26 690
Bestrijding seksueel misbruik van en seksueel geweld tegen kinderen

nr. 7
GEWIJZIGDE MOTIE VAN HET LID VAN DER STAAIJ C.S., TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 5.

Voorgesteld 20 juni 2000

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de mogelijkheden tot digitale manipulatie van bestaand beeldmateriaal bewijsproblemen opleveren ten aanzien van kinderpornografische afbeeldingen waaraan daadwerkelijk seksueel misbruik van kinderen ten grondslag ligt;

voorts overwegende, dat via technische manipulatie verkregen kinderpornografische afbeeldingen waarin de schijn van een seksuele gedraging ten aanzien van een bestaand kind wordt gewekt, beschadigend kunnen zijn voor dat kind;

constaterende, dat het kabinet heeft betoogd dat de rechtvaardiging voor strafbaarstelling mede gelegen kan zijn in het voorkomen van schade als gevolg van het in omloop brengen van beeldmateriaal dat seksueel misbruik suggereert en het kabinet voorts heeft gesteld dat zich in internationaal verband een zekere consensus lijkt af te tekenen voor strafbaarstelling van virtuele kinderpornografie;

verzoekt de regering bij de aangekondigde wijzigingen van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid van uitbreiding van de strafbaarstelling tot (bepaalde vormen van) virtuele kinderpornografie te onderzoeken, in het bijzonder ten aanzien van die gevallen waarin de reële schijn wordt gewekt dat een kind is misbruikt, en daarbij in ieder geval te komen met concrete voorstellen die in het belang van een effectieve vervolging van kinderpornografische afbeeldingen de hierboven genoemde bewijsvoeringsproblemen zoveel mogelijk kunnen wegnemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van der Staaij

Rouvoet

Biesheuvel

Naar boven