26 671
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II)

nr. 8
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN DE NOTA VAN WIJZIGING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

I. Tekst van de nota van wijziging

– Nummer 1a ontbrak.

– Nummer 17 luidde:

«17.

In artikel II vervallen de onderdelen B en D.».

– Nummer 17a ontbrak.

– In nummer 28 luidde de tekst van ARTIKEL IVB:

«ARTIKEL IVb

Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2004 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten in verband met de regeling van bevoegdheden tot het vorderen van gegevens (bevoegdheden vorderen gegevens (29 441) tot wet is of wordt verheven, vervalt artikel IV van die wet.».

II. Toelichting op de nota van wijziging

– In paragraaf 2.4 ontbrak de laatste alinea, die begint met «Tenslotte verdient in dit verband artikel 22 (rechtsmacht) nog de aandacht.» en eindigt met «Daarom is het wenselijk artikel 5 Sr op dit punt aan te vullen.».

– In paragraaf 3.2 ontbrak de toelichting op onderdeel 1a.

– In paragraaf 3.2 ontbrak in de toelichting op onderdeel 12 de passage die begint met «Onder verantwoordelijkheid van het CBP zijn vuistregels ontwikkeld voor controle op e-mail en internetgebruik van werknemers» en eindigt met «Het kennisnemen van gegevens door de werkgever zal in dat geval in beginsel niet als wederrechtelijk kunnen worden aangemerkt.».

– In paragraaf 3.2 was, in plaats van de toelichting op de nummers 17, 17a en 18, een toelichting op de nummers 17 en 18 opgenomen, luidende: «De onderdelen B en D van het wetsvoorstel en de in onderdeel E voorgestelde nieuwe artikelen 125n, 125p en 125q kunnen vervallen omdat in de daarmee geregelde materie inmiddels in breder verband wordt voorzien door eht eerdergenoemde voorstel van wet inzake bevoegdheden vorderen gegevens (Kamerstukken II 2003/04, 29 441).».

– In paragraaf 3.2 luidde in de toelichting op onderdeel 19 (Artikelen 126la, 126m en 126ma Sv) de alinea, die thans begint met «In het vierde lid wordt bepaald» en eindigt met «In dat geval zal het bevel ten uitvoer moeten worden gelegd zonder medewerking van de aanbieder» als volgt: «In het vierde lid wordt bepaald dat als het bevel betrekking heeft op andere communicatie (bijvoorbeeld in private netwerken), de aanbieder van de betrokken dienst in ieder geval in de gelegenheid moet worden gesteld zijn medewerking daaraan te verlenen. Anders dan bij de openbare telecommunicatiediensten en netwerken, die op grond van de Telecommunicatiewet een aftapverplichting en een medewerkingsverplichting hebben, wordt in dit geval de medewerking niet gevorderd, maar kan wel de vrijwillige medewerking worden ingeroepen. Door deze bepaling handelt de aanbieder niet onrechtmatig als hij aan de opsporingsautoriteiten de gevraagde – vrijwillige – medewerking verleent. Maar ook hier geldt dat de medewerking niet gevraagd hoeft te worden indien deze medewerking niet mogelijk is of het belang van strafvordering zich daartegen verzet.».

Naar boven