26 643
Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

nr. 77
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2005

In de overleggen in de Kamer van 13, 28 en 29 september 2005 over de kabelsector zijn door uw Kamer diverse moties ingediend.

Naar aanleiding van het aanvaarden van de motie Aptroot c.s. (Kamerstuk II, 2004–2005, 27 088, nr. 45) onder gelijktijdige intrekking van de moties Aptroot en Bakker (Kamerstukken II, 2004–2005, 26 643, nrs. 71 en 72) en de nog voorliggende moties Van Dam en Hessels, (Kamerstukken II, 2004–2005, 26 643, nrs. 68 en 74) en Gerkens (Kamerstukken II, 2004–2005, 26 643, nrs. 69 en 70) heb ik in het Kabinet het volgende besproken.

Ik zal de Kamer op korte termijn (mijn streven is binnen één week) een brief sturen in reactie op de motie Aptroot. Ik zal in deze reactie zowel op de beleidsmatige, juridische als procedurele aspecten van de motie ingaan. Wij kunnen daar op korte termijn dan verder overleg over hebben.

Ik stel u tevens voor de overige nog voorliggende moties aan te houden tot wij dit debat hebben gevoerd.

Ik maak van de gelegenheid gebruik u te melden dat ik vandaag een u eerder toegezegde wijziging van het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet (29 387) heb toegezonden.

Met dit wetsvoorstel stel ik zeker dat de OPTA in alle gevallen waarin geen sprake is van daadwerkelijk concurrentie de kabeltarieven (ook waar het de zogenaamde «content» betreft) voor afnemers kan reguleren.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven