26 660
Wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep

nr. 80
AMENDEMENT VAN HET LID STELLINGWERF

Ontvangen 20 januari 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel S, wordt in artikel 30c, zesde lid, «de periode waarvoor de concessie, bedoeld in artikel 30a en de erkenningen, bedoeld in artikel 31, zijn» vervangen door: van de periode waarvoor de concessie, bedoeld in artikel 30a is verleend, vijf jaren zijn verstreken en het jaar waarin de periode waarvoor de concessie is.

II

In artikel I, onderdeel U, wordt artikel 31, tweede lid, vervangen door:

2. Erkenningen worden eenmaal in de tien jaren verleend voor een periode van tien jaren, met dien verstande dat het tijdstip waarop de erkenningen in werking treden samenvalt met het tijdstip waarop de concessie, bedoeld in artikel 30a, in werking treedt.

In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin worden erkenningen verleend voor een periode van vijf jaren, eindigende op hetzelfde moment als de in de vorige volzin bedoelde erkenningen, indien de omroepvereniging gedurende de voorafgaande periode van vijf jaren een voorlopige erkenning, bedoeld in artikel 37, heeft gehad waarvan de inwerkingtreding samenviel met het tijdstip waarop de concessie, bedoeld in artikel 30a, in werking trad.

III

In artikel I, onderdeel U, vervalt in artikel 33 de zinsnede: de inhoud van het beleidsplan, bedoeld in artikel 32, tweede lid,.

IV

In artikel I, onderdeel Y, worden aan artikel 36b twee leden toegevoegd, luidende:

4. Onze Minister kan een erkenning tevens intrekken bij besluit voor 1 september van het voorafgaande jaar en ingaande op het moment waarop van de periode waarvoor de erkenning, bedoeld in artikel 31 is verleend, vijf jaren zijn verstreken, indien:

a. niet wordt voldaan aan het vereiste dat een omroepvereniging tenminste 300 000 leden heeft; of

b. aannemelijk is dat de omroepvereniging zich, mede gelet op zijn handelwijze in een voorafgaande periode waarin hij zendtijd heeft gehad, niet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zal houden.

5. Artikel 32, vierde en vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op het bepaalde in het vorige lid onder a.

V

In artikel I, onderdeel AA, wordt in artikel 37, tweede lid, «samenvallend» vervangen door: tegelijk aanvangend dan wel tegelijk eindigend.

VI

In artikel I, onderdeel AA, wordt in artikel 38 na «36a en 36b» een zinsnede ingevoegd, luidende: , eerste, tweede en derde lid, .

Toelichting

Dit amendement creëert een mogelijkheid die ligt tussen een erkenning voor vijf jaar en een erkenning voor tien jaar. Vijf jaar is bedrijfsmatig te kort en biedt te weinig zekerheid. Tegelijkertijd is een periode van tien jaar zonder enige toetsing te lang.

Artikel 36 bevat in een drietal leden de gronden waarop een erkenning kan worden afgewezen. Gekozen is om de toetsing door de minister van het beleidsplan als bedoeld in artikel 36 lid 2, onderdeel c, niet iedere vijf jaar maar één keer per tien jaar uit te voeren. Op de overige punten, inclusief het stromingsvereiste van artikel 14 en het ledentalvereiste van artikel 31, moet wel iedere vijf jaar worden getoetst.

Stellingwerf

Naar boven