26 671
Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met nieuwe ontwikkelingen in de informatietechnologie (computercriminaliteit II)

nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 februari 2006

Op het verzoek van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en voor Justitie om de vragen in de brief met kenmerk 06-BZK-B-008 van 26 januari 2006 te beantwoorden bericht ik uw Kamer, mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het volgende.

Op 19 december 2005 (kamerstuk 26 671, nr. 21) heb ik, mede namens mijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Economische Zaken, uw Kamer een brief gezonden waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de voortgang van de aanpak van Cybercriminaliteit. Ook in het Algemeen Overleg van 20 december 2005 (kamerstuk 26 671, nr. 22) ben ik daarop uitgebreid ingegaan. Ik wil ook nu weer benadrukken dat we de bestrijding van cybercriminaliteit zeer belangrijk achten.

Zoals u bekend is er een aantal ontwikkelingen op het gebied van de bestrijding van cybercrime waaronder het project National High Tech Crime Center (NHTCC) met als einddatum 1 januari 2006. Daarnaast is het Nationaal Project Aanpak Cybercrime in dit kader van belang. Vanwege de gaandeweg geconstateerde samenhang tussen beide projecten zijn projectactiviteiten op elkaar afgestemd. Dit leidt tot een gezamenlijk eindadvies, waarin een ontwerp wordt opgesteld voor een nationale infrastructuur gericht op de bestrijding van cybercrime. Omdat er thans nog afstemming plaats vindt over dit eindadvies kan ik daar nog niet te veel op vooruitlopen. Wel kan ik uw Kamer berichten dat de opgebouwde kennis en ervaring niet verloren zal gaan en naar verwachting zal worden voortgezet bij het KLPD. Hierbij zal worden samengewerkt met de ketenpartners op het gebied van bestrijding van cybercrime (zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven).

Zoals hierboven aangegeven komt er nog een gezamenlijke eindadvies. Het project NHTCC zal dan ook geen apart advies opleveren. Zodra dit eindadvies beschikbaar is zal het kabinet hierover een standpunt innemen en dit aan de Kamer doen toekomen. Naar verwachting kan ik uw Kamer daarover eind eerste kwartaal 2006 informeren.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven