer nader geïnformeerd in de brief van 2 november.7 In mijn aanvalsplan vsv wil ik de structurele oorzaken van uitval aanpakken. Kort gezegd zie ik vijf oorzaken van vsv:

  • Veel jongeren vallen uit door persoonlijke problemen.

  • Veel uitval door verkeerde studiekeuze, beperkte voorzieningen voor jongeren die zoekende zijn, lang moeten wachten voor doorstroom naar een vervolgopleiding.

  • Jongeren met een hoge kans op uitval krijgen niet altijd de specifieke begeleiding die zij nodig hebben.

  • Het is te verleidelijk voor jongeren om ongediplomeerd aan het werk te gaan. In het onderwijs is niet genoeg ruimte voor jongeren die meer werkgericht zijn.

  • In de overstap van school naar werk ontbreekt structurele begeleiding voor jongeren met een risico op afstand tot de arbeidsmarkt.

Hieronder ga ik nader in op de oorzaken. Ook geef ik per oorzaak aan hoe ik deze in het aanvalsplan aan ga pakken.

Persoonlijke problemen

Probleem: Veel jongeren vallen uit door persoonlijke problemen.

Jongeren met een stapeling van meerdere problemen vallen vier keer vaker uit dan andere jongeren. Maatschappelijke problemen die breder dan het onderwijsdomein zijn hebben daarom een direct effect op vsv. De lange wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg hebben bijvoorbeeld tot gevolg dat psychische hulp niet altijd vroegtijdig ingezet kan worden. Hierdoor lukt het minder goed om jongeren met mentale gezondheidsproblemen, die al een hogere kans op vsv hebben, in het onderwijs te houden.8 Vergelijkbaar geldt dat jongeren met schulden ook een hogere kans op schooluitval hebben. Het feit dat het aantal jongeren met financiële problemen toeneemt draagt er hierdoor aan bij dat steeds meer jongeren, al dan niet noodgedwongen, voortijdig stoppen met school en gaan werken.9 Een effectieve aanpak van vsv vraagt daarom om een brede blik waarbij we naar alle leefgebieden van de jongere kijken, zoals die van gezondheid, inkomen, werk, justitie en wonen.

Scholen komen nog niet altijd op tijd in actie om jongeren met problemen binnenboord te houden, met name bij meerderjarige studenten. Tegelijkertijd kan een school niet zelf de hulp bieden die jongeren met bijvoorbeeld psychische of financiële problemen nodig hebben. Hiervoor bestaat specialistische hulp van een zorgverlener of de gemeente. Deze hulp bevindt zich nog te vaak op afstand van jongeren, waardoor ze niet de nodige hulp krijgen en uiteindelijk voortijdig schoolverlaten.

Aanpak: Vroegtijdig signaleren en voorkomen van problemen die kunnen leiden tot uitval

Het is nodig dat we jongeren die worstelen met problemen eerder in beeld krijgen. Om die reden ga ik met Ingrado en de MBO Raad aan een aanwezigheidsaanpak voor meerderjarige studenten werken. Ingrado heeft hiervoor subsidie gekregen. De uitwerking hiervan neem ik op in het aanvalsplan vsv.

Daarnaast zet ik in op het vergroten van de toegankelijkheid van hulpverlening voor jongeren met persoonlijke problemen. Dit is ook een expliciete doelstelling van de Werkagenda MBO. Sommige mbo-scholen maken ondersteuning laagdrempelig door de «school als werkplaats» te gebruiken, waarbij zorgverleners of hulpverleners standaard op school aanwezig zijn. Op die manier is de stap naar hulp voor studenten veel kleiner. In mijn ogen moet de «school als werkplaats» de norm worden in het mbo. In het aanvalsplan vsv bekijk ik hoe deze werkwijze verder gestimuleerd kan worden.

Veel studenten ervaren tijdens de opleiding problemen die vaak buiten het onderwijs plaatsvinden, maar er wel voor zorgen dat ze zich minder goed op hun opleiding kunnen richten. Het Friesland College werkt al sinds 2010 samen met gemeenten, hulpverlening en zorgverzekeraar samen in de «School als Werkplaats». De kern van de aanpak is dat hulpverlening toegankelijk en op school is georganiseerd met veel aandacht voor de persoonlijke situatie van de student. De School als Werkplaats medewerker is snel en laagdrempelig te benaderen, heeft een breed handelingsrepertoire en biedt directe ondersteuning aan studenten en docenten. Door deze preventieve aanpak kunnen studenten zich weer op hun opleiding richten. De School als Werkplaats medewerkers sparren veel met docenten maar wel met een heldere taakverdeling. Hierdoor worden docenten ontzorgd en leren zij van elkaar. De aanpak leidt tot minder voortijdig schoolverlaten en minder doorverwijzingen naar hulp buiten de mbo-instelling10.

In het bijzonder wil ik de toegankelijkheid vergroten van de hulp die de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) biedt. RMC-consulenten gaan bij uitgevallen jongeren thuis langs om te vragen wat speelt en om met de jongeren een plan te maken om weer door te kunnen naar school of werk. De naam «RMC» is voor jongeren echter zeer onduidelijk en komt de toegankelijkheid van de hulp die RMC biedt niet ten goede. Om die reden heeft Ingrado onderzoek naar de RMC-benaming laten doen. Bij dit onderzoek stond het perspectief van jongeren centraal en is de input van ca. 75 jongeren meegenomen. De jongeren zelf stelden voor om de RMC-functie om te dopen naar «Doorstroompunt», omdat de RMC-functie jongeren helpt om een stap vooruit te zetten. Hierbij worden RMC-consulenten «Doorstroomcoaches». Op deze manier is in één opslag duidelijk welke hulp een jongere kan verwachten. Ik neem het voorstel van de jongeren over en zal ervoor zorgen dat de benaming van «Doorstroompunt» en «Doorstroomcoaches» de norm wordt.

Verkeerde studiekeuze

Probleem: Verkeerde studiekeuze, beperkte oriëntatievoorzieningen, lange wachttijd bij doorstroom.

Hoe beter een studie bij je past, hoe groter de kans dat je die opleiding succesvol afrondt. Jongeren geven zelf aan dat de belangrijkste reden om te stoppen met de opleiding is dat de opleiding niet aansluit op wat de jongere wil11. Het is daarom belangrijk dat jongeren een bewuste studiekeuze maken. Voor jongeren die na het behalen van hun vo-diploma nog niet weten wat ze willen studeren, bestaan maar beperkte oriëntatievoorzieningen.

Bovendien is het bij uitval gedurende het studiejaar niet altijd mogelijk om soepel door te stromen naar een andere opleiding. Veel opleidingen hanteren in de praktijk maar één instroommoment per jaar. Dit betekent dat een student na heroriëntatie soms wel negen maanden moet wachten voordat hij kan instromen. Scholen en gemeenten geven aan dat deze wachttijd funest is voor het behoud van motivatie en dagritme van jongeren en dat het veelal in deze periode is dat jongeren voortijdig schoolverlaten.

Aanpak: Soepele doorstroom voor jongeren die niet in één keer passend kiezen.

Het voorkomen van uitval door verkeerde studiekeuze begint bij het stimuleren dat studenten in eerste instantie beter kiezen. Om de reguliere loopbaanoriëntatie en -begeleiding te verbeteren investeer ik dan ook € 33 mln. structureel, zoals afgesproken in de Werkagenda MBO. Hiermee kunnen scholen met loopbaanbegeleiders inzetten, meer oriënterende bedrijfsbezoeken organiseren en de LOB-deskundigheid van loopbaanbegeleiders vergroten.

Ten tweede moeten er voor studenten die het niet direct lukt passend te kiezen meer (her)oriëntatievoorzieningen komen. In de Werkagenda MBO is daarom afgesproken om € 14 mln. te investeren in een experiment waarin (her)oriëntatieprogramma’s in het mbo meer wettelijk ruimte krijgen. Ook wil ik dat er voor jongeren die na een verkeerde studiekeuze behoefte hebben aan pauze van hun mbo-opleiding meer ruimte komt om alternatieve waardevolle programma’s te volgen. De Maatschappelijke Diensttijd (MDT) is hiervan een goed voorbeeld en kan juist voor jongeren die uit dreigen te vallen waardevol zijn. In het aanvalsplan vsv bekijk ik hoe de deelname van deze jongeren aan MDT-trajecten gestimuleerd kan worden.

Ten derde is het nodig dat studenten na afloop van een oriëntatieprogramma of een MDT-traject soepeler kunnen doorstromen. Om die reden ga ik in het aanvalsplan vsv sturen op het vergroten van het aantal instroommomenten in het mbo.

Jongeren met hoge kans op uitval

Probleem: Jongeren met een hoge kans op uitval krijgen niet altijd de specifieke begeleiding die zij nodig hebben.

Studenten met een hoge kans op uitval moeten nog vaker de begeleiding krijgen die zij nodig hebben om hun opleiding af te kunnen maken. Uit onderzoek blijkt dat vsv-aanpakken waarin scholen studenten met een verhoogd risico op uitval tijdig signaleren en hen gericht begeleiden het effectiefst zijn 12. Niet alle regionale vsv-programma’s zetten voldoende in op dit soort aanpakken.

Er zijn ook een aantal landelijk te specificeren groepen studenten die bovenmatig vaak uitvallen. Voor de ondersteuningsvraag van deze studenten is meer aandacht nodig. Op basis van de cijfers en gesprekken met scholen en gemeenten vallen de volgende groepen op (met erachter het vsv-percentage geplaatst:

  • Niveau-2-studenten (11%)

  • Entreestudenten (24%), met hierbinnen aandacht voor:

    • o Mbo-studenten afkomstig uit het vso (20,6% stroomt jaarlijks ongediplomeerd uit, binnen de entreeopleiding is dat 25%)

    • o Nieuwkomers (geen cijfer beschikbaar)

  • Vavo-studenten (10,7%)

Aanpak: Extra aandacht voor jongeren met een hoge kans op uitval

Regionaal en landelijk moet er een gerichtere inzet op studenten met hoog risico op uitval komen. Door in te zetten op preventieve en intensieve begeleidingstrajecten met goed geschoolde professionals, kan de uitval in het onderwijs substantieel worden teruggedrongen. De kosten voor dergelijke aanpakken, die regelmatig vanuit de Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten gefinancierd worden, zijn veel lager dan de maatschappelijke baten1314. In de uitwerking van het aanvalsplan ga ik in op hoe ik de inzet van deze aanpakken in de regionale vsv-programma’s wil stimuleren.

Met het school op maat programma wist een opleiding van het Vista College de voortijdige uitval succesvol fors terug te dringen. Zij hadden enkele jaren geleden te maken met een hoog aantal voortijdig schoolverlaters. Jongeren met een hoog uitvalrisico zijn in de eerste paar weken geselecteerd en krijgen intensieve begeleiding en onderwijs op maat in combinatie met passende zorg. Daarnaast is een systematische verzuimaanpak geïntroduceerd. Ook is binnen de opleiding gewerkt aan professionalisering van de hele opleiding en het docententeam. Het gaat onder meer om lesbezoeken, intervisie, panelgesprekken met studenten en begeleiding van switchers. De maatschappelijke baten zijn velen malen hoger dan de kosten en de maatregel is daarmee zeer rendabel.

Voor de landelijk te specificeren groepen met een bovenmatige kans op uitval wil ik mij richten op hun specifieke ondersteuningsvraag. Zoals vastgelegd in de Werkagenda MBO maak ik voor niveau-2-studenten structureel € 175 mln. vrij. Hiermee kunnen scholen extra intensieve begeleiding bieden tijdens de opleiding, de groepsgrootte verkleinen of andere maatregelen treffen die deze studenten maximaal helpen om de opleiding succesvol af te ronden.

Met de drempelloze instroom vervult de entreeopleiding een belangrijke rol in het bieden van kansen aan jongeren die eerder in hun schoolloopbaan zijn vastgelopen. Om die reden geldt al langer dat scholen hogere bekostiging ontvangen om entreestudenten intensievere begeleiding te kunnen bieden. Om vsv in de entreeopleiding te voorkomen wil ik me richten op een aantal specifieke groepen studenten die veel binnen de entreeopleiding studeren: studenten afkomstig uit het vso en studenten die nieuwkomer zijn.

Voor sommige jongeren die het kleinschalige vso met veel persoonlijke begeleiding gewend zijn is de stap naar het grootschalige mbo, waar ook meer eigen verantwoordelijkheid wordt gevraagd, te groot. Op mijn verzoek laat Ingrado (in reactie op motie van de leden Kwint en Westerveld15) onderzoek uitvoeren naar succesfactoren bij de overstap van het vso naar het mbo. In de uitwerking van het aanvalsplan vsv neem ik de uitkomsten van dit onderzoek mee geef ik aan hoe ik de overstap vso-mbo wil verbeteren.

Verder zitten in de entreeopleiding veel studenten die nieuwkomer zijn. Uit gesprekken met scholen en gemeente krijg ik signalen dat deze studenten een complexe ondersteuningsvraag hebben en bovenmatig vaak uitvallen. Voor de uitwerking van het aanvalsplan vsv ga ik daarom onderzoeken wat scholen en docenten nodig hebben om de kans op het behalen van een diploma voor deze studenten te vergroten.

Extra aandacht voor het vavo is ook noodzakelijk. Het vavo bedient relatief veel jongeren die al eerder in hun schoolloopbaan zijn uitgevallen. Desondanks een vsv-percentage in het vavo van één op tien te hoog. Om die reden ga ik de komende tijd inventariseren welke oorzaken ten grondslag liggen aan de verhoogde uitval in het vavo en of er extra maatregelen mogelijk zijn om uitval in het vavo te voorkomen. Over de uitkomsten van deze verkenning informeer ik uw Kamer in de uitwerking van het aanvalsplan vsv.

Tot slot moet het principe dat de meeste aandacht uit moet gaan naar de jongeren die de meeste aandacht nodig hebben, ook leidend zijn in hoe de landelijke vsv-gelden worden verdeeld. Daarom heb ik aan het CBS gevraagd onderzoek te doen naar welke kenmerken de kans op vsv zo goed mogelijk voorspellen. Zoals eerder aangekondigd is het doel hiervan om tot een verdeling van de vsv-middelen te komen die recht doet aan de opgave waar een regio voor staat. Hierin zijn ook de MBO Raad, VNG, Ingrado en enkele partijen uit het veld betrokken.

Ongediplomeerde uitstroom naar werk

Probleem: Het is te verleidelijk voor jongeren om ongediplomeerd aan het werk te gaan. In het onderwijs is niet genoeg ruimte voor jongeren die meer werkgericht zijn.

Sommige jongeren leren beter in de praktijk dan op school. Het is zaak dat ons onderwijssysteem ook deze jongeren de ruimte geeft en het aantrekkelijk maakt om toe te werken naar een mooi diploma. Gelukkig heeft het mbo, met in het bijzonder de beroepsbegeleidende leerweg (bbl), een rijke geschiedenis van het bieden van opleidingen die werken en leren met elkaar combineren. Tegelijkertijd is het nog te verleidelijk om vanuit de bbl ongediplomeerd uit te stromen en aan het werk te gaan, is het vsv-percentage in de bbl hoger dan in de bol, en is de bbl niet voor iedereen die werken en leren wil combineren een passende opleidingsvorm.

Aanpak: Aantrekkelijker onderwijs voor jongeren die aan het werk willen

Om uitval in de bbl te voorkomen moet de prikkel om ongediplomeerd naar werk uit te stromen kleiner worden. Hoewel het behalen van een diploma op de lange termijn loont, is het voor jongeren op de korte termijn nu nog aantrekkelijk om te stoppen met school en direct te gaan werken. In tijden van een krappe arbeidsmarkt zijn er voor jongeren genoeg banen te vinden die significant meer betalen dan een bbl-baan. Dit verschil in loon moet kleiner worden. Met het Stagepact zetten we belangrijke stappen om te verzekeren dat alle bbl-studenten een passend loon krijgen voor hun werk. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de afspraak uit het Stagepact dat bbl-studenten altijd een contract krijgen dat minimaal conform de wettelijk vastgestelde bedragen is.

Het kunnen combineren van de bol en de bbl in één opleiding kan ook een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van vsv. De bbl, die doorgaans vier dagen werk combineert met één volle schooldag, is voor sommige jongeren een te pittig traject. Hen kan het helpen om een opleiding te starten in de bol en zo meer theoretische kennis op te doen, en pas in een later studiejaar de omschakeling naar de bbl te maken. De eindrapportage van het experiment «beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl» laat zien dat de ervaringen met gecombineerde bol-bbl-leerwegen positief zijn. Om scholen die in de toekomst een gecombineerde leerweg willen aanbieden te ondersteunen is in samenwerking met de MBO Raad een handreiking ontwikkeld.16

Voor jongeren voor wie een startkwalificatie (momenteel) een brug te ver is, is het nodig dat we hen beter stimuleren om zoveel mogelijk te blijven leren. En dat we hen ook waarderen voor datgene wat ze leren. Praktijkleren met de praktijkverklaring kan voor deze jongeren passend zijn. Dit traject is voor jongeren die eerder het onderwijs hebben verlaten en combineert werken met het doen van een deel van een mbo-opleiding. Dit resulteert in een praktijkverklaring of mbo-certificaat en kan opmaat voor een diploma zijn. Om gebruik van praktijkleren met de praktijkverklaring te stimuleren gaan we de komende periode in gesprek met partners over de ontwikkeling van doorlopende leerlijnen praktijkverklaring-certificaten-diploma, ook wel loopbaanpaden genoemd. Ook spreken we met Ingrado om de bekendheid van praktijkleren met de praktijkverklaring bij Doorstroompunten te vergroten.

In de motie van het lid El Yassini heeft u mij ook opgeroepen om specifiek te verkennen welke mogelijkheden het Dienjaar biedt om vsv’ers te helpen. Het Dienjaar is een nieuw initiatief van het Ministerie van Defensie waarin deelnemers in één jaar tijd onder begeleiding volwaardig een functie binnen Defensie vervullen. Hoewel het Dienjaar alleen open staat voor mensen met startkwalificatie, zien de Staatssecretaris van Defensie en ik wel andere mogelijkheden. Zo kunnen jongeren zonder startkwalificatie de mbo-opleiding Veiligheid en Vakmanschap volgen en aansluitend bij Defensie solliciteren. Daarnaast biedt Defensie ook de zogeheten studiedeal, waarbij Defensie voor bepaalde technische mbo-opleidingen alle schoolkosten vergoedt én een baangarantie geeft. Met Ingrado heb ik afgesproken dat zij deze opleidingsroutes meer onder de aandacht van hun leden brengen, zodat doorstroomcoaches beter bewust worden van de kansen die Defensie en het mbo bieden voor jongeren zonder startkwalificatie.

In de verdere toekomst moet het onderwijs zo flexibel zijn dat allerlei andere combinaties van leren en werken mogelijk zijn. Niet voor iedereen is een bbl-opleiding of een traject van praktijkleren met de praktijkverklaring geschikt. Sommige jongeren hebben werk in de ene sector, maar willen zich laten opleiden voor een andere sector. Hoe meer mogelijkheden er zijn om flexibel te studeren en hoe beter het onderwijs leer- en werkervaring op waarde schat, voor hoe meer mensen het onderwijssysteem passend wordt. Voor het thema Leven Lang Ontwikkelen (LLO) zijn de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (MPVO) gezamenlijk verantwoordelijk. In de toekomstverkenning LLO onderzoekt MPVO in samenspraak met de Ministers EZK, SZW en mij de mogelijkheden om het onderwijs flexibeler te maken en toegankelijker voor deelname in latere fases van je leven, ook om beter aan te sluiten op behoeften van jongeren met een verhoogde kans op uitval.

Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt

Probleem: In de overstap van school naar werk ontbreekt structurele begeleiding voor jongeren met een risico op afstand tot de arbeidsmarkt.

Voor niet iedereen is de overstap van school naar werk vanzelfsprekend. Te veel jongeren hebben een afstand tot de arbeidsmarkt. Zoals eerder in deze brief genoemd zijn er naar schatting 150.000 jongeren zonder startkwalificatie die niet naar school gaan en geen werk hebben. Daarnaast is de ongelijkheid op de arbeidsmarkt tussen jongeren toegenomen, waarbij jongeren zonder startkwalificatie, jongeren met maximaal een mbo-2 opleiding, jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond en jongeren met een gezondheidsbeperking relatief lagere baankansen hebben17. Voor deze jongeren ontbreekt de structurele begeleiding die zij nodig hebben om een duurzame plek op de arbeidsmarkt te vinden.

Aanpak: Betere begeleiding naar werk, voor jongeren met en zonder diploma

Ik wil jongeren het perspectief bieden dat zij een zo sterk mogelijk start op de arbeidsmarkt krijgen. Hierbij wil ik gelijke kansen bevorderen door jongeren die dit nodig hebben hulp te bieden in de overstap van school naar werk. Ook als jongeren na het verlaten van het onderwijs geen baan vinden of hun baan verliezen, laten we ze niet los. Daarom werk ik samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen aan een gezamenlijk wetsvoorstel.

Zoals al aangekondigd in de Werkagenda MBO bestaat dit wetsvoorstel uit een pakket aan maatregelen. Studenten krijgen met dit voorstel extra begeleiding in de laatste fase van hun opleiding waarmee zij beter voorbereid zijn op de overstap naar de arbeidsmarkt. Deze begeleiding kan ook na diplomering doorlopen. Gemeenten krijgen in de participatiewet een grotere rol in de begeleiding naar werk en werken hierin nauw samen met mbo-instellingen en het Doorstroompunt. Het Doorstroompunt legt proactief contact met jongeren die stoppen met school of geen werk hebben en kijkt samen met de jongere of vervolgonderwijs of werk, eventueel in combinatie met scholing, een passende oplossing is. Gezamenlijk maken deze en andere relevante partijen een regionaal programma waarin zij afspraken maken over de samenwerking in de regio en maatregelen nemen om te zorgen dat jongeren een diploma halen en duurzaam aan het werk komen. De planning is dat dit wetsvoorstel voor de zomer 2023 in internetconsultatie gaat.

Vervolg

Het helpen van zoveel mogelijk studenten naar een kansrijke toekomst heeft voor mij de hoogste prioriteit. De komende tijd zal ik de in deze brief genoemde maatregelen waar nodig verder uitwerken en nader onderzoek doen. Na de zomer stuur ik uw Kamer het uitgewerkte aanvalsplan.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

Kamerstuk 31 524, nr. 518.

X Noot
5

De duimregeling is een maatregel in het voortgezet onderwijs waarbij eindexamenkandidaten konden kiezen om het resultaat van één vak niet mee te laten tellen, als dit voor hen nodig was om te kunnen slagen. Het mocht niet om een kernvak gaan.

X Noot
6

Voorlopig cijfer o.b.v. gegevens CBS. Het gaat om jongeren tussen 15–27, zonder startkwalificatie, niet onderwijsvolgend en die niet economisch zelfstandig zijn. In dit getal zijn ook jongeren opgenomen van wie onbekend is of zij een startkwalificatie hebben. Zie voor meer informatie de toelichting bij tabel 3.1.4 van het CBS-onderzoek Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt (2021).

X Noot
7

Kamerstuk 26 695, nr. 140.

X Noot
8

CBS (2021) Samenhang tussen problemen en vsv, Samenhang tussen problemen en de kans op voortijdig

schoolverlaten (cbs.nl).

X Noot
11

Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (2022), Uitval zonder diploma: Aanleiding, Kansen en Toekomstintenties 2021.

X Noot
12

LPBL (2022) Meta-analyse investeren in kwetsbare jongeren.

X Noot
13

PWC (2021) toereikendheid, doelmatigheid en kostentoerekening in het mbo, hbo en wo.

X Noot
14

LPBL (2022) Meta-analyse investeren in kwetsbare jongeren.

X Noot
15

Kamerstuk 35 830 VIII, nr. 18.

X Noot
17

SEO (2022) Een onverwacht valse s tart op de arbeidsmarkt, De impact van de coronapandemie op de overgang onderwijs-arbeidsmarkt – SEO Economisch Onderzoek[1801732201].

Naar boven