Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2018
Bij brief van 28 november 2017 vraagt de vaste commissie voor Economische Zaken mij
om een reactie op een brief van J.S. te H. van 8 oktober 2017 over de interpretatie
anti-spam regels Telecommunicatiewet en groeiende macht van telecomaanbieders bij
blokkeren van «spam». In deze brief reageert J.S. te H. op een brief van mijn voorganger
over hetzelfde onderwerp.
In de brief van mijn voorganger werd, kort gezegd, aangegeven dat op grond van de
Netneutraliteitsverordening aanbieders van internettoegang geen verkeerbeheersmaatregelen
mogen nemen waarbij internetverkeer wordt geblokkeerd en dat dit, onder andere, betekent
dat deze aanbieders in beginsel geen e-mailverkeer mogen blokkeren. Er werd echter ook aangegeven dat deze regel
uitzonderingen kent en dat het blokkeren van verkeer wel geoorloofd is als dit nodig
is om de integriteit en de veiligheid van het netwerk, van de diensten die via dit
netwerk worden aangeboden en van de eindapparatuur van de eindgebruikers, te beschermen.
Voorts werd opgemerkt dat aanbieders hebben aangegeven dat (vaak uit bekende bronnen)
zo veel spam wordt verspreid over het internet dat, als zij geen maatregelen zouden
nemen, de kwaliteit van de internettoegangsdienst zodanig daaronder zou lijden dat
sprake is van aantasting van de integriteit van de internettoegangsdienst. Tot slot
werd er door mijn voorganger op gewezen dat ACM belast is met toezicht en handhaving
van zowel de spamregels als de regel met betrekking tot netneutraliteit.
Omdat ACM zich bij het toezicht en de naleving tot nu toe richt op evidente vormen
van spam is er volgens de briefschrijver een handhavingstekort ontstaan. Hiervan zouden
aanbieders van internettoegang gebruik maken door instelling van spamfilters. Briefschrijver
meent daarbij dat individuele burgers die bijvoorbeeld op bescheiden schaal en zonder
commerciële bedoelingen een nieuwsbrief verspreiden of op andere wijze via moderne
media hun mening uiten, worden benadeeld waardoor de grondwettelijke uitingsvrijheid
onder druk komt te staan.
Ik heb over de praktijk van het tegenhouden van spam contact gehad met ACM. Aanbieders
van internettoegangsdiensten maken voor het filteren op spam inderdaad gebruik van
spamfilters. Dit kunnen door de aanbieders zelf ontwikkelde filters zijn of filters
van commerciële externe leveranciers, bijvoorbeeld de diensten van het internationale
Spamhaus of het Nederlandse Spamexperts. De spamfilters worden in de regel zorgvuldig
samengesteld op basis van diverse bronnen. Dit kan een database zijn met IP-adressen
van bekende spam verzendende adressen of een database met verdachte IP-adressen van
misbruikte (of misbruikbare) op het internet aangesloten pc’s van eindgebruikers en/of
servers. Andere bronnen kunnen lijsten met bekende spam verzendende domeinen zijn
of het gebruik van zogenaamde honeypots en spam traps. Deze laatste zijn speciale
e-mailadressen die er op gericht zijn zoveel mogelijk spam te ontvangen. Op basis
daarvan kunnen snel spam runs herkend en geblokkeerd worden.
In het algemeen zijn spamfilters een nuttige manier om de integriteit van het internet
en de dienstverlening te beschermen. Dit neemt niet weg dat het in de praktijk kan
gebeuren dat er berichten worden tegengehouden waarbij dat niet toegestaan is. In
dat geval kan er door ACM worden opgetreden. ACM heeft daarbij aangegeven het in dit
verband van belang te vinden dat wanneer een aanbieder een melding krijgt van een
onterecht geblokkeerd bericht de aanbieder er voor zorgt dat dit in de toekomst niet
meer gebeurt.
Mijns inziens is hiermee in de praktijk een situatie ontstaan die er enerzijds voor
zorgt dat berichten niet onterecht worden tegengehouden en er anderzijds voor zorgt
dat het internet goed en veilig blijft functioneren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer