26 660
Wijziging van de Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep

nr. 6
AANVULLEND VERSLAG

Vastgesteld 29 oktober 1999

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft op 21 oktober 1999 (Tweede Kamer 1999–2000 26 660 nr. 5) verslag uitgebracht van haar bevindingen. Hierbij is ten onrechte de inbreng van de SGP-fractie niet opgenomen. Bij dezen vult de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen het verslag zoals uitgebracht op 21 oktober 1999 aan met de onderstaand weergegeven inbreng.

Onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen in het eerder uitgebrachte verslag en deze aanvulling genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Algemeen

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van wetsvoorstel 26 660, Wijziging Mediawet in verband met de invoering van een vernieuwd concessiestelsel voor de landelijke publieke omroep. Genoemde leden zien het voorstel als een verdere en forse stap op weg naar een andere opzet van het voor Nederland unieke omroepbestel. De achterliggende gedachte en motivering van de regering bij dit wetsvoorstel is een zodanige versterking van de publieke omroep, dat deze kan concurreren met de commerciële omroep. Daartoe wordt niet alleen ingegrepen in de organisatiestructuur van het bestaande publieke omroepbestel, maar worden er ook voorstellen gedaan om meer greep te krijgen op de door de publieke omroep te verzorgen programma's

De leden van de SGP-fractie kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat de voorstellen, gecombineerd ook met het parallelle voorstel inzake de afschaffing van de omroepbijdrage, een centralistische en meer bevoogdende geest ademen. Zij kunnen zich dan ook goed verplaatsen in de kritiek die er van diverse zijden is geleverd dat er in de voorstellen sprake is van een toenemende invloed van wetgever en bestuur op de programma's De regering erkent dit ook met zoveel woorden. Zij verdedigt deze lijn door er op te wijzen (advies Raad van State en nader rapport bladzijde 2) dat dit in lijn is met eerdere voorstellen en de noodzaak om de publieke omroep meer herkenbaar te maken. Het merkwaardige fenomeen doet zich hierbij voor dat de beschermings-maatregelen die de regering voorstelt ten behoeve van de publieke omroep door diezelfde omroep als een bedreiging worden ervaren. Een nadere beschouwing hierover van de zijde van de regering achten genoemde leden wenselijk.

Voor de leden van de SGP-fractie ligt hier een wezenlijk punt. In de gegeven omstandigheden achten zij verdere stappen in de richting van centralisatie en toezicht ongewenst. Zij maken er geen geheim van dat zij om meer dan één reden moeite hebben met de ontwikkelingen in «medialand». Die bezwaren, die te maken hebben met de negatieve invloed van met name het indringende medium televisie op «het volksleven», zijn bij meerdere gelegenheden uiteengezet. Vanuit die moeite, hebben de leden van de SGP-fractie tot op heden altijd een relatieve voorkeur uitgesproken voor het bestaande (publieke) omroepbestel en zich gekeerd tegen «de commercie» in al haar verschijningsvormen, aangezien dat wat de commerciële omroepen te bieden hebben in doorsnee is te betitelen als «verpaupering», een te veel aan «amusement en grofheid» (aldus J. van den Ende).

In het licht van het voorgaande, is voor de leden van de SGP-fractie bij de beoordeling van de voorliggende plannen cruciaal de vraag in hoeverre deze voorstellen afbreuk doen aan dan wel een versterking opleveren van datgene wat zij nog het meest weten te waarderen aan en in het huidige (publieke) omroepbestel. Een vraag die daaraan voorafgaat is of met de voorliggende voorstellen de positie van de publieke omroep als geheel inderdaad, zoals de regering wil, wordt versterkt, of dat de plannen juist zullen leiden tot het omgekeerde van wat ermee beoogd wordt.

Zenderprofilering

Een van de maatregelen waar de regering haar hoop op heeft gevestigd, is de zenderprofilering. De regering heeft hier moeten zoeken naar een evenwicht tussen identiteit en autonomie enerzijds en samenwerking en sturing anderzijds. Naar de mening van de leden van de SGP-fractie is de balans, zeker als ook gekeken wordt naar wat er op dit punt al is gebeurd, te veel doorgeslagen naar de kant van de centrale sturing. Het «centrale gezag» is in de loop der jaren duidelijk versterkt. De achterliggende gedachte daarbij is dat de (publieke) omroep slagvaardiger en professioneler moet kunnen opereren.

Deze leden vragen van de regering waarop de impliciete vooronderstelling is gebaseerd dat het huidige bestel in dit opzicht tekort schiet. Het antwoord op die vraag is temeer van belang, omdat, ter wille van die doelstelling, het unieke karakter van het Nederlandse (publieke) omroepbestel steeds verder naar de achtergrond verdwijnt. Juist dat unieke karakter, omroepverenigingen die via hun leden wortelen in de samenleving (de regering erkent dat die worteling er nog steeds is, al is het dan veelal via andere scheidslijnen dan in het verleden), dreigt volgens de leden van de SGP-fractie verloren te gaan door het «persen» van die omroepen in één geheel. De pluriformiteit die nu de kracht is van de publieke omroep, wordt door de voorstellen steeds meer ondergraven. De genoemde leden vrezen dat de publieke omroep daardoor het specifieke eigen karakter gaat verliezen. Daardoor zal het tegendeel bereikt worden van wat de regering wil, namelijk een publiek bestel dat zich duidelijk en herkenbaar onderscheidt van de commerciële omroep. Graag vernemen zij hierop een reactie van de regering.

Programmavoorschriften

Een onderdeel van de regeringsvoornemens waar het sturingselement wel heel pregnant naar voren komt, betreft de bevoegdheid van de concessieverlener, lees de regering, om voorschriften en algemene aanwijzingen aan de concessie te verbinden (artikel 30a). De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering de publieke omroep hier wel heel dicht op de huid zit. Alle geruststellende woorden van de memorie van toelichting ten spijt (blz 32v.), rijst bij deze leden de vraag of de regering op dit punt zichzelf niet wat al te ruim bemeten heeft. Die reserves bij dit artikel worden nog versterkt omdat in lid 3 van artikel 30a geen limitatieve opsomming wordt gegeven van de aard van de voorschriften en aanwijzingen. Op basis van de voorliggende tekst zijn er dus ook nog andere voorschriften en aanwijzingen mogelijk dan de genoemde. Op dit punt vragen de leden van de SGP-fractie nadere uitleg.

Raad voor Cultuur

Nadere uitleg verlangen de leden van de SGP-fractie eveneens ten aanzien van de positie van de Raad voor cultuur. De regering lijkt deze raad te beschouwen als een officieel adviesorgaan voor de publieke omroep. Het is onmiskenbaar dat de Raad gekend dien te worden als het gaat over de invulling van de taakopdracht door de omroep, maar om haar daarvoor te «bombarderen» tot officieel adviesorgaan (Raad van Bestuur NOS), vergt op z'n minst enige toelichting, temeer omdat in de taakopdracht aan de publieke omroep ook elementen zitten die anderen zouden kunnen aangrijpen om voor zichzelf de status op te eisen van officieel adviesorgaan.

De voorzitter van de commissie,

Van der Hoeven

De griffier van de commissie,

Mattijssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Van der Hoeven (CDA), voorzitter, Rabbae (GL), Lambrechts (D66), Dittrich (D66), Cornielje (VVD), De Vries (VVD), Dijksma (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Cherribi (VVD), Rehwinkel (PvdA), ondervoorzitter, Passtoors (VVD), Belinfante (PvdA), Kortram (PvdA), Ross-van Dorp (CDA), Hamer (PvdA), Nicolaï (VVD), Van Bommel (SP), Barth (PvdA), Halsema (GL), Örgü (VVD), Wijn (CDA) en Eurlings (CDA).

Plv. leden: Stellingwerf (RPF), Schimmel (D66), Mosterd (CDA), Atsma (CDA), Harrewijn (GL), Bakker (D66), Ravestein (D66), E. Meijer (VVD), Van Baalen (VVD), Valk (PvdA), De Cloe (PvdA), Udo (VVD), Van der Hoek (PvdA), Gortzak (PvdA), Middel (PvdA), Schreijer-Pierik (CDA), Spoelman (PvdA), Brood (VVD), Poppe (SP), Arib (PvdA), Blok (VVD), Vendrik (GL), Rijpstra (VVD), Verhagen (CDA) en Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven