26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 484 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2017

Bij brief van 5 juli 2017 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken melding gemaakt van het feit dat zij een brief ontvangen heeft «met vragen over de interpretatie van de anti-spam regels in de Telecommunicatiewet en de groeiende macht van telecomaanbieders bij het blokkeren van «spam'». De vaste commissie heeft daarbij aangegeven graag mijn reactie te ontvangen op de genoemde brief. Deze reactie treft u hierbij aan.

In het schrijven aan de vaste commissie worden in de kern twee zaken aan de orde gesteld. Allereerst wordt gevraagd naar de rol en de positie van de aanbieders van elektronisch communicatiediensten bij het tegenhouden van spam. De tweede vraag die wordt opgeworpen is of het huidige spamverbod, zoals dat geformuleerd is in artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet niet zodanig ruim is geformuleerd dat grondrechten als de vrijheid van meningsuiting in gevaar komen.

Reactie

Bij de rol van aanbieders van elektronische communicatiediensten gaat het in de praktijk om aanbieders van de internettoegangsdienst. Deze aanbieders blokkeren, zoals de schrijver van de brief aan de vaste commissie ook aangeeft, in de praktijk vaak internetverkeer dat zij kwalificeren als spam. De regels die van belang zijn voor deze praktijk, zijn op EU-niveau vastgesteld1.

Artikel 3, derde lid van de Netneutraliteitsverordening bepaalt, onder meer, dat aanbieders van internettoegang geen verkeerbeheersmaatregelen mogen nemen waarbij internetverkeer wordt geblokkeerd. Dit betekent onder andere dat aanbieders van internettoegang in beginsel geen emailverkeer mogen blokkeren, ook niet als zij menen dat het om spam gaat. Het verbod kent echter een aantal uitzonderingen. In dit verband is relevant dat het blokkeren van verkeer door de internettoegangsaanbieder wel geoorloofd is als dit nodig is om de integriteit en de veiligheid van het netwerk, van de diensten die via dit netwerk worden aangeboden en van de eindapparatuur van de eindgebruikers te beschermen. Aanbieders hebben in het verleden aangegeven dat (vaak uit bekende bronnen) zoveel spam wordt verspreid over het internet dat als zij geen maatregelen zouden nemen de kwaliteit van de internettoegangsdienst zodanig daaronder zou lijden dat sprake is van aantasting van de integriteit van de internettoegangsdienst. Voor de goede orde merk ik op dat het toezicht op de regels uit de Netneutraliteitsverordening plaatsvindt door ACM.

Daarnaast is het ook mogelijk dat de aanbieder van internettoegang, dan wel de aanbieder van de elektronische postbus (bijvoorbeeld gmail) aan de eindgebruiker een zogenoemd spamfilter levert. De eindgebruiker kan dan zelf instellen of, en op welke wijze, hij inkomende berichten blokkeert. Het is dus in dat geval de eindgebruiker zelf die voorkomt dat berichten in zijn elektronische postbus belanden.

Voor wat betreft de interpretatie en de toepassing van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet merk ik het volgende op. De ACM is verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van het spamverbod zoals dat is opgenomen in artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet. Tot nu toe heeft ACM opgetreden tegen evidente gevallen van spam, dat wil zeggen gevallen waarin het duidelijk ging om (commerciële) reclame-uitingen. Er is dan ook van uit de handhavingspraktijk geen helder beeld te verkrijgen over de grenzen aan de toepassing van artikel 11.7. Artikel 11.7 vormt de omzetting in het Nederlands recht van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 2002/58/EG (ePrivacyrichtlijn). Uit dat artikel volgt dat het bij het spamverbod gaat om ongevraagde communicatie in het kader van directmarketing. In dit licht moet ook artikel 11.7 worden bezien. Dit betekent, bijvoorbeeld, dat een (ongevraagde) email van een politieke partij waarin wordt opgeroepen lid van die partij te worden (het werven van leden) als spam kan worden gezien. Maar ook dat, om aan te haken bij een voorbeeld uit de brief aan de vaste commissie, een email van een burger aan de leden van de gemeenteraad waarin hij zijn visie geeft over een bepaalde politieke kwestie niet valt te beschouwen als spam.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Verordening 2015/2120 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake universele dienst en gebruiksrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobiele communicatienetwerken binnen de Unie (hierna: de Netneutraliteitsverordening)

Naar boven