26 691
Toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding)

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2000

Tijdens het wetgevingsoverleg inzake het wetsvoorstel euthanasie van 30 oktober jl., heb ik toegezegd u te zullen informeren over de beslissing van het openbaar ministerie al dan niet hoger beroep aan te tekenen tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Haarlem d.d. 30 oktober 2000 in de zaak Brongersma.

Het openbaar ministerie heeft heden besloten hoger beroep in te stellen, aangezien het van oordeel is dat met dit vonnis een grens wordt overschreden die zou kunnen leiden tot zelfbeschikkingsrecht voor de patiënt. Het College is er niet van overtuigd dat er in de onderhavige casus sprake is van (uitzichtloos) lijden zowel in medische als maatschappelijke zin en of dat lijden dan als ondraaglijk lijden kan worden aangemerkt. In dit verband wijst het College erop dat anders dan in de Chabot-zaak hier geen sprake is van een psychiatrische patiënt, maar van een hoogbegaafd man die geen emplooi meer zag voor zijn kwaliteiten, en overigens blijkbaar ook zijn overlijden zelf wilde beheersen. Het College betwist niet dat het oordeel over de ondraaglijkheid van lijden subjectief is, maar naar het oordeel van het College mag die subjectiviteit in zaken waarin geen sprake is van somatisch of psychiatrisch lijden nooit zo zwaar wegen dat die, ingeval van acceptatie door de medicus, uitmondt in een medische exceptie, en daarmee in een positie die als het ware geen ruimte meer laat voor rechterlijke toetsing op dat punt.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven