nr. 42
AMENDEMENT VAN HET LID HALSEMA
Ontvangen 18 januari 2000
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
I
In onderdeel L, punt 2, wordt in onderdeel e de zinsnede «de artikelen
13c, 30a, derde lid, onderdelen a en b,» vervangen door: artikel 13c.
II
In onderdeel S vervalt artikel 30a, derde lid.
III
In onderdeel S vervalt artikel 30a, vierde lid.
IV
In onderdeel S wordt artikel 30b, tweede lid, als volgt gewijzigd:
A. Aan het slot van onderdeel b vervalt het woord «en».
B. De punt aan het slot van onderdeel c wordt vervangen door een puntkomma.
C. Toegevoegd worden drie nieuwe onderdelen:
d. de wijze van samenwerking met de lokale en regionale omroepen;
e. de wijze waarop het publiek betrokken kan worden bij het programmabeleid
en de programmering; en
f. de wijze waarop aan het publiek rekenschap wordt afgelegd over het
programmabeleid ter uitvoering van de publieke omroeptaak.
V
In onderdeel GG wordt in artikel 40a, vierde lid, onderdeel a, de zinsnede
«de artikelen 13c, 30a, derde lid, onderdelen a en b,» vervangen
door: artikel 13c.
VI
In onderdeel UUU wordt in artikel 98a, tweede lid, onderdeel a, de zinsnede
«de artikelen 13c en 30a, derde lid, onderdelen a en b,» vervangen
door: artikel 13c.
VII
In onderdeel UUU wordt in artikel 98b, tweede lid, onderdeel a, de zinsnede
«de artikelen 13c en 30a, derde lid, onderdelen a en b,» vervangen
door: artikel 13c.
VIII
In onderdeel UUU wordt in artikel 99, tweede lid, onderdeel a, de zinsnede
«de artikelen 13c en 30a, derde lid, onderdelen a en b,» vervangen
door: artikel 13c.
IX
In onderdeel RRRR wordt «30a, vijfde lid,» vervangen door:
30a, derde lid,.
Toelichting
Het is onjuist dat de minister aan de concessieverlening zelf ad hoc allerlei
nadere voorschriften en aanwijzingen kan verbinden. Dit is moeilijk democratisch
controleerbaar en kan ook zorgen voor een teveel aan overheidsbemoeienis.
Al de met name genoemde regelingen in artikel 30a lid 3 horen veeleer
in het concessiebeleidsplan thuis (artikel 30b) en staan daar voor een deel
al in. Door het zo te regelen wordt het geen kwestie van toevallige voorkeuren
van de overheid, maar van een vaste taak voor de raad van bestuur. Dit is
met name van belang omdat het hier ook gaat om de publieke legitimering van
de publieke omroep.
Bovendien houdt de minister meer dan voldoende sturingsmogelijkheden,
omdat het concessiebeleidsplan aan hem moet worden voorgelegd en artikel 30b
lid 6 regelt dat hij bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels aan
het opstellen van de concessiebeleidsplannen kan stellen.
Halsema