26 691
Toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding)

nr. 41
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 februari 2001

U bracht mij op 13 februari jl. het verzoek over van de heer De Hoop Scheffer om een toelichting op mijn uitspraken tijdens de wekelijkse persconferentie op 9 februari jl. inzake de opstelling van christen-democraten in Europa ten opzichte van het eind vorig jaar door de Tweede Kamer aanvaarde wetsvoorstel euthanasie.

Mede namens de minister van Justitie en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport licht ik mijn uitspraken als volgt toe.

In de internationale media zijn – in het bijzonder ten tijde van de aanvaarding van het wetsontwerp door de Tweede Kamer – vele feitelijke onjuistheden weergegeven.

Tijdens mijn wekelijkse persconferentie doelde ik met name daarop.

Overigens zijn ook in de discussie in en rond het Europees Parlement feitelijke onjuistheden te signaleren. Mede op initiatief van de christen-democratische fractie in het Europees Parlement is een ontwerp-resolutie opgesteld over euthanasiewetgeving in lidstaten van de Europese Unie. Uit het ontwerp blijkt dat het met name gaat om Nederland en het Nederlandse wetsvoorstel en om voorgenomen wetgeving in België.

De ontwerp-resolutie bevat naar het oordeel van de regering evidente onjuistheden.

Deze betreffen in het bijzonder de stellingname dat het Nederlandse wetsvoorstel in strijd is met artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De regering is van oordeel dat het wetsvoorstel op geen enkele wijze strijdig is met dit verdragartikel. De toepassing van euthanasie op vrijwillig verzoek van een ernstig lijdende patiënt om stervenshulp is geen vorm van opzettelijke levensberoving als bedoeld in artikel 2 EVRM.

De genoemde ontwikkelingen zijn voor het kabinet aanleiding geweest te besluiten tot een verdere intensivering van de grondige en gedegen informatievoorziening over de inhoud van het wetsvoorstel en de werkelijke feiten. Deze informatievoorziening kan er toe bijdragen dat misverstanden worden weggenomen. Het wetsvoorstel is op uiterst zorgvuldige wijze tot stand gekomen en bevat zeer precies vastgelegde normen die alleen in bijzondere gevallen en onder inachtneming van nauwkeurig omschreven zorgvuldigheidseisen euthanasie mogelijk maken.

De evenwichtige afweging die in het wetsvoorstel is gemaakt doet recht aan de menselijke waardigheid, dient de rechtszekerheid van patiënten en artsen en stemt overeen met het terzake geldende internationale recht.

De Minister-President,

Minister van Algemene Zaken,

W. Kok

Naar boven