26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 857 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 mei 2022

Tijdens het Commissiedebat «Internationale cyberveiligheid» van 13 april jl. (Kamerstuk 26 643, nr. 853) heb ik toegezegd schriftelijk te reageren op een vraag van het lid Sjoerdsma. De strekking van de vraag was of de cyberaanvallen van begin februari 2022 op de olie- en chemiesector, onder andere in de haven van Rotterdam, geattribueerd zijn aan Rusland, en of Nederland daar een diplomatieke of juridische reactie op heeft gegeven. Mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid kan ik u daarover het volgende mededelen.

Het Nationaal Cybersecuritycentrum (NCSC) heeft onderzoek gedaan naar het voorval. Op basis daarvan kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een gecoördineerde aanval. De aanvallen zijn waarschijnlijk gepleegd vanuit een crimineel motief. De beschikbare informatie over de aanvallen bood echter onvoldoende basis voor een diplomatieke of juridische reactie. Factoren die bij besluitvorming hierover een rol spelen zijn onder andere de impact en aard van de aanval en de mate van zekerheid waarmee de dader van de aanval kan worden aangewezen.

Met betrekking tot de cyberdreiging tegen Nederland als gevolg van de oorlog in Oekraïne geldt dat het NCSC sinds het begin van de spanningen alle cybersecurity-gerelateerde ontwikkelingen met een mogelijke relatie tot de oorlog continu in de gaten houdt. Op dit moment zijn er geen concrete aanwijzingen dat er gerichte digitale aanvallen op Nederland hebben plaatsgevonden. Het NCSC roept desalniettemin op tot waakzaamheid.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Naar boven