26 694
Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie (verruiming van mogelijkheid om nevenzittingsplaatsen van gerechtshoven aan te wijzen en invoering van mogelijkheid om voor risicovolle zittingen locatie aan te wijzen)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 8 oktober 1999

De vaste commissie voor Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van onderhavig wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het wetsvoorstel zal ertoe bijdragen dat de mogelijkheden voor een veiliger rechtsgang vergroot worden. Deze leden hebben waardering voor het voorstel; zij wensen de regering nog enige vragen ter beantwoording voor te leggen.

Blijkens de memorie van toelichting zal de minister van Justitie zijn bevoegdheid tot het aanwijzen van een locatie in een concrete zaak alleen kunnen uitoefenen indien overleg heeft plaatsgevonden met de betrokken functionele autoriteit. Als mogelijkheid voor een aanwijzing wordt een daartoe strekkend verzoek genoemd van het hoofd van het betrokken parket. Voorts ligt het in de rede dat de betrokken functionele autoriteit de rechter, die voor zover het de desbetreffende zaak aangaat verantwoordelijk is voor de leiding van het onderzoek en het handhaven van de orde op de terechtzitting, raadpleegt. Deze leden vragen of de regering voornemens is nadere regels te stellen omtrent aard en vorm van dit overleg. Ook wensen zij te vernemen welke de rol van de betrokken rechter is.

Hoewel deze leden er voorshands van uit gaan dat de mening van de betrokken functionele autoriteit zwaar zal wegen, is het mogelijk dat de beoordeling van het risico van de zitting aanleiding geeft tot verschil van mening tussen betrokkenen en de minister van Justitie. Hoe denkt de regering dergelijke situaties te voorkomen? De leden van de PvdA-fractie zouden voorts graag meer duidelijkheid willen verkrijgen op het punt van de beoordeling van het risico van een rechtszitting.

De uitoefening van de bevoegdheid om in een concrete zaak een locatie voor het houden van de terechtzitting aan te wijzen wordt genormeerd doordat dit alleen kan geschieden indien dit in verband met de veiligheid van personen noodzakelijk is. De veiligheid van personen wordt ruim geïnterpreteerd. Het kan namelijk ook de veiligheid betreffen van personen die ten tijde van het houden van de terechtzitting om een andere reden in het gerechtsgebouw aanwezig zullen zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer een dergelijk veiligheidsrisico aanwezig wordt geacht ten aanzien van personen die op het moment van de terechtzitting om een andere reden in het gerechtsgebouw aanwezig zullen zijn en zij wensen te vernemen aan wie in een dergelijke situatie de uiteindelijke beslissing is.

De leden van de PvdA-fractie steunen het voornemen om in Rotterdam en Amsterdam voor het houden van risicovolle terechtzittingen gebouwelijke voorzieningen te treffen. Het is denkbaar dat de behoefte aan dergelijke voorzieningen groter wordt. Deze leden vragen de regering uiteen te zetten hoe zij denkt daaraan tegemoet te komen.

De leden van de fractie van D66 hebben eveneens met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden zijn met de regering van mening dat, gezien het feit dat in het verleden voor enkele strafzaken in gewone gerechtsgebouwen dusdanige veiligheidsmaatregelen moesten worden genomen dat de normale werkzaamheden in het gedrang kwamen, de noodzaak bestaat deze veelal grote strafzaken in extra beveiligde gerechtsgebouwen te doen plaatsvinden.

Met betrekking tot enkele onderdelen in de memorie van toelichting hebben deze leden nog vragen. Deze leden merken op dat uit de memorie van toelichting niet blijkt dat met betrekking tot de locatiekeuze rekening wordt gehouden met de omgeving. In 1997 was dit juist reden voor een kort geding. De bedrijven rondom de zwaarbeveiligde locatie in Amsterdam beklaagden zich over hun bereikbaarheid en de daaraan vastgekoppelde omzetderving tijdens deze veelal langlopende processen. De bedrijven stelden in het kort geding dat de vergunning voor het gerechtsgebouw in strijd was met het bestemmingsplan, dat bedrijfsterrein aangeeft en waren van mening dat de deelraad geen vergunning had mogen geven. De president van de rechtbank oordeelde dat een vrijstelling wel gegeven mag worden als vaststaat dat die tijdelijk is. Hoewel in de memorie van toelichting expliciet wordt vermeld dat in Amsterdam een tijdelijke voorziening voor het houden van risicovolle zittingen is getroffen, blijkt verder nergens uit dat er daadwerkelijk een andere locatie is voor een extra beveiligd gerechtsgebouw. Het enkele feit dat Amsterdam is aangewezen als nevenzittingsplaats voor de meervoudige strafkamers van arrondissementsrechtbanken in het Besluit nevenzittingsplaatsen lijkt niet direct een einde te maken aan de tijdelijkheid. Kan de regering nader ingaan op de tijdelijkheid van de huidige locatie in Amsterdam? Kan de regering voorts de locatiekeuze met betrekking tot de omgeving nader toelichten?

In de memorie van toelichting staat dat de aanwijzing van een locatie in een concrete zaak kan geschieden na een daartoe strekkend verzoek van bijvoorbeeld het hoofd van het betrokken parket. Het woord «bijvoorbeeld» duidt erop dat de aanwijzing van een locatie ook op andere wijze kan plaatsvinden. Wordt hiermee bedoeld dat de minister van Justitie tevens de bevoegdheid heeft om in samenspraak met de betrokken functionele autoriteit een locatie aan te wijzen of ziet de regering nog een andere wijze waarop dit mogelijk is?

De betrokken autoriteit dient de rechter, die de rechtzaak onder zijn hoede heeft, te raadplegen. Indien deze personen een tegengestelde mening zijn toegedaan, wat is dan de consequentie voor het verloop van de betreffende zaak?

In de betreffende artikelen wordt het woord «overleg» genoemd. De leden van de D66-fractie wensen van de regering te vernemen of de argumenten om de zitting elders te laten plaatsvinden op schrift zullen worden gesteld en aan de verdediging bekend zullen worden gemaakt.

De aanwijzing van een locatie kan alleen geschieden indien dit in verband met de veiligheid van personen noodzakelijk is. Welke criteria worden gehanteerd om vast te stellen of iemands veiligheid in het geding is?

Verder vragen de leden van de D66-fractie de regering nader in te gaan op het kostenaspect. Zien deze leden het goed dat bijvoorbeeld een meervoudige kamerzitting van de rechtbank in Roermond in Amsterdam gehouden kan worden, waarbij de Roermondse rechters, griffier en officier van Justitie zullen optreden in Amsterdam? Indien zo'n zitting meerdere zittingsdagen in beslag neemt, zullen, zo menen deze leden, verblijfskosten etc. vergoed moeten worden. Deze leden kunnen zich nauwelijks voorstellen dat het wetsvoorstel geen financiële gevolgen heeft.

De voorzitter van de commissie,

Van Heemst

De griffier van de commissie,

Pe


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Biesheuvel (CDA), Swildens-Rozendaal (PvdA), Scheltema-de Nie (D66), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Apostolou (PvdA), Middel (PvdA), Van Heemst (PvdA), voorzitter, Dittrich (D66), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Rouvoet (RPF), Van Oven (PvdA), O. P. G. Vos (VVD), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), De Wit (SP), Ross-van Dorp (CDA), Niederer (VVD), Nicolaï (VVD), Halsema (GL), Weekers (VVD), Van der Staaij (SGP), Wijn (CDA), Brood (VVD).

Plv. leden: Balkenende (CDA), Verhagen (CDA), Wagenaar (PvdA), Van Vliet (D66), Arib (PvdA), Duijkers (PvdA), Kuijper (PvdA), Albayrak (PvdA), Barth (PvdA), De Graaf (D66), Karimi (GL), Schutte (GPV), Santi (PvdA), Van den Doel (VVD), Rietkerk (CDA), Rijpstra (VVD), Marijnissen (SP), Buijs (CDA), Passtoors (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Oedayraj Singh Varma (GL), De Vries (VVD), Van Walsem (D66), Eurlings (CDA), Kamp (VVD).

Naar boven