26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

nr. 83
BRIEF VAN MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2006

Hierbij bied ik u, mede namens mijn ambtgenoten voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie, van Financiën en van Economische Zaken, de jaarlijkse voortgangsrapportage aan over de voornemens en maatregelen in de Beleidsbrief bescherming vitale infrastructuur1 (verder te noemen Beleidsbrief).

Deze voortgangsbrief geeft de stand van zaken aan één jaar na de totstandkoming van de Beleidsbrief. Ik constateer dat met veel onderwerpen inmiddels goede voortgang is geboekt. Uit de voortgangsrapportages van de vitale sectoren blijkt dat ook. Wat echter ook blijkt is dat er nog veel werk verzet moet worden.

In de Beleidsbrief is geconstateerd dat de sectoroverstijgende maatregelen extra aandacht behoeven. Gebleken is namelijk dat een aantal dezelfde zaken in meerdere sectoren speelt, waardoor afstemming noodzakelijk is. Over de voortgang van deze maatregelen wordt hieronder gerapporteerd. Vervolgens wordt gerapporteerd over de voortgang van de voornemens en maatregelen van de (deel)sectoren.

1. Sectoroverstijgende maatregelen

1.1 Het intensiveren van het securitybeleid vitale infrastructuur

In de Beleidsbrief is geconstateerd dat de safety2 in vergelijking met de security door al de getroffen maatregelen redelijk goed is geregeld, maar dat op het gebied van de security nog extra inspanningen noodzakelijk zijn. Nagegaan zou worden op welke wijze security-expertise en informatie gedeeld kan worden met betrokken bedrijven en overheden en hoe de advisering en ondersteuning zou moeten worden geregeld. In de afgelopen periode is met belanghebbende partijen (zowel publiek als privaat) van gedachten gewisseld over welke behoefte er bestaat aan ondersteuning op het gebied security. Daaruit kwam naar voren dat er behoefte bestaat aan een organisatie die kennis en informatie op het gebied van security verzamelt, beschikbaar stelt en de uitwisseling van informatie tussen overheden en vitale private partijen faciliteert. Ook is er behoefte aan voorlichting om de bewustwording van bedrijven en instanties op het punt van de security te vergroten. Daarom zal ik mij er voor inzetten dat er een Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuren (NAVI) komt. Over de organisatie, het takenpakket en positionering daarvan zal ik u voor het eind van het jaar informeren. Voor de financiering van de eerste periode van twee jaar is € 5 miljoen uit de FES-gelden beschikbaar.

1.2 Advies over gebiedsgerichte afstemmingsvraagstukken (In de Beleidsbrief: gebiedsgerichte benadering)

In de Beleidsbrief is geconstateerd dat er behoefte bestaat aan meer inzicht in wat het voor de verschillende partijen betekent om een vitaal object in hun gebied te hebben. Uitgaande van een aantal concrete vitale objecten zouden enkele pilots uitgevoerd worden.

De precieze consequenties van het beschermen van een vitaal object c.q. proces worden op lokaal/regionaal niveau manifest wanneer bijvoorbeeld lokale partijen concrete afspraken willen maken over bijvoorbeeld beveiliging en de voorbereiding op calamiteiten. Door middel van een pilot, waar verschillende partijen uit de praktijk bij betrokken zullen worden, zal in kaart gebracht worden welke afstemmingsvraagstukken ten behoeve van de bescherming van vitale objecten en processen op regionaal/lokaal niveau aandacht vragen. Het streven is om hier nog voor het eind van dit jaar mee te starten. Op basis van de uitkomsten van de pilot zal bekeken worden hoe eventuele knelpunten (kunnen) worden opgepakt.

1.3 Activiteiten in het kader van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding

Over de ontwikkeling van het alerteringssysteem terrorismebestrijding is separaat gerapporteerd in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage terrorismebestrijding1.

In de Beleidsbrief is aangegeven dat wordt onderzocht of ook alerteringssystemen ontwikkeld moeten worden voor andere crisistypen. Inmiddels is er een inventarisatie in de vorm van een «quick-scan» naar andere systemen uitgevoerd. Daartoe zijn voornamelijk openbare bronnen gebruikt. Er zijn twee internationale systemen waargenomen: het Nato Crisis Response Systeem van de NAVO en Internationaal Health Regulations van de WHO. Ten behoeve van bepaalde vitale infrastructuren zijn er alerteringssystemen met het oog op een terroristische, militaire en infectieuze dreiging. Echter niet voor andere dreigingen en/of crisissituaties zoals overstromingen, milieubedreigingen, energiestoornis, ICT-uitval, economische crashes en dergelijke.

Binnen de vitale sectoren zijn wel andere (interne) systemen zoals waarschuwingssystemen, alarmeringssystemen, meet- en regelsystemen en early warning systemen. Deze systemen zijn veelal sectorspecifiek en vooral bedoeld voor het handhaven van een basisveiligheidsniveau binnen een sector. De betreffende sector heeft daarmee weerstand tegen verstoringen van de bedrijfscontinuïteit of de continuïteit van de dienstverlening. Eventuele koppelingen tussen de sectorale systemen zijn niet waargenomen.

Mogelijkheden voor verbreding naar een generiek «all hazard» crisissysteem zullen nader worden onderzocht.

1.4 Oefenen op basis van verdelingsplannen in geval van schaarste

Er zijn vitale producten die in het geval van een ernstige crisis schaars kunnen worden dan wel waarvoor extra logistieke inspanningen dienen te worden verricht, bijvoorbeeld brandstof of vaccins. Daarvoor zijn (of worden) verdelingplannen opgesteld. Toegezegd is dat op basis van die verdelingsplannen wordt geoefend, ook op regionaal niveau.

Ik heb besloten dit soort oefeningen onderdeel te laten uitmaken van de interdepartementale crisisoefeningen. De bescherming van vitale infrastructuur wordt daartoe als aandachtsgebied in het interdepartementale oefenbeleidsplan opgenomen. In het voorjaar van 2007 wordt er een interdepartementale oefening ICT-uitval op ministerieel niveau georganiseerd, waarbij ook verdelingsplannen worden getoetst.

Het oefenen op regionaal niveau wordt gestimuleerd door het verlenen van financiële bijdragen. In de voorwaarden voor het verkrijgen van een bijdrage wordt opgenomen dat bij de oefeningen aandacht moet worden besteed aan de uitval van vitale infrastructuren.

1.5 Noodcommunicatievoorziening

In de Beleidsbrief is aangegeven dat wordt bezien welke behoefte er bestaat aan mobiele noodcommunicatievoorzieningen en welke operationele diensten hiervan gebruik kunnen maken. Eind 2008 loopt het huidige beheercontract voor het Nationale Noodnet (NN) af. Het NN is een voorziening voor «bestuurlijk Nederland» om ten tijde van crisis en bijzondere omstandigheden met elkaar te kunnen communiceren. Het ministerie van BZK is een onderzoek gestart om binnen de huidige NN gebruikersgroep te inventariseren of een separaat (besloten) telecommunicatienetwerk nog bestaansrecht heeft. Hiervoor moet inzicht verkregen worden in welke vitale sectoren tijdens crisisomstandigheden met elkaar moeten kunnen communiceren, moeten de behoeften van die partijen aan noodcommunicatie geïnventariseerd worden en moet worden nagegaan wat men nu reeds ter beschikking heeft. Daarbij richt de aandacht zich zowel op communicatie tussen overheidsinstanties onderling als tussen overheid en de private (vitale) sectoren.

Afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek zal besloten worden of een apart telecommunicatienet (nog) nodig is en zo ja of het huidige noodnet nog voldoet en derhalve in stand dient te worden gehouden of dat een nieuwe communicatievoorziening moet wordt getroffen. Medio 2007 zal hierover besluitvorming moeten plaatsvinden.

1.6 Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI)

In de Beleidsbrief is aangegeven dat ik, in overleg met VNO-NCW, heb besloten tot oprichting van het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur (SOVI). Dit is inmiddels gebeurd. Doelstelling van het SOVI is het structureel borgen van overleg tussen de vitale sectoren en tussen overheid en bedrijfsleven. Het SOVI bestaat uit vertegenwoordigers van de vitale sectoren, VNO-NCW en de ministeries van BZK, EZ en Defensie en heeft een onafhankelijke voorzitter.

Het SOVI heeft inmiddels de agenda voor de komende tijd vastgesteld. In de Beleidsbrief is geconstateerd dat er sterke onderlinge afhankelijkheden zijn tussen de verschillende vitale producten en diensten. Het SOVI heeft aangegeven behoefte te hebben aan een beter inzicht in deze afhankelijkheden en besloten daarnaar een onderzoek te laten doen. Gekozen is voor een gefaseerde aanpak; de uitval van (delen van) de elektriciteitssector zal als pilot worden gebruikt.

Ik waardeer de voortvarendheid waarmee het SOVI van start is gegaan. Met het entameren van het onderzoek wordt de eigen verantwoordelijkheid goed opgepakt. Het SOVI verwacht op basis van de resultaten van het pilot-onderzoek medio 2007 aan mij advies te kunnen uitbrengen.

1.7 Intensivering communicatie (sectoroverschrijdende effecten)

In de Beleidsbrief is de waarde aangegeven van een onderzoek naar de wijze van communicatie tussen partijen die betrokken zijn bij de vitale infrastructuur over de risico’s die worden gelopen en over de verstoringen die hebben plaatsgevonden.

Dit najaar start er een project dat moet bijdragen tot een sterk verbeterde informatiepositie bij crisisbeheersing van alle daarbij betrokken overheden (Rijk, provincies, gemeenten en regionale overheden). Er zal een softwaresysteem worden geïmplementeerd (Crisis Informatie Management Systeem – CIMS) dat de uitwisseling van informatie en gegevens tussen de partners in de OOV-sector mogelijk maakt. In de voortgangsrapportage ACIR1 heb ik u daar over bericht.

Op 1 mei 2005 is het Expertisecentrum Risico- en Crisiscommunicatie (ERC) opengesteld. Het ERC is onderdeel van het ministerie van BZK. Het ERC informeert in tijden van crisis op nationaal niveau de samenleving, besturen en hulpverleningsdiensten over de gebeurtenis en geeft aan hoe daarmee om te gaan. In dat verband coördineert het ERC de omgang met de pers op rijksniveau. Op het terrein van de algemene publieksinformatie heeft het ERC samen met de ministeries van VROM, EZ, V&W en Justitie een nieuwe rampencampagne ontwikkeld, die in september 2006 is gelanceerd. De campagne heeft ten doel het publiek bewust te maken van de feitelijke risico’s bij een ramp en de eigen verantwoordelijkheid aan te spreken onder meer door voorbereidingen te treffen om de gevolgen van een mogelijke ramp te verkleinen. Daartoe zullen tv- en radiospots worden uitgezonden. Verwezen zal worden naar de website www.crises.nl die (meer) feitelijke informatie bevat voor diverse ramptypen. Ook zal verwezen worden naar de Risicokaart die informatie geeft over risico’s in de eigen omgeving.

1.8. Het opzetten van een visitatieprogramma

In de beleidsbrief is aangegeven dat een visitatieprogramma wordt opgesteld om ondermeer de kwaliteit van de maatregelen ter bescherming van de vitale infrastructuur te toetsen. Gebleken is dat er op dit moment nauwelijks behoefte aan een dergelijk programma bestaat. Alle inspanningen zijn er de komende tijd op gericht de maatregelen uit te voeren die in de Beleidsbrief zijn aangekondigd. Mijn conclusie is dat het nog te vroeg is voor een dergelijk programma. Daarom is besloten daar nu vanaf te zien en het punt mee te nemen bij de actualisering van de stand van zaken met betrekking tot de bescherming van de vitale infrastructuur, waarover in het najaar van 2009 zal worden gerapporteerd.

1.9 Evaluatie

Om de opgedane ervaringen vast te kunnen houden en belangrijke leer- en vraagpunten ten aanzien van het gevolgde proces helder te krijgen is in de Beleidsbrief aangegeven dat een interne procesevaluatie wordt uitgevoerd. De procesevaluatie is inmiddels uitgevoerd en heeft onder meer geleid tot een betere afstemming tussen de ministeries in het kader van de bescherming van de vitale infrastructuur. Zo is er een directeurenoverleg vitaal ingesteld waarin afstemming zal plaatsvinden onder meer over bovensectorale maatregelen en periodieke rapportages.

In de Beleidsbrief is voorts aangegeven dat een punt van aandacht zal zijn welke methodische randvoorwaarden er dienen te gelden bij de volgende reeks sectoranalyses teneinde een slag verder te komen met de analyse van (de afhankelijkheden en) de domino-effecten. Dit gaat pas spelen bij de ontwikkeling van de tweede cyclus vitaal in 2009. Dan zal worden bezien of daaraan behoefte bestaat.

1.10 Internationaal

De internationale belangstelling voor de bescherming van de vitale infrastructuur groeit onverminderd. Initiatieven van internationale organisaties, landen in bilaterale of multilaterale samenstelling, branche-organisaties van bedrijven in vitale sectoren, de wetenschap; allen dragen er aan bij dat het onderwerp stevig op de kaart komt te staan. De initiatieven richten zich op dit moment grotendeels op het vergroten van bewustwording, kennisdeling en onderzoek. De belangrijkste internationale ontwikkelingen voor Nederland op dit gebied, speelden zich in 2006 binnen de EU af.

Nederland heeft in nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Zweden een gefaseerde aanpak van het European Program Critical Infrastructure Protection (EPCIP) voorgesteld. Er zijn nog veel verschillen in de programma’s voor bescherming van de vitale infrastructuur tussen de lidstaten. Met een gefaseerde aanpak kan in de verschillende stadia van ontwikkeling binnen de lidstaten op eigen snelheid gestart worden met de implementatie van het EPCIP. De aanpak richt zich op het boeken van voortgang in het zeer complexe beleidsterrein. Naar verwachting zal de Commissie deze aanpak omarmen.

In november 2005 heeft de Commissie een groenboek EPCIP uitgebracht en is daarmee een consultatieproces gestart voor de lidstaten en private sector. Op basis van de respons op dit groenboek zal de Commissie het EPCIP opstellen. Het ministerie van BZK heeft het totstandkomen van het Nederlandse kabinetsstandpunt op het groenboek EPCIP gecoördineerd. De overige ministeries, stakeholders als AIVD en NCTb maar ook branche-organisaties van bedrijven uit vitale sectoren zijn hier nauw bij betrokken.

Belangrijke speerpunten voor Nederland ten aanzien van het EPCIP zijn dat het EPCIP moet gaan over de Europese vitale infrastructuur met grensoverschrijdende effecten met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Ook moet het EPCIP niet als een verplichtend wettelijk instrument van start gaan. De door een aantal lidstaten gewenste all hazards approach is inmiddels, met een prioriteit voor terrorisme, door de Commissie aangenomen.

Het Critical Infrastructure Warning Information System (CIWIN) heeft nog steeds de bijzondere aandacht van Nederland. Het Nederlandse standpunt is dat binnen de Commissie geen nieuwe systemen worden ontwikkeld daar waar reeds bestaande goed functionerende systemen bestaan. Op dit moment is gestart met het uitwisselen van informatie. Een belangrijke toegevoegde waarde van het EPCIP voor de Europese vitale infrastructuur is immers inzicht te krijgen in de (inter) dependenties van de vitale sectoren.

In november presenteert de Commissie het EPCIP. Naar verwachting zal in 2007, onder respectievelijk Duits of Portugees EU-voorzitterschap, het EPCIP geaccordeerd kunnen worden.

In de begroting van de Commissie is voor de periode 2007–2013 in totaal € 137 miljoen gereserveerd voor bescherming vitale infrastructuur, oplopend van € 13 miljoen in 2007 tot € 25 miljoen in 2013. Ook het onderzoeksprogramma van de Commissie voor de periode 2007–2013, het zgn. zevende kaderprogramma, biedt op het deelterrein veiligheid en technologie voldoende onderzoeksmogelijkheden ten aanzien van bescherming vitale infrastructuur.

Ten slotte, internationaal zijn inmiddels nauwe contacten opgebouwd en is er wederzijds kennis gedeeld zowel met een groot aantal EU-landen als met landen daarbuiten zoals Zwitserland, de Verenigde Staten, Canada en Zuid-Korea. Ook is de aanpak van Australië bestudeerd.

2 Sectorale maatregelen

2.1 Sector Energie

In de Beleidsbrief (vitaal) is aangegeven dat energie een noodzakelijke voorwaarde is voor de economie. Daarom is er al een hoog niveau van leveringszekerheid en continuïteit in de energiesector als gevolg van bestaande beschermingsmaatregelen. Om dat nog verder te verbeteren zijn alle betrokkenen aan de slag gegaan met de aangekondigde aanvullende maatregelen uit de gehouden kwetsbaarheidanalyses.

Binnen de energiesectoren zelf lopen er diverse projecten en werkgroepen om invulling en uitvoering te geven aan de beoogde verdere verbetering van het veiligheids- en crisisbeheersingsbeleid. Waar nodig worden andere instanties, zoals ministeries, gemeenten, AIVD, NCTb, politiediensten etc.) daarbij betrokken.

Ook bij het Ministerie van Economische Zaken lopen diverse projecten om uitvoering te geven aan de aangekondigde aanvullende maatregelen, onder andere wat betreft de verdere vormgeving aan het veiligheidsbeleid gas, de afstemming rondom calamiteitenplannen, en een verdere stroomlijning van de crisisorganisatie en verbetering van de diverse handboeken bij de diverse betrokken organisaties. Ook de afstemming over ieders taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden komt aan de orde.

Tevens wordt er intensief gewerkt aan het tot stand brengen van het wetsvoorstel informatie-uitwisseling ondergrondse netten (grondroerdersregeling), het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding, het noodcommunicatiesysteem en de buisleidingendossiers. De diverse beveiligingsmaatregelen zullen deels via het binnenkort op te richten nationale adviescentrum voor security vitale infrastructuur (NAVI) worden opgepakt.

Tevens zal er een nadere studie worden uitgevoerd in opdracht van het SOVI (Strategisch Overleg Vitale Infrastructuur) naar de onderlinge afhankelijkheden van de diverse vitale sectoren en met name de afhankelijkheid van de sector energie.

Voor een deel zullen de aangekondigde punten van aandacht worden opgepakt in het kader van de volgende analysecyclus Bescherming Vitale Infrastructuur, zoals de verdere harmonisatie van het veiligheidsbeleid.

2.2 Sector Telecommunicatie/ICT

In de Beleidsbrief (vitaal) is aangegeven, dat de sector Telecommunicatie/ICT in zijn algemeenheid voldoende maatregelen heeft getroffen, of bezig is te treffen, om de continuïteit van de dienstverlening redelijkerwijs te waarborgen. Geconcludeerd wordt dat het door het ministerie van EZ en de sector gevoerde veiligheids- en continuïteitsbeleid grotendeels op orde is.

De aandachtspunten en aanbevelingen richting EZ uit de gehouden risicoanalyse liggen in het verlengde van het huidige beleid. Het gaat daarbij onder andere om meer transparantie in het gebruik van infrastructuren, het vergroten van het bewustzijn bij gebruikers en een verbreding van het continuïteitsbeleid. Een deel van de vervolgactiviteiten is door het ministerie van EZ overgedragen aan de ministeries van BZK (noodcommunicatiesysteem en maatregelen voor informatievoorziening over calamiteiten) en V&W (radionavigatie voor scheep- en luchtvaart). Zij dragen de primaire beleidsverantwoordelijkheid voor de betreffende vitale elementen. De vervolgactiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van EZ vallen worden opgepakt via de «instrumenten»: Het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom, Herijking Veiligheidsbeleid, Nationale Plan van Aanpak Cybercrime, Programma Digibewust, Het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur i.o., beleidsdossiers veiligheid en het werkprogramma van het Agentschap Telecom.

Daarnaast zal een aantal aanbevelingen, welke gericht zijn op een verdere (onderzoeksmatige) verdieping (betreft technische zaken, geografische zaken en verantwoordelijkheden en bevoegdheden), deels worden meegenomen in het initiatief gebiedsgerichte benadering en deels als onderdeel van een volgende vitaalcyclus.

2.3 Sector Drinkwater

Het afgelopen jaar stond voor de vitale sector drinkwater in het teken van de implementatie van het GoedHuisVaderschap (het sectorbrede pakket aan beveiligingsmaatregelen zoals aangekondigd in de vorige rapportage), de preparatie op crisissituaties en het uitwerken van het wettelijk kader voor de bescherming van de drinkwatersector in de ontwerp Drinkwaterwet.

Implementatie beveiligingsmaatregelen

Het moment van de vorige vitaal-rapportage viel samen met de planfase voor het sectorbrede pakket met beveiligingsmaatregelen dat de sector heeft afgesproken om haar beveiligingsniveau structureel te verhogen. Momenteel bevindt de sector zich in de realisatie-fase. De investeringsprojecten voor de technische maatregelen, met een totale waarde van zo’n 50 miljoen euro, bevinden zich volop in de implementatie. Volledige realisatie wordt voorzien in 2007. De implementatie van de organisatorische beveiligingsmaatregelen is dit jaar in de afrondende fase. Structurele verankering en blijvende aandacht voor de beveiligingscultuur binnen de bedrijven wordt gewaarborgd doordat de verantwoordelijkheid daarvoor op MT-niveau ligt. Daarnaast hebben de bedrijven allemaal een beveiligingscoördinator aangesteld. Tevens wisselen de bedrijven op diverse niveaus hun kennis en ervaring uit en volgen het ministerie van VROM en de sector gezamenlijk de implementatie. Tevens opereren zowel het ministerie van VROM als de sector in internationale programma’s en samenwerkingsverbanden om nieuwe of vernieuwende kennis en inzichten ten aanzien van beveiliging en van de preparatie op crisissituaties in de drinkwatersector op te doen.

Intersectorale afhankelijkheden

Binnen Vitaal is geconstateerd dat de afhankelijkheid van de drinkwatersector van andere vitale sectoren als normaal kan worden bestempeld. Er zijn hier geen buitengewone knelpunten te verwachten. Andersom zijn enkele afhankelijkheden bekend binnen de sectoren Gezondheid, Transport en mogelijk Openbaar Bestuur. In de samenwerking tussen de vitale sectoren en de overheid in het Strategisch Overleg Vitale Infrastructuren worden deze afhankelijkheden nader onder de loep genomen. De drinkwatersector is een actieve deelnemer binnen dit overleg.

Preparatie op crisissituaties

De aandacht voor «oefenen» is aanzienlijk verhoogd. Daarbij is een goede mix van praktijkgerichte versus bestuurlijke oefeningen en bedrijfsinterne oefeningen versus oefeningen met externe partijen zichtbaar. Zo worden er vaker gezamenlijk met gemeenten, waterbeheerders en provincies oefeningen gehouden. Het initiatief hiervoor komt zowel vanuit de regionale overheden als vanuit de sector.

Uit de oefeningen komt duidelijk naar voren dat om in de praktijk een crisis adequaat aan te kunnen pakken het van belang is dat de verantwoordelijkheden, taken en procedures robuust (all hazard), simpel (directe lijnen tussen partijen) en helder (ieder handelt vanuit de kern van de eigen verantwoordelijkheid onder normale omstandigheden) zijn. Dit zowel vanuit het perspectief van de partijen uit de algemene kolom als vanuit de verantwoordelijkheden van het ministerie van VROM als vakdepartement en de drinkwaterbedrijven. Momenteel worden voorbereidingen getroffen om de helderheid van de vigerende wetgeving op dit aspect te bezien en zonodig te verduidelijken.

Ook werken de ministeries van VROM, BZK en de drinkwatersector nauw samen om de communicatie tussen betrokken organisaties en de communicatie naar de burger vlot en adequaat te laten verlopen indien zich een incident voordoet.

Wettelijk kader

De Raad van State heeft zijn advies uitgebracht over de ontwerp Drinkwaterwet. Naar verwachting zal dit voorstel voor een Drinkwaterwet in september aan de Tweede Kamer worden aangeboden. In het hoofdstuk Leveringszekerheid zijn de kaders gegeven voor de levering van drinkwater in crisisomstandigheden. Het Drinkwaterbesluit, dat deze kaders nader concretiseert, is in voorbereiding. Hierin zal nadere uitwerking plaatsvinden van alle noodzakelijke aspecten die met de levering in crisisomstandigheden en met de bescherming van deze vitale infrastructuur te maken hebben. Het resultaat hiervan is in 2007 te verwachten.

Het GoedHuisVaderschap is nu nog een niveau van beveiliging dat de waterbedrijven vrijwillig op basis van een sectorale afspraak realiseren. Het ministerie van VROM zal de noodzaak van beveiliging wettelijk vastleggen (het zgn. basisbeveiligingsniveau). Dit op basis van het niveau van het maatregelenpakket GoedHuisVaderschap.

2.4 Sector Voedsel

Inleiding

In de Beleidsbrief (vitaal) is aangegeven dat de kwetsbaarheid van de voedselsector vooral ligt in onveilig voedsel. Van oudsher is er veel aandacht voor voedselveiligheid. De laatste jaren is het besef gegroeid dat ook security-aspecten daarbij belangrijk zijn: producten of productieprocessen moeten worden beschermd tegen bewust menselijk handelen vanuit kwade intenties. In de Beleidsbrief wordt een aantal aanvullende maatregelen genoemd. Hieronder wordt kort de stand van zaken weergegeven.

Security maatregelen inbedden in HACCP systeem

Het belangrijkste instrument dat wordt ingezet om te proberen te voorkomen dat bepaald menselijk falen de voedselveiligheid nadelig beïnvloedt, zijn maatregelen gebaseerd op het HACCP systeem (Hazard Analysis and Critical Control Points). Het HACCP is een preventief systeem dat structureel de handelwijze van de producent bewaakt. Met het bedrijfsleven is overeengekomen dat security-aspecten van levensmiddelenbedrijven deel gaan uitmaken van het HACCP-systeem. De Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) houdt hier toezicht op. In 2005 zijn wederom bedrijven, steekproefsgewijs, bezocht om de stand van zaken vast te stellen. Conclusie is dat bedrijven zich meer bewust zijn geworden van security-aspecten en de noodzaak van het treffen van maatregelen op dit punt.

Resultaten van tracking en tracingproject implementeren

Naast het HACCP fungeert er het systeem van «tracking en tracing» (traceerbaarheid) dat met ingang van 2005 verplicht is gesteld door EU-wetgeving. In Nederland is dit systeem geïmplementeerd in de Algemene Levensmiddelen Verordening (ALV), die sinds 1 januari 2005 van kracht is.

Intensiever werken aan zoönosen en dierziekten

De VWA neemt deel aan het Landelijke Laboratorium Netwerk-Terroristische aanslagen (LLN-TA). Door reorganisatie van de VWA, waarbij de taken van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de Keuringsdienst van Waren zijn samengevoegd, kan er effectiever gewerkt worden aan preventie en bestrijding van zoönosen (ziekten die kunnen worden overgebracht van dieren op mensen). Daarnaast is een zoönose-centrum door de VWA opgericht.

Vergroten bewustwording van NBC-terrorisme in de sector

Het vergroten van de bewustwording van NBC-terrorisme wordt meegenomen in de twee bovenstaande maatregelen.

Oefenen en openhouden van netwerken

Het uitvoeren van oefeningen en het open en actief houden van netwerken is een continu proces.

Ten slotte

Er kan worden geconcludeerd dat de uitvoering van de maatregelen op het gebied van de sector voedsel volgens de planning verloopt.

2.5 Sector Gezondheid

Inleiding

Zoals al in de Beleidsbrief is opgemerkt, is de sector Gezondheidszorg geen direct vitale sector, maar wel kwetsbaar als andere vitale sectoren zoals energie, communicatie en transport uitvallen. In de Beleidsbrief is een aantal aanvullende maatregelen aangekondigd. Hieronder wordt kort de stand van zaken weergegeven.

Spoedeisende medische hulpverlening

Voor de voorbereiding van de zorgsector op rampen is tot en met 2007 € 1 miljoen op jaarbasis uitgetrokken t.b.v. oefenen en opleiden. In eerste instantie is dit bedoeld voor de ziekenhuissector. In samenwerking met ZonMw, de Nederlandse organisatie voor gezondheidszorgonderzoek en innovatie, zijn hiertoe ziekenhuisrampenopvangplannen (ZIROP) opgesteld. Na 2007 zal op basis van de bevindingen tot dan, een vervolgtraject met verbreding naar andere sectoren van de spoedeisende medische hulpverlening worden ingezet.

Essentiële medische producten

In de vorige rapportage is aangekondigd dat TNO naar mogelijke schaarste aan essentiële producten onder bijzondere omstandigheden onderzoek doet. Inmiddels heeft TNO in maart 2006 rapport uitgebracht. Belangrijkste conclusie van dit rapport is dat er geen schaarste aan essentiële medische producten is. Als er schaarste optreedt, is dat het gevolg van het ontbreken van o.a. water, elektra en communicatie.

Wel is vastgesteld dat er zich onder bepaalde omstandigheden schaarste kan voordoen aan dialyse mogelijkheden en aan opvangmogelijkheden voor brandwondslachtoffers.

In overleg met de partners in de zorg zal naar passende oplossingen worden gezocht.

Sera en vaccins

Voorzover de bescherming tegen een uitbraak van infectieziekten mogelijk is zijn beschermingsmiddelen voorhanden. Het rijksvaccinatieprogramma voorziet in vaccinatie van de populatie tegen een aantal infectieziekten. Daarnaast zijn bij de uitbraak van een grieppandemie inmiddels voldoende antivirale middelen beschikbaar om een derde van de bevolking bescherming tijdens een (griep)pandemie te kunnen bieden. Bij een eventuele pokkenuitbraak is voldoende vaccin voor de totale Nederlandse bevolking beschikbaar. Er zijn landelijke en regionale draaiboeken opgesteld om de bevolking snel te kunnen vaccineren.

Er is ook voorzien in vaccinatie van personen die werken in de gezondheidszorg bijvoorbeeld in geval van de uitbraak van pandemieën. De gezondheidszorg kan daardoor zijn functie blijven vervullen en daarmee de uitval van andere vitale sectoren zoveel mogelijk voorkomen of beperken.

Ten slotte, met andere ministeries en het bedrijfsleven is een traject gestart om de effecten van een grieppandemie op de andere sectoren in kaart te brengen. Een wetsvoorstel is in voorbereiding om de bevoegdheden ten aanzien van de infectieziektebestrijding te herzien. Een belangrijk onderdeel is de mogelijkheid om zonodig snel op nationaal niveau te kunnen ingrijpen.

2.6 Sector Financieel

Onder voorzitterschap van het ministerie van Financiën is door de financiële sector een analyse gemaakt van de verschillende kwetsbaarheden van de vitale onderdelen van de financiële sector. Uit de analyse is gebleken dat binnen de financiële sector sprake is van een hoog risicobewustzijn. Er wordt serieus werk gemaakt van continuïteitsbeleid. Financiële instellingen hebben verschillende technische en organisatorische maatregelen genomen waaronder uitwijk- en backup maatregelen en business continuityplannen en -strategie, om de continuïteit te borgen.

Verder bleek uit de kwetsbaarheidsanalyse een sterke afhankelijkheid van vitale diensten in de elektriciteits- en met name de telecomsector. Om die reden is door het ministerie van Financiën in samenwerking met De Nederlandsche Bank en het ministerie van Economische Zaken eind 2005 een scenariodag georganiseerd. Experts van de drie sectoren hebben de intersectorale afhankelijkheden nader bestudeerd en besproken. Het reduceren van deze afhankelijkheden blijft voor de financiële sector een belangrijk onderwerp.

Er is een potentiële kwetsbaarheid rond de ICT-infrastructuur geconstateerd. De ontwikkelingen op het terrein van cybercriminaliteit en -terrorisme zijn actueel. In het kader van de menselijke factor is recent naar de effecten van een pandemie gekeken. Verder is in de analyse gewezen op de risico’s van fysiek terrorisme. Een aanslag op de financiële sector kan effecten hebben op de continuïteit als dit resulteert in de uitval van personeel of systemen. Dit hoeft overigens niet direct het gevolg te zijn van de aanslag zelf, maar kan ook gerelateerd zijn aan bijvoorbeeld een ontruiming of gebiedsafzetting. Ervaringen in andere landen hebben laten zien dat de financiële sector daadwerkelijk een doelwit kan zijn voor dergelijk terrorisme.

Vanwege het bovenstaande speelt de financiële sector een belangrijke rol in een deelproject van het NAVI, waar het tegengaan van cybercriminaliteit centraal staat. Het project heeft als doel de samenwerking tussen publieke en private partijen op dit terrein te faciliteren en te verstevigen (zie de «bovensectorale maatregelen» voor een nadere beschrijving van dit project).

Daarnaast is een aantal maatregelen genomen of in gang gezet om het beschermingsniveau tegen terroristische dreigingen verder te verhogen. Zo is de financiële kerninfrastructuur, na een voorbereidingsperiode in een werkgroep met de verschillende financiële instellingen, De Nederlandsche Bank, de NCTb en het ministerie van Financiën, in 2006 toegetreden tot het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb) van de NCTb. In het kader van dit ATb vinden de komende periode verschillende activiteiten plaats.

Ten slotte wordt gewerkt aan het verder verbeteren van het crisismanagement binnen het Nederlandse betalings- en effectenverkeer. De «Escalatie-commissie Betalings- en Effectenverkeer» speelt hierin een centrale rol. In deze commissie hebben de verschillende instellingen zitting die gezamenlijk de financiële kerninfrastructuur van het betalings- en effectenverkeer van Nederland vormen. De Nederlandsche Bank is daarbij zowel voorzitter als secretaris. De Escalatiecommissie heeft het mandaat om bij (dreigende) instellingsoverstijgende operationele crises in het betalings- en effectenverkeer de noodzakelijke maatregelen te nemen.

2.7 Sector Keren en beheren oppervlaktewater

De Beleidsbrief bevat voor de sector Keren en beheren oppervlaktewater een aantal verbetermaatregelen. Hieronder treft u kort de stand van zaken aan.

Prioritering middelen t.b.v. versterkingswerken waterkeringen

Wordt ingevuld in een aantal lopende programma’s en projecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, etc.

Onderzoek functioneren compartimenteringsdijken

Mede naar aanleiding van het beschikbaar stellen van FES-gelden is voor dit onderwerp een Plan van Aanpak Verkenning Extra Compartimentering opgesteld; het beschrijft een project met een looptijd van 2 jaar (oktober 2006–september 2008). Doel is een indicatie van de haalbaarheid en voor- en nadelen van extra compartimentering, in eerste instantie voor vier pilot-gebieden met een doorvertaling voor heel Nederland. In de projectbeschrijving wordt expliciet ingegaan op de rol van (extra) compartimentering voor de bescherming van de vitale infrastructuur.

Gevolgen falen primaire waterkeringen voor achterliggende vitale objecten

Apparatuur die in crisisomstandigheden een cruciale rol vervult ligt in sommige gebieden onder NAP. Deze situatie lijkt op de omstandigheden in New Orleans, die nu al intensief worden bestudeerd. Voor zover intersectorale afhankelijkheden relevant zijn, worden deze in overleg met andere vitale sectoren in beeld gebracht.

Aansluiting waterkeringen op Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb)

Zoals uit de rapportage over de Vitaal objecten van Rijkswaterstaat blijkt, is de feitelijke dreiging voor waterkeringen laag. Toch wordt de wenselijkheid van aansluiting op het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding in overleg met het NCTb verkend.

2.8 Sector Openbare Orde en Veiligheid

In de Beleidsbrief is voor de sector Openbare Orde en Veiligheid een aantal maatregelen aangekondigd. Hieronder wordt de stand van zaken weergegeven.

Distributie van drinkwater voor hulpverleners

De uitvoering van deze maatregel wordt meegenomen in het «nieuwe» distributieplan Drinkwater.

Snelle informatie-uitwisseling bij (dreigende) uitval van een vitale sector

Deze maatregel wordt uitgevoerd in het kader van de informatie-uitwisseling tijdens crisissen. Onderdeel van deze afspraken is de informatie-uitwisseling over vitale sectoren tussen het Nationaal Coördinatie Centrum en haar partners. De Departementale Coördinatie Centra en Provinciale Coördinatie Centra zijn reeds volwaardig aangehaakt.

Brandstofvoorziening hulpdiensten

Deze maatregel is onderdeel van een «nieuw» brandstofdistributieplan.

Prioritering m.b.t. vaccinatie van OOV-personeel

Over de uitvoering van deze maatregel vindt overleg plaats met het ministerie van VWS.

Met de uitvoering van de maatregel «afstemming opschaling» wordt in 2007 gestart.

2.9 Sector Rechtsorde

In de Beleidsbrief is geconstateerd dat, wat de sector Rechtsorde betreft, uitval niet zal leiden tot die gevolgen waardoor een sector, product, dienst of proces als «vitaal» in de zin van het project Bescherming vitale Infrastructuur aangemerkt moet worden. Wel wordt onderkend dat de sector kwetsbare elementen in zich heeft. Met betrekking tot deze kwetsbare punten zijn reeds afdoende maatregelen genomen en indien noodzakelijk worden deze maatregelen verbeterd of aangescherpt.

In tegenstelling tot andere sectoren is de sector Rechtsorde nagenoeg niet afhankelijk van het bedrijfsleven. De sector Rechtsorde heeft toegezegd dat zij, op specifieke Justitie aangelegenheden met betrekking tot Vitaal, en als «veiligheidsdepartement», bereid is advies te geven indien andere partijen of sectoren daarom vragen. Bovendien neemt de sector deel aan de boven sectorale maatregelen voor zover die de sector raken of van belang zijn voor de sector.

2.10 Sector Openbaar Bestuur en deelsector Defensie

Sector Openbaar Bestuur

In de Beleidsbrief is voor de sector Openbaar Bestuur een aantal maatregelen aangekondigd. Hieronder is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering kort aangegeven. De maatregelen zijn waar samenhang bestaat, geclusterd. Met de uitvoering van 9 maatregelen is in 2006 gestart, 4 maatregelen worden in 2007 opgepakt en 2 maatregelen zullen niet worden uitgevoerd. Over één maatregel vindt nog nader overleg plaats, zie tekst «Staten-Generaal».

Maatregelen waarmee in 2006 gestart is met de uitvoering:

• Regeling 24-uurs zelfredzaamheid kwetsbare locaties

• Specificeren wederzijdse verwachtingen tussen sector OB en andere vitale sectoren

• Ervaring en oefenen

• Uniforme lijst vitale objecten

• Uniformering beveiligingseisen

• Programma van eisen Noodnet

• Implementatie en onderzoek van noodcommunicatiemiddelen tussen overheid en bevolking

• Formaliseren van regionale televisiezenders als rampenzenders

• Jaarlijkse crisisoefening met actieve deelname van rampenzenders

Maatregelen waarvan de uitvoering in 2007 wordt gestart:

• Continuïteitsplan van nationaal bestuur bij dreiging

• Herinrichten noodzetel buiten Den Haag

• Bescherming informatie-uitwisseling

• Toetsen van informatieplicht

Maatregelen die niet in uitvoering worden genomen:

• Bijeenkomsten voltallige nationale openbare bestuur

• Vervanging kabinet

Deze maatregelen worden niet in uitvoering genomen, omdat een nadere analyse van het vraagstuk uit heeft gewezen dat extra maatregelen hier niet nodig zijn. Een belangrijke factor daarbij is dat bijeenkomsten van het voltallige nationale openbare bestuur zeer schaars zijn.

Staten-Generaal

Uit de analyse van kwetsbaarheden in de vitale sector Openbaar Bestuur is naar voren gekomen dat in buitengewone omstandigheden het functioneren van de Staten-Generaal in gevaar zou kunnen komen. Het kabinet voelt zich verantwoordelijk voor dit onderwerp, maar de Staten-Generaal hebben zelf de primaire verantwoordelijkheid voor de borging van de eigen continuïteit. Het vraagstuk is dan ook expliciet onder de aandacht gebracht van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer. Op dit moment worden reeds maatregelen getroffen door de Kamers zelf. In nader overleg zal worden bezien of additionele maatregelen noodzakelijk zijn.

Voortgang activiteiten Rijksgebouwendienst met betrekking tot veiligheid

De Rijksgebouwendienst heeft een directeur veiligheid en integriteit benoemd, die onder andere tot taak heeft de coördinatie en regie van veiligheidsonderwerpen binnen de Rijksgebouwendienst te versterken. De afgelopen periode heeft het structureren van veiligheidsonderwerpen in de dienst en de communicatie daarover met andere betrokkenen centraal gestaan. Daarnaast participeert de Rijksgebouwendienst inmiddels in een aantal departementale en interdepartementale ontwikkelingen waarbij huisvestingsgerelateerde veiligheidsonderwerpen spelen.

In de Beleidsbrief bescherming vitale infrastructuur is vermeld dat aan de Rijksgebouwendienst is gevraagd om een veiligheidsscan voor gebouwen te ontwikkelen. In nauw overleg en aansluitend op de benadering van de NCTb wordt thans een eerste versie daarvan ontwikkeld. Deze zal binnenkort in drie rijksgebouwen worden getest.

Veiligheidsmaatregelen in rijksgebouwen worden meegenomen binnen de gebruikelijke procedures die gelden voor de rijkshuisvesting. In eventuele extra budgetten die daarvoor nodig zijn wordt vooralsnog op ad-hoc-basis voorzien.

Deelsector Defensie en Nationale crisisbeheersing

Tussen de ministeries van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie zijn afspraken gemaakt over de intensivering van de civiel-militaire samenwerking op het gebied van Nationale crisisbeheersing. Deze afspraken houden onder andere in dat het ministerie van Defensie extra mogelijkheden ter beschikking stelt voor het bewaken en beveiligen van de vitale infrastructuur. In dat kader zal Defensie bijvoorbeeld een grondgebonden eenheid beschikbaar stellen met een maximale omvang van een bataljon voor de verscherpte bewaking en beveiliging van objecten (operationeel in 2007). Ook kunnen civiele autoriteiten gebruik maken van Defensiematerieel bij de bestrijding van rampen. Bijvoorbeeld voor het maken van noodconstructies, zoals noodbruggen en noodvoorzieningen aan dijken en wegen. Bovendien zullen extra kleine, tactische, onbemande vliegtuigjes worden aangeschaft, waarmee objecten vanuit de lucht kunnen worden geobserveerd.

In de brief1 van 24 mei 2006 is door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en van Defensie uitgebreid gerapporteerd over de intensivering van de civiel-militaire samenwerking tussen Defensie en de civiele autoriteiten. Kortheidshalve wordt voor een nadere beschrijving van de afspraken naar deze brief verwezen.

2.11 Sector Transport

De Beleidsbrief bevat voor de sector Transport een aantal verbetermaatregelen. Hieronder treft u kort de stand van zaken aan. De sector Transport valt uiteen in de deelsectoren spoor, mainport Rotterdam, mainport Schiphol, hoofd(vaar)wegennet.

Spoor

De vervoersfunctie van het spoorsysteem is niet vitaal: uitval leidt niet tot economische of maatschappelijke ontwrichting op nationale schaal, uitval van de vervoersfunctie leidt niet tot veel slachtoffers, en als de ontwrichting lange tijd duurt zijn er alternatieven voorhanden. Echter vanuit de optiek dat er veel slachtoffers kunnen vallen zijn er wel vitale onderdelen te benoemen van het spoorsysteem. Het gaat hier om zogenaamde «soft targets». Dit betreft een aantal grote stations (de zogenaamde A-locaties). Extra beschermingsmaatregelen in het kader van Vitaal hebben alleen betrekking op deze locaties.

De spoorsector staat open voor het onderzoeken van de mogelijke vitaliteit voor andere sectoren. Het initiatief hiervoor ligt bij de betreffende sector.

De spoorsector heeft een risk assessment laten uitvoeren die vervolgens is getoetst door AIVD en Clingendael. Uit de risk assessement is een aantal toprisico’s naar voren gekomen waarvoor potentiële maatregelen zijn bedacht (mede gebaseerd op internationale benchmark)2. De maatregelen worden momenteel getoetst op de locaties, waarna prioritering en besluitvorming zal plaatsvinden.

Mainport Rotterdam

Het is voldoende duidelijk waar de verantwoordelijkheid ligt voor de Vitaal-objecten in het Rotterdamse havengebied (sectoren: energie, industrie, Havenbedrijf Rotterdam, etc.). De in Vitaal genoemde plannen waarvoor Rijkswaterstaat Zuid-Holland aan de lat staat, zijn gereed. Voor het ministerie van V&W ligt de prioriteit op dit moment bij het afmaken en implementeren van de Havenbeveiligingswet (invoering EU-richtlijn op dat gebied). Implementatie van het Port Security Plan in Rotterdam gebeurt naar verwachting eind 2006/begin 2007.

Mainport Schiphol

Op het gebied van security bestaat veel internationale regelgeving die in de Nederlandse regelgeving is geïmplementeerd. In het kader van Vitaal zijn de kwetsbare locaties op Schiphol vastgesteld. Vervolgens is een plan van aanpak opgesteld op grond waarvan de bestaande maatregelen ter bescherming van de kwetsbare locatie worden geïnventariseerd. Door het ministerie van Justitie is vanuit haar eigen verantwoordelijkheid een gelijksoortig project opgestart. Dit project behelst een inventarisatie van de kwetsbare onderdelen van de luchthaven Schiphol vanuit het oogpunt van security. In dit kader zal een inventarisatie gemaakt worden van de reeds genomen security maatregelen ter bescherming van deze onderdelen en tevens een beoordeling plaatsvinden of deze maatregelen afdoende zijn. Gelet op het feit dat er een overlap bestaat met het project Schiphol Vitaal zal hierover nadere afstemming moeten plaatsvinden om een goede afbakening tussen de projecten te maken. De bestaande maatregelen die in het kader van Schiphol Vitaal worden geïnventariseerd betreffen geen security maatregelen. Na deze inventarisatie zal aan de hand van een risico analyse worden bepaald of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, zoals gemeld in de rapportage van oktober 2005. Voor de langere termijn zijn de doelen het aanpassen van het Plan van Aanpak Mainport Schiphol Vitaal, een Nulmeting en een Risicoanalyse (conform rapportage Vitaal). Afronding van deze acties wordt op zijn vroegst voorzien begin 2007.

Hoofd(vaar)wegennet

Door het ministerie van VenW is een dreigingsanalyse terrorisme uitgevoerd op de Vitaal-objecten van Rijkswaterstaat; hierop is door de AIVD een second opinion gegeven. Aanbevolen wordt om security maatregelen te nemen betreffende de toegang tot de objecten. Voor alle tunnels die op de lijst van Vitaal-objecten van Rijkswaterstaat staan worden maatregelen geïmplementeerd op basis van een extern onderzoek dat momenteel in de afrondende fase verkeert. Voor natte objecten die opgenomen zijn in de lijst Vitaal-objecten van Rijkswaterstaat is maatwerk nodig; hiervoor zullen per object voorstellen worden gedaan voor aanvullende maatregelen. Dit in aanvulling op de maatregelen die al in 2005 zijn genomen, zoals selectievere informatieverstrekking op internet, aandacht voor veiligheid bij open dag RWS-objecten.

2.12 Sector Chemische en nucleaire industrie

Chemische industrie

In het afgelopen jaar zijn de volgende resultaten geboekt bij de uitvoering van de acties voor de sector chemie/gevaarlijke stoffen.

De pilot beveiliging bij de chemische industrie heeft plaatsgevonden. Tijdens deze pilot heeft het ministerie van VROM samen met de AIVD negen chemische bedrijven, die een dwarsdoorsnede van deze sector vertegenwoordigen, bezocht. Daarbij is inzicht verkregen hoe ze hun fysieke en organisatorische beveiliging tegen moedwillige verstoring hebben opgezet. De uitkomst van deze pilot is dat bij de meerderheid van de bedrijven in beperkte mate een gestructureerd security managementsysteem is ingericht. Wel is er sprake van groeiende aandacht en behoefte om beveiliging op te pakken.

De resultaten van de pilot zijn met de chemische sector besproken en vervolgstappen zijn gezet. Het ministerie van VROM gaat samen met de Vereniging van Nederlandse Chemische Industrie afspraken maken over de invoering van een security management systeem voor een specifieke groep chemische bedrijven waar op basis van de reguliere milieuveiligheidsrapporten meer dan tien doden «buiten de poort» kunnen vallen. Het ministerie van VROM stuurt aan op een convenant met de chemische sector om de beveiliging te verbeteren via de invoering van security management systemen.

Om diefstal en mogelijk misbruik van kunstmest tegen te gaan is overleg met de kunstmest- en de agrarische sector gaande om te komen tot een beveiligings- en registratiesysteem voor kunstmest bij bedrijven. In EU-verband wordt eveneens beleid ontwikkeld om diefstal en misbruik van kunstmest te voorkomen.

Via het aanpassen van de Wet milieubeheer wordt de mogelijkheid geschapen om de minister van VROM bij terreurdreiging passende maatregelen te laten nemen bij inrichtingen. In samenwerking met het ministerie van Justitie wordt onderzocht hoe deze bevoegdheid net als in andere gevallen bij terreurdreiging vervolgens aan de minister van Justitie wordt toebedeeld.

In de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 13 zal worden opgenomen dat nieuwe ijsbanen geen directe koeling door middel van ammoniak mogen toepassen. Een aantal bestaande ijsbanen is reeds bezig om ook over te schakelen op alternatieve koelsystemen.

Voor buisleidingen wordt een risico-inventarisatie en een dreigingsanalyse uitgevoerd.

De uitkomst van een inventariserend onderzoek naar de situatie rond parkeerterreinen voor vrachtwagens met gevaarlijke stof(fen) zal worden gebruikt om te bezien welke beveiligingsmaatregelen genomen kunnen worden. Ook de EU heeft dit onderwerp opgepakt en formuleert criteria waaraan beveiligde parkeerterreinen dienen te voldoen. Daarna zal een pilotfase aanvangen.

Met de beheerders van rangeerterreinen worden criteria en maatregelen voor bewaking opgesteld.

Nucleaire industrie

In de periode september 2005–2006 hebben de activiteiten op het gebied van de nucleaire beveiliging zich voor een belangrijk deel geconcentreerd rond de Kerncentrale Borssele. Deze betroffen o.a. de aanvragen en begeleiding van adviezen door de IAEA en het Nederlandse adviesbureau COT. Deze adviezen zijn in juli 2006 gereed gekomen. Uit beide rapporten komt een overwegend positief beeld met betrekking tot de beveiligingssituatie in en rond de kerncentrale naar voren. Om onder meer gelijke tred te kunnen houden met de internationale ontwikkelingen is ook een aantal aanbevelingen voor verbetering gedaan. Deze betreffen zowel de interne als de externe beveiligingsorganisatie en aanbevelingen omtrent een wenselijke actualisatie van de regelgeving en een intensivering van de inzet op rijksniveau.

Als principieel punt heeft de IAEA in zijn rapport aangegeven dat de dreigingsbeelden waartegen de kerncentrale moet worden beveiligd niet formeel zijn vastgelegd. Daardoor ontbrak voor de IAEA een duidelijke referentie waartegen de bestaande beveiligingsmaatregelen van de kerncentrale konden worden afgewogen. Om deze reden is vooruitlopend op de formele afronding van de hierboven genoemde rapporten aan de IAEA gevraagd om samen met alle betrokkenen de uitgangsprincipes voor de opstelling van dergelijke dreigingsbeelden te bespreken. Daarna is aan TNO opdracht gegeven om voor alle betrokkenen op rijks en lokaal niveau (inclusief vertegenwoordigers van NCTb, AIVD en de kerncentrale zelf) een workshop te organiseren waar dreigingsbeelden op realiteitswaarde zijn beoordeeld. Dit heeft geleid tot een advies met dreigingsbeelden voor de Kerncentrale Borssele. Al de hiervoor genoemde adviezen zijn als staatsgeheim-confidentieel geclassificeerd. Het voornemen is om op basis van de aanbevelingen van de IAEA, COT en de hiervoor aangegeven dreigingsbeelden en na overleg met de direct betrokken te bepalen welke verdere beveiligingsmaatregelen op en rond de kerncentrale in de rede liggen. Overigens is een aantal van de aanbevolen maatregelen (de zogenoemde «quick wins») al door de beheerders van kerncentrale opgepakt. Bij de nadere invulling van de maatregelen zal worden aangesloten bij de dreigingniveaus van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding. Verder wordt thans bezien hoe de aanbevelingen op het gebied van de regelgeving het beste kunnen worden geïmplementeerd. Met genoemde aanbevelingen zal ook rekening worden gehouden bij de voorgenomen implementatie van het in juli 2005 aangepaste Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal en kerninstallaties.

Verder is van belang om op te merken dat door IAEA en COT ook een aantal meer algemene maatregelen is aanbevolen. Het gaat om voorstellen over de strafbaarstelling van bepaalde activiteiten, het gebruik van wapens en de noodzakelijke responstijden van de snelle interventiemacht. Deze aanbevelingen zijn ook relevant voor de overige vitale infrastructuur en zullen dus een meer algemene discussie vergen.

Behalve genoemde activiteiten rond de Kerncentrale Borssele heeft bijvoorbeeld ook de implementatie in de Kernenergiewet plaatsgevonden van de EU-richtlijn «High-activity Sealed Radioactive Sources and Orphan Sources». Hiermee is een belangrijke stap gezet ter voorkoming dat dergelijke bronnen in de toekomst beschikbaar komen voor het maken van zogenoemde «vuile radioactieve bommen».

Met het bovenstaande is een aantal belangrijke stappen gezet. Maar het is nog niet voldoende voor de implementatie van de in Vitaal genoemde nieuwe maatregelen. In dit kader heeft onder andere werving plaatsgevonden voor een aantal nieuwe (tijdelijke) medewerkers op het gebied van beveiliging. Deze zullen in de komende periode kunnen worden ingezet voor de resterende actiepunten en de afronding van de hierboven genoemde stappen. Deze betreffen o.a. de verdere regeling van de oefening en opleiding van betrokkenen, intensivering van de controles in het kader van de non-proliferatie, de internationale oriëntatie en afstemming van het beleid en de uitvoering en de evaluatie van de overige nucleaire installaties en het transport.

3 Vervolgtraject

Zoals in de Beleidsbrief is aangekondigd is het voornemen jaarlijks aan de Tweede Kamer over de voortgang van de implementatie van de extra maatregelen te rapporteren. In 2007 zal daarom de volgende rapportage plaatsvinden. Aangekondigd is ook dat in 2009 een actualisering zal plaatsvinden waarbij de hele (beoordelings)cyclus opnieuw wordt doorlopen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes


XNoot
1

Kamerstukken II 2004–2005, 26 643, nr. 75.

XNoot
2

De begrippen safety, security en veiligheid worden als volgt gebruikt: bij safety gaat het om natuurlijke anomalieën, rampen, systeem- of procesfouten of menselijk falen; bij security om opzettelijk menselijk handelen (van vandalisme tot criminele handelingen en terrorisme). Veiligheid is de som van safety en security.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005–2006, 29 754, nr. 73.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005–2006, 26 956, nr. 43, p. 5.

XNoot
1

Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 X, nr. 106.

XNoot
2

Uit de risk assessment volgen ook maatregelen voor de niet-vitale onderdelen van het spoorsysteem.

Naar boven