nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 15 februari 2001
U bracht mij op 13 februari jl. het verzoek over van de heer De Hoop Scheffer
om een toelichting op mijn uitspraken tijdens de wekelijkse persconferentie
op 9 februari jl. inzake de opstelling van christen-democraten in Europa
ten opzichte van het eind vorig jaar door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel
euthanasie.
Mede namens de minister van Justitie en de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport licht ik mijn uitspraken als volgt toe.
In de internationale media zijn – in het bijzonder ten tijde van
de aanvaarding van het wetsontwerp door de Tweede Kamer – vele feitelijke
onjuistheden weergegeven.
Tijdens mijn wekelijkse persconferentie doelde ik met name daarop.
Overigens zijn ook in de discussie in en rond het Europees Parlement feitelijke
onjuistheden te signaleren. Mede op initiatief van de christen-democratische
fractie in het Europees Parlement is een ontwerp-resolutie opgesteld over
euthanasiewetgeving in lidstaten van de Europese Unie. Uit het ontwerp blijkt
dat het met name gaat om Nederland en het Nederlandse wetsvoorstel en om voorgenomen
wetgeving in België.
De ontwerp-resolutie bevat naar het oordeel van de regering evidente onjuistheden.
Deze betreffen in het bijzonder de stellingname dat het Nederlandse wetsvoorstel
in strijd is met artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens (EVRM).
De regering is van oordeel dat het wetsvoorstel op geen enkele wijze strijdig
is met dit verdragartikel. De toepassing van euthanasie op vrijwillig verzoek
van een ernstig lijdende patiënt om stervenshulp is geen vorm van opzettelijke
levensberoving als bedoeld in artikel 2 EVRM.
De genoemde ontwikkelingen zijn voor het kabinet aanleiding geweest te
besluiten tot een verdere intensivering van de grondige en gedegen informatievoorziening
over de inhoud van het wetsvoorstel en de werkelijke feiten. Deze
informatievoorziening kan er toe bijdragen dat misverstanden worden weggenomen.
Het wetsvoorstel is op uiterst zorgvuldige wijze tot stand gekomen en bevat
zeer precies vastgelegde normen die alleen in bijzondere gevallen en onder
inachtneming van nauwkeurig omschreven zorgvuldigheidseisen euthanasie mogelijk
maken.
De evenwichtige afweging die in het wetsvoorstel is gemaakt doet recht
aan de menselijke waardigheid, dient de rechtszekerheid van patiënten
en artsen en stemt overeen met het terzake geldende internationale recht.
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
W. Kok