Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 26643 nr. 47 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 26643 nr. 47 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2004
ICT is overal. Al jaren wordt in alle sectoren van de maatschappij op grote schaal geïnvesteerd in informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICT-toets blijkt dat een groot deel van de Nederlanders toegang heeft tot internet en beschikt over een computer. Mobiele telefoons beheersen het straatbeeld. De capaciteit en de kwaliteit van de communicatienetwerken wordt voortdurend uitgebreid en verbeterd.
De inspanningen van de afgelopen jaren op zowel overkoepelend niveau (het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen en De Digitale Delta) als op deelgebieden (ICT in de zorg, in het onderwijs, bij de politie, etc.) hebben een basis gelegd. Daardoor is de uitgangspositie niet slecht. De technische capaciteit en voorzieningen zijn op dit moment niet de primaire bottleneck. ICT-voorzieningen zijn in Nederland voldoende aanwezig, zowel bij bedrijven, scholen, overheden, maatschappelijke organisaties als bij burgers thuis.
ICT is onderdeel van het dagelijks leven. Alleen profiteren de burger, leerlingen, studenten en docenten, het bedrijfsleven, hun klanten en de afnemers van publieke dienstverlening alsmede de overheid zelf er niet ten volle van. ICT heeft nog veel beloftes waar te maken. Het kabinet schaart zich niet in het kamp van de mensen die zeggen dat ICT alleen maar een bubble was, de tulpenmanie van het fin de siècle. De commerciële en publieke dienstverlening kan wel degelijk worden verbeterd met een goed gebruik van ICT. Kijk maar naar de mogelijkheden van internetbankieren, het online boeken van vakanties of naar het innen van de belastingen.
Ook kan ICT de productiviteitsgroei van de economie versnellen, de kwaliteit en efficiëntie van de zorgsector verbeteren, bijdragen aan een beter en veiliger leefmilieu, de toegankelijkheid en de bereikbaarheid van gemeentelijke diensten vergroten en in het onderwijs het leerproces aantrekkelijker maken, waarbij de creativiteit van lerenden en docenten wordt vergroot. Maar dat vraagt wel om een andere aanpak door overheid en bedrijfsleven.
Het beginpunt daarbij moet de burger, de leerling, de student, de klant, de afnemer of de ondernemer zijn. Centraal staan hun wensen en behoeften. Doel is het oplossen van maatschappelijke en economische vraagstukken. ICT biedt die mogelijkheden, dat bewijzen opzichzelfstaande keteninnovaties. Maar om meer rendement te behalen moet de inzet van ICT worden gecombineerd met meer institutionele aanpassingen. Er moet over de grenzen van organisaties heen worden gekeken, waarbij ketencoördinatie en -samenwerking noodzakelijk zijn en verbeterd moeten worden. Het uiteindelijke doel is empowerment van de gebruikers. Centraal daarbij staat toegankelijkheid van diensten en infrastructuren, los van tijd, plaats en platform, alsmede toegankelijkheid van overheidsinformatie endiensten en onze culturele en multimediale bronnen. Elektronische «loketten» die 24 uur per dag, zeven dagen per week zijn geopend zijn een voorbeeld van de wijze waarop hieraan invulling wordt gegeven.
De nieuwe aanpak die dit vergt treft u hierbij aan in een nieuwe ICT-agenda. Deze ICT-agenda is aangekondigd in het Beleidsprogramma 2004–20071 en in de begroting van het Ministerie van Economische Zaken2. De agenda staat in een Europese context, de acties sluiten nauw aan bij en zijn bedoeld om een impuls te geven aan het actieplan «eEurope 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen»3. De agenda geeft een actueel en breed overzicht van overheidsbeleid op het gebied van ICT, bouwt voort op succesvol lopend beleid en benoemt nieuwe activiteiten. Met betrekking tot de (semi-)publieke sector concentreert de agenda zich op het beleid om de inzet van ICT sterker te richten op het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken en op het in algemene zin beter presteren van de overheid4. Dit in overeenstemming met het eerder verschenen programma «Andere Overheid»5.
Het kabinet wil condities creëren waardoor de samenleving beter in staat is ICT optimaal te benutten. De ICT-agenda heeft daarom een dubbele focus. Het gaat allereerst om de betere benutting van ICT door bedrijven, burgers en in (semi-) publieke sectoren, maar om dat te kunnen waarmaken moet de ICT-basis verder versterkt worden. Het gaat dan om de communicatie-infrastructuren, onze ICT-kennispositie en de randvoorwaarden voor een goed, veilig en betrouwbaar gebruik. Daar waar het gaat om de brede innovatie zal een link worden gelegd met de activiteiten van het innovatieplatform.
De agenda is concreet in zijn doelstellingen, ambities en acties. Deze acties staan in bijlage I bij de ICT-agenda en geven aan wat het kabinet de komende periode wil bereiken. Het kabinet benoemt zes concrete speerpunten:
• Burgers en bedrijven hoeven bepaalde gegevens nog maar één keer aan te leveren bij de overheid. Om dit te realiseren wordt er onder meer een stelsel van basisregistraties gerealiseerd dat het mogelijk moet maken dat van burgers, bedrijven en onderwijs- en zorginstellingen bepaalde gegevens niet meer (mogen) worden gevraagd als die al beschikbaar zijn binnen de overheid.
• Er komt een elektronisch systeem waarmee burgers en bedrijven zich eenduidig bekend kunnen maken bij de overheid. Om dit te realiseren wordt er een burger servicenummer ingevoerd en wordt er naar gestreefd om nog in deze kabinetsperiode een elektronische identiteitskaart te introduceren.
• Voor haar communicatie, zowel intern als met de buitenwereld, gaat de overheid open standaarden gebruiken, waardoor de leveranciersafhankelijkheid wordt verminderd. Het in 2003 gestarte programma Open Standaarden en Open Source Software wordt dan ook met kracht doorgezet.
• Burgers en bedrijven kunnen tegen vergelijkbare kosten een substantieel snellere aansluiting krijgen op internet en daarover geleverde diensten dan thans het geval is. Hiertoe wordt het Actieprogramma Breedband uitgevoerd en zal het kabinet op korte termijn een aanscherping van dit actieprogramma uitbrengen.
• Veiligheid en betrouwbaarheid van en vertrouwen in het gebruik van ICT-voorzieningen en internet nemen sterk toe. Om deze doelstelling te bereiken worden onder meer acties ondernomen om het gevoel van onveiligheid dat bij sommigen is ontstaan door zaken als spam en cybercrime, te verminderen.
• Er komt een Regie-orgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie om het ICT-onderzoek te versterken en sterker aan te sturen over het gehele traject van fundamenteel onderzoek tot toepassing. Het dient er voor te zorgen dat het onderzoek zich internationaal met erkende sterktes profileert en meer bijdraagt aan verhoging van de arbeidsproductiviteit en vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten.
Daarnaast zal het kabinet, zoals aangekondigd in het Programma Andere Overheid, een aantal ketens doorlichten op de mogelijkheden om de effectiviteit en de efficiency te verbeteren door gerichte toepassing van ICT. Vertrekpunt daarbij zijn actuele maatschappelijke vraagstukken zoals reïntegratie, knelpunten in de zorg en vergrijzing. De overheid is hierbij niet alleen aan zet, maar wil samenwerken met bedrijven, maatschappelijke instellingen en burgers.
Het realiseren van deze speerpunten en acties, wordt gefinancierd uit reeds beschikbare middelen. Het gaat dan om het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen, de diverse technologie-regelingen en de departementale begrotingen. Daarbij zal het voor het Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen beschikbare budget worden ingezet voor het realiseren van de speerpunten, voorzover daar al niet op andere wijze in is voorzien, en voor het geven van gerichte impulsen die kunnen leiden tot een vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten.
Daar waar in het kader van deze agenda nieuw beleid wordt ontwikkeld c.q. wordt besloten tot intensivering van het bestaande en waarbij later blijkt dat daarvoor additionele financiële middelen benodigd zijn, zal dit worden geadresseerd in nog uit te brengen nota's en discussiestukken.
De tijdshorizon van de ICT-agenda reikt tot 2007. De komende jaren zullen we voortdurend bijsturen en uiteraard waar nodig nieuwe acties ontwikkelen. Van de voortgang zullen we jaarlijks verslag doen.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
Th. C. de Graaf
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. C. van der Laan
1. | ICT: in Europees verband naar de top | 5 |
2. | De Europese agenda: maatregelen en stand van zaken | 10 |
2.1. | De benutting van ICT | 10 |
2.1.1. | Benutting door het bedrijfsleven gedefinieerd | 10 |
2.1.2. | De benutting in de (semi-)publieke sector | 11 |
2.1.3. | De burger in de netwerk- en kennissamenleving | 13 |
2.2. | De ICT-basis | 13 |
2.2.1. | Communicatie-infrastructuren | 13 |
2.2.2. | ICT-kennis en -innovatie | 14 |
2.2.3. | ICT-randvoorwaarden | 14 |
2.3. | Van Europa naar Nederland | 15 |
3. | De Nederlandse ICT-agenda: betere benutting en versterking van de basis | 15 |
3.1. | Een betere benutting van ICT | 15 |
3.1.1. | Benutting door het bedrijfsleven | 15 |
3.1.2. | Benutting in de (semi-)publieke sector | 16 |
3.1.3. | De burger in de netwerk- en kennissamenleving | 18 |
3.2. | Versterking van de ICT-basis | 19 |
3.2.1. | Communicatie-infrastructuren | 19 |
3.2.2. | ICT-kennis en -innovatie | 21 |
3.2.3. | ICT-randvoorwaarden | 22 |
4. | Tot slot | 23 |
Bijlage I: De ICT-agenda | 25 | |
Bijlage II: De huidige Nederlandse ICT-positie | 30 | |
Bijlage III: De tabellen en grafieken | 35 | |
Lijst met afkortingen | 41 |
1. ICT: IN EUROPEES VERBAND NAAR DE TOP
Op naar de top. Europa wil binnen tien jaar de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld zijn. Dat is afgesproken tijdens de Europese Raad in Lissabon in 2000. ICT1, ofwel computers, software en netwerken zijn cruciaal om dit doel te bereiken. Europa erkent dit en zet ICT in het brandpunt van de aandacht. Het gaat in de Europese agenda om het gebruik van ICT in de publieke sector; het ontstaan van breedbandnetwerken, onder de grond en door de lucht; wetgeving die monopolieposities aanpakt en de consument beschermt en de Europese onderzoeksprogramma's, waar ICT een belangrijke plaats inneemt (zesde kaderprogramma).
Een belangrijk deel van de Europese agenda valt binnen het ambitieuze Actieplan eEurope 20052. Nederland moet aansluiting zoeken bij dit actieplan, en de ambities die daarin zijn geformuleerd3. Maar belangrijker misschien nog: Nederlandse burgers en bedrijven stellen vragen aan de overheid, en het kabinet wil de economische kracht van Nederland herstellen. Een aantal hardnekkige problemen zouden met inzet van ICT ook beter aangepakt kunnen worden: veiligheid op straat, verkeersdrukte, slecht werkende ketens in de zorg, tekorten aan leraren in het onderwijs. Ook Europa erkent de urgentie van deze problemen. Met andere woorden: de overheid kan profiteren van ICT en betere diensten verlenen, de economie en de arbeidsproductiviteit kunnen dankzij ICT groeien4, en ICT kan helpen maatschappelijke problemen aan te pakken.
Om dit alles te verwezenlijken, moeten we er wel uithalen wat erin zit. En dat gebeurt onvoldoende. Uiteraard moet de basis op orde zijn. Die basis bestaat uit communicatie-infrastructuren, zoals etherfrequenties en kabelnetwerken, uit de ICT-kennis-positie en uit randvoorwaarden voor gebruik: ICT-vaardigheden bij gebruikers, veilige, stabiele en continu werkende verbindingen en dergelijke.
Het kabinet zet dus twee zaken op de agenda: de mogelijkheden van ICT beter benutten en het op orde houden en verder versterken van de ICT basis.
ICT levert een te lage bijdrage aan een hogere arbeidsproductiviteit. Dat constateert de Europese Commissie in haar meest recente voortgangsverslag over de Lissabon-doelstelling. Ook Nederlandse bedrijven en organisaties benutten volgens de Europese Commissie ICT onvoldoende5.
Dat kan komen doordat voor bedrijven onvoldoende duidelijk is hoe ICT kan bijdragen aan de winst. In dat geval zou de overheid daarover bedrijven kunnen voorlichten. Het kan ook komen doordat organisatiestructuren en processen inefficiënt verlopen, zodat de mogelijkheden van ICT onderbenut blijven. De overheid is aanspreekbaar als het processen in het publieke domein betreft. Het verleden heeft ons geleerd dat we hier nog een grote slag kunnen maken, en daarbij nog meer in ketens moeten denken dan we nu doen. Als de overheid het goede voorbeeld geeft, kan dat natuurlijk zeer inspirerend werken op de private sector en andere maatschappelijke sectoren.
Nederland wil uitblinker in Europa zijn. Daarvoor is een aantoonbare betere prestatie met ICT nodig. De uitgangspositie is gunstig, want onze ICT-basis is grotendeels op orde, zoals ook blijkt uit de Internationale ICT-toets6. Amsterdam blijft, ook na de dot-comcrisis, een sterke ICT-regio en na Londen het grootste internetknooppunt buiten de VS. Toonaangevende bedrijven en belangrijke wetenschappelijke centra zijn in en rond Amsterdam gevestigd.
Een betere benutting van ICT is echter urgent. Wat heb je aan een cadeautje dat je niet uitpakt? Nederland staat voor grote uitdagingen, zowel in economisch als maatschappelijk opzicht. ICT kan een rol van betekenis spelen als we die uitdagingen aangaan.1
Ambitie van het Kabinet
Nederland gaat aantoonbaar beter presteren met ICT en behoort tot de top van Europa. Dat is de ambitie die het beleidsprogramma Balkenende II formuleert2. Nederland benut de mogelijkheden van ICT beter, opdat meer economisch en maatschappelijk rendement uit ICT wordt gehaald. Nederland zorgt ervoor dat de ICT-basis die daarvoor nodig is (infrastructuur, kennispositie en randvoorwaarden) nog steviger wordt.
Natuurlijk is zo'n ambitie niet van vandaag op morgen gerealiseerd. Zeker nu de middelen schaars zijn zal het niet eenvoudig zijn om de Europese afspraken na te komen en de specifiek Nederlandse problemen op te lossen. Toch wil het kabinet dit, en het kan ook als we daadkrachtig en samenhangend te werk gaan.
• We moeten bestaande ICT goed en innovatief gebruiken. De netwerksamenleving, waarin letterlijk alles met alles in verbinding staat, vormt een uitdaging
• We moeten initiatieven van de overheid die bedoeld zijn om ICT te bevorderen, met elkaar in verband brengen, zodat zij elkaar versterken.
• We moeten ICT intensiever gebruiken: als een toepassing klaar staat, er ook op toezien dat zoveel mogelijk potentiële gebruikers er ook van profiteren.
Natuurlijk, ICT is geen doel op zichzelf, maar slechts een middel. Maar wel een middel dat – mits goed ingezet- belangrijke winsten kan opleveren. Om deze te incasseren moeten organisaties bereid zijn om over hun eigen heg heen te kijken. Het kan best zijn dat het eigen belang dicteert dat een specifieke toepassing geïmplementeerd wordt, maar als het grotere verband vraagt om een andere breder toepasbare oplossing, moeten bedrijven en organisaties het belang daarvan leren inzien. Zo bereik je immers een ketenaanpak met een optimale efficiency. Beter benutten van ICT gaat dus vaak gepaard met institutionele aanpassingen en herinrichting van werkprocessen.
In eigen huis moet de overheid dit zelf ter hand nemen. Als andere partijen aan zet zijn, kan de overheid coalities proberen te vormen om organisaties en bedrijven samen de voordelen van een betere benutting van ICT in te doen zien.
Overheid, bedrijven, burgers en instellingen:ieder doet het zijne
• Helaas, we kunnen niet achterover leunen en wachten op een of andere partij die aan zet is. Want om de ambitie te verwezenlijken moet elke partij nu handelen: overheid, bedrijven, burgers en instellingen. Alleen dan kunnen we de Europese afspraken nakomen, de mogelijkheden die Europa biedt, onder andere in de vorm van stimuleringsmaatregelen, benutten en de eigen maatschappelijke en economische problemen te lijf gaan.
• ICT beter benutten en de ICT-basis versterken gaan hand in hand. De infrastructuur is een voorwaarde voor benutting, maar er is ook vraag nodig om die infrastructuur verder te kunnen ontwikkelen. ICT-kennisinstituten moeten zicht krijgen of blijven houden op vragen die op de markt en in het veld leven. Met andere woorden: ieder moet in samenhang het zijne doen om de ambities te verwezenlijken.
Wat gaan we doen aan een betere benutting?
• Bevorderen dat bedrijven ICT inzetten waardoor productiviteit en efficiëntie toenemen.
• ICT toepassen in de overheidsdienstverlening aan burgers, aan bedrijven en aan instellingen, en met publieke middelen gefinancierde sectoren stimuleren ditzelfde te doen. Dit om de kwaliteit te verhogen, de kosten te verlagen en maatschappelijk gevoelde knelpunten aan te pakken.1
• Ervoor zorgen dat burgers actief kunnen deelnemen aan de informatiemaatschappij en daarvoor een goede toegang hebben tot infrastructuren en een divers diensten aanbod («een informatiemaatschappij voor iedereen»).
Wat gaan we doen om de ICT-basis verder uit te bouwen?
• Solide en sterke communicatie-infrastructuren in stand houden, door de condities te creëren waardoor de kwaliteit, de toegankelijkheid, de betrouwbaarheid en de ontwikkeling van (nieuwe) netwerken blijvend op orde zijn.
• De voorwaarden creëren voor een sterkere ICT-kennispositie en een intensieve benutting daarvan, zodat Nederland aantrekkelijker wordt als partner voor internationale R&D-samenwerking en als vestigingsplaats voor bedrijven.
• Randvoorwaarden creëren voor succesvolle toepassing van ICT: veiligheid, vertrouwen, rechtszekerheid, standaarden, ICT-vaardigheden enzovoort, opdat de kansen die de informatiemaatschappij biedt breed kunnen worden benut.
De speerpunten
Bij de uitvoering van de ICT-agenda neemt het kabinet zijn verantwoordelijkheid en toont het leiderschap. Uitgaande van de Europese ICT-agenda focust het op die terreinen waar het zichtbaar effect kan bereiken en het brengt daarbij tevens de verbinding aan tussen de ICT-basis en de benutting daarvan. Op een aantal punten gaat het kabinet echter verder en komt het tegemoet aan geluiden uit de maatschappij dat de overheid ICT onvoldoende benut in haar dienstverlening, waardoor zaken onnodig lang duren, processen niet efficiënt worden uitgevoerd en de kosten voor burgers en bedrijven (te) hoog zijn. Daarom benoemt het kabinet de volgende speerpunten, gericht op de burgers, bedrijven en instellingen:
• Burgers en bedrijven hoeven bepaalde gegevens nog maar één keer aan te leveren bij de overheid.
• Er komt een elektronisch systeem waarmee burgers en bedrijven zich eenduidig bekend kunnen maken bij de overheid.
• Voor haar communicatie, zowel intern als met de buitenwereld, gaat de overheid open standaarden gebruiken, waardoor de leveranciersafhankelijkheid wordt verminderd en goedkopere c.q. alternatieve oplossingen binnen handbereik komen.
• Burgers, bedrijven en instellingen kunnen tegen vergelijkbare kosten een substantieel snellere aansluiting krijgen op internet en daarover geleverde diensten, dan thans het geval is.
• Veiligheid en betrouwbaarheid van en vertrouwen in het gebruik van ICT-voorzieningen en internet nemen sterk toe.
De overheid formuleert tbv de uitvoering van haar eigen beleid, o.a. op het gebied van ICT-onderzoek en innovatie, het volgende speerpunt:
• Er komt een Regieorgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie om het ICT-onderzoek te versterken en meer samenhang te bereiken in het traject van fundamenteel onderzoek tot toepassing. Het Regieorgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie moet er ook voor zorgen dat het onderzoek meer bijdraagt aan verhoging van de arbeidsproductiviteit en vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten. Los van het Regieorgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie werkt de overheid verder voor het realiseren van haar beleid nauw samen met bedrijven en maatschappelijke organisaties. Daarvoor bestaan tal van, al dan niet geformaliseerde overlegorganen. Het kabinet zal bezien in hoeverre stroomlijning hiervan wenselijk is.
Deze speerpunten hangen nauw met elkaar samen. Zoals aangegeven in het Programma Andere Overheid2 zijn authenticatie en het gebruik van standaarden en basisregisters belangrijke voorwaarden om het principe van eenmalige gegevensverstrekking te realiseren. Substantieel betere toegang tot internet, en veilige, betrouwbare ICT zijn nodig om de communicatie tussen burgers, bedrijven, instellingen en overheden ongestoord en in vertrouwen te laten verlopen. De oprichting van het Regieorgaan ICT-Onderzoek enInnovatie moet eraan bijdragen dat het onderzoek beter wordt toegesneden op de behoeften in belangrijke toepassingsdomeinen.
De speerpunten betreffen niet alleen de dienstverlening van de overheid zelf. De resultaten werken door naar en vinden toepassing in andere (semi-)publieke domeinen als zorg, onderwijs en verkeer en vervoer. Denk hierbij aan de mogelijkheden van webcam toepassingen in de thuiszorg, verbetering van onderwijs, zowel in het klaslokaal als thuis, of het mobiliteitsvraagstuk in relatie met thuiswerken.
Niet alleen de overheid is aan zet. De overheid hoeft niet voor elk probleem een oplossing te bedenken, de samenleving als geheel moet ook haar verantwoordelijkheid pakken. Burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen moeten en kunnen ICT beter benutten en bijdragen aan een stevige ICT-basis. Ook deze partijen moeten zich rekenschap geven van de Europese context en oog hebben voor het momentum: juist het slim combineren van ICT met andere, meer institutionele en ketengerichte aanpassingen levert resultaten op.
Wat wil het kabinet in deze periode bereiken? De Europese ambities zijn uitgangspunt. Een specifiek Nederlands verlanglijstje komt daar nog bij. De ICT-agenda geeft aan wat de speerpunten zijn, welke acties al in gang gezet zijn en welke actie nog nodig is. Daarin zijn vooral 2004 en 2005 uitgewerkt, enerzijds omdat deze korte termijn aansluit bij het eEurope actieplan, anderzijds omdat ICT een dynamische technologie is, zodat planning op langere termijn niet al te gedetailleerd kan zijn. Daarom ook wordt de uitgewerkte ICT-agenda (zie bijlage 1) continu bijgesteld en aangevuld.
Wat staat wel en niet in de agenda?
ICT beter benutten, volgens de speerpunten die hierboven zijn genoemd, zowel in bedrijven als in de (semi-) publieke sector, staat hoog op de agenda. De algemene vraagstukken die daaraan zijn verbonden nemen ook een prominente plaats in. Natuurlijk ondernemen ministeries ook van alles om een betere benutting van ICT te bevorderen in de sector van de maatschappij waarvoor zij verantwoordelijk zijn. Maar de ICT Agenda noemt deze activiteiten niet expliciet. Voorbeelden zijn de regievoering van het ministerie van LNV in de agrarische sector, van VWS in de gezondheidszorg en van OCW in het onderwijs en de cultuur en mediasector. Deze activiteiten in de agenda opnemen impliceert de pretentie van een volledigheid, die nooit haalbaar is.
Ook als het gaat om de ICT-basis ligt de nadruk op algemene vraagstukken die vragen om een oplossing. Thema's als breedband en frequenties worden in apart uit te brengen nota's uitgewerkt, en op het gebied van ICT-kennis en innovatie volgen beleidsvoornemens in het voorjaar van 2004.
Als we de agenda gaan invullen, starten we niet vanaf nul. De Europese agenda geeft de richting aan; zie hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 staat wat de Nederlandse overheid van plan is te doen met deze agenda, en hoe zij denkt te gaan behoren bij de Europese top. Sommige zaken staan vooral in een nationaal perspectief, omdat het nu eenmaal specifiek Nederlandse vraagstukken zijn.
In de wereld van ICT duiken ook steeds weer nieuwe vraagstukken op die binnen afzienbare tijd de aandacht vragen. De agenda sluit daarom af met hoofdstuk 4, dat een aantal van deze vraagstukken benoemt.
Waar staan we nu? In bijlage II staat een kort overzicht van de Nederlandse ICT-positie. Het beeld dat daaruit naar voren komt is dat overal waar de overheid een rol voor zichzelf ziet weggelegd, de nodige stappen zijn gezet. Dat we een goed fundament hebben gelegd, maar dat we er nog niet zijn.
Dat benutting, samenhang en ketenaanpak centraal moeten staan in het ICT-beleid blijkt uit de Internationale ICT-toets 2002, en andere vergelijkende studies, waarin Nederland overigens regelmatig een andere positie inneemt. IDC plaatst Nederland als derde in haar Information Society Index 20031 waar het World Economic Forum niet meer dan een dertiende plek aan Nederland gunt in haar Networked Readiness Index 2003–20042.
Tabel 1: positie van Nederland in internationale vergelijkingen (tussen haken staat de positie die een land vorig jaar innam in de vergelijking)
Positie | Information Society Index | Networked Readiness Index |
---|---|---|
1 | Zweden (1) | Verenigde Staten (2) |
2 | Denemarken (5) | Singapore (3) |
3 | Nederland (6) | Finland (1) |
4 | Noorwegen (2) | Zweden (4) |
5 | Finland (8) | Denemarken (8) |
6 | Nieuw Zeeland (-) | Canada (6) |
7 | Zwitserland (3) | Zwitserland (13) |
8 | Verenigde Staten (4) | Noorwegen (17) |
9 | Oostenrijk (-) | Australië (15) |
10 | Canada (-) | IJsland (5) |
11 | – | Duitsland (10) |
12 | – | Japan (20) |
13 | – | Nederland (11) |
Het hangt er ook maar van af wat je meet en hoe je dat meet. IDC kijkt voornamelijk naar de mate waarin ICT (computers, internet, vaste en mobiele telefonie) is ingebed in de samenleving. World Economic Forum betrekt ook de benutting van ICT in haar analyse, en de relatieve lage positie van Nederland op dat lijstje illustreert dat Nederland juist op dat gebied beter kan presteren.
Het geld is schaars, dus we moeten het vooral daar inzetten waar het leidt tot maatschappelijke meerwaarde, kostenbesparingen en economisch rendement.
Diverse Europese stimuleringsregelingen zijn beschikbaar waarmee de ICT kennisbasis versterkt kan worden, en nieuwe communicatie-infrastructuren en daarover te leveren diensten ontwikkeld kunnen worden.
Natuurlijk staan op de departementale begrotingen bedragen genoemd voor ICT-activiteiten, zowel bedoeld voor het eigen functioneren als ICT-activiteiten in het «veld».
Ook is het budget van Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen beschikbaar om de speerpunten te realiseren (voorzover daar al niet op andere wijze in is voorzien3 ) en om gerichte impulsen aan die acties te geven die kunnen leiden tot een betere benutting van ICT om maatschappelijk gevoelde knelpunten aan te pakken.4
Als in het kader van deze agenda nieuw beleid wordt ontwikkeld of besloten wordt het bestaande beleid te intensiveren en het blijkt dat daarvoor geld nodig is, dan zal dit worden geadresseerd in nog uit te brengen nota's en discussiestukken.
Een probleem van een andere orde is dat bij ICT de baten vaak elders en later zichtbaar worden dan voor degene die de investering heeft gedaan. Dat kan ertoe leiden dat investeringen die maatschappelijk of macro-economisch erg wenselijk zijn, (deels) achterwege blijven. Via ketenbenaderingen moeten we inzicht krijgen in de juiste kosten-batenanalyses, om zo de investeringen voldoende van de grond te krijgen. De overheid zal hier op haar eigen erf op projectniveau aandacht aan geven in het Programma Andere Overheid.
2. DE EUROPESE AGENDA: MAATREGELEN EN STAND VAN ZAKEN
Tijdens de Europese Top van Sevilla op 21 en 22 juni 2002 hebben de regeringsleiders hun instemming betuigd met het door de EC opgestelde actieplan «eEurope 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen». Doel van het actieplan is het scheppen van een gunstig klimaat voor particuliere investeringen en nieuwe werkgelegenheid, de productiviteit verhogen en de overheidsdiensten moderniseren. Iedereen moet de kans hebben aan de wereldwijde informatiemaatschappij deel te nemen. eEurope 2005 is daarom gericht op het stimuleren van veilige diensten, toepassingen en inhoud die gebaseerd zijn op een breedbandinfrastructuur die op grote schaal beschikbaar is.
Daarnaast worden op Europees niveau ook belangrijke voorwaarden en mogelijkheden gecreëerd op het gebied van de telecommunicatie wet- en regelgeving en het ICT-onderzoek1.
Hieronder wordt kort aangegeven welke onderwerpen op de Europese agenda staan en wat daarbij de stand van zaken is. Daarbij wordt, zoals in de rest van deze agenda, onderscheid gemaakt tussen de benutting van ICT en de ICT-basis.
2.1.1. Benutting door het bedrijfsleven
• Wetgeving. De EC zal samen met de lidstaten een herziening uitvoeren van de relevante wetgeving, waar van toepassing om factoren te identificeren en weg te nemen die bedrijven verhinderen van e-business gebruik te maken.
Status: middels een EU-brede raadpleging wordt marktpartijen om feed-back en praktische ervaringen gevraagd om nog steeds bestaande belemmeringen of nieuwe juridische problemen aan te wijzen waarmee ondernemingen bij e-zakendoen worden geconfronteerd.
• Midden- en Kleinbedrijf (MKB). De EC is van plan voor eind 2003 een ondersteuningsnetwerk voor e-business op te richten, waarin Europese, nationale en regionale spelers op dit gebied worden samengebracht.
Status: eind 2003 is het «e-business support network» opgericht. Beleidsmedewerkers uit de lidstaten kunnen via een website kennisnemen van elkaars beleidsinitiatieven. Ook worden zij twee keer per jaar uitgenodigd voor een workshop rondom een Europees «e-business-beleidsonderwerp».
• Het «.eu-bedrijf».
Status: in 2002 is een verordening over de domeinnaam «.eu» uitgebracht. Momenteel werkt de EC aan de beleidsregels die deze verordening moeten implementeren. Nederland neemt deel aan de ad hoc expertgroep die deze beleidsregels opstelt.
2.1.2. De benutting in de (semi-)publieke sector
• Breedbandaansluitingen. De lidstaten dienen ernaar te streven dat nog in 2005 alle overheidsdiensten via een breedbandverbinding op internet worden aangesloten.
Status: steeds meer overheidsorganisaties, uitgezonderd die in «niet-begunstigde» gebieden, beschikken over een breedbandaansluiting.
• Interoperabiliteit. Voor eind 2003 zal de EC een goedgekeurd interoperabiliteitskader ter ondersteuning van de levering van pan-Europese e-overheidsdiensten publiceren.
Status: de eerste aanzet voor een interoperabiliteitskader is gereed en ligt nu ter goedkeuring voor bij de EC. Hieruit volgen eind 2005 architectuurvoorschriften
• Interactieve overheidsdiensten. Voor eind 2004 moeten de lidstaten ervoor hebben gezorgd dat de 20 basisdiensten van de overheid, voor zover relevant, interactief zijn.
Status: aan de nationale beleidsdoelstelling (in 2007 65% van de diensten elektronisch beschikbaar) wordt langs verschillende lijnen invulling gegeven. Uit recent onderzoek van Advies Overheid.nl blijkt dat de huidige beschikbaarheid van elektronische dienstverlening voor burgers 40% en voor bedrijven 45% bedraagt1.
• Overheidsopdrachten. Voor eind 2005 moeten de lidstaten een aanzienlijk deel van de overheidsopdrachten langs elektronische weg afhandelen.
Status: in 2002 is een interdepartementaal project (e-BEST) gestart ter elektronische ondersteuning van het aanbestedingsproces na contractering. Momenteel bereiden zeven departementen hiervoor een business case voor. Daarna zullen diverse departementen pilot projecten starten.
• Veilige communicatie tussen overheidsdiensten.
Status: vanaf januari 2003 kan de Nederlandse overheid gebruik maken van de PKI-infrastructuur voor de overheid, waardoor betrouwbare en veilige communicatie tussen overheidsorganisaties en met burgers en bedrijven mogelijk is. Daarnaast wordt gewerkt aan de inrichting van een gemeenschappelijke authenticatievoorziening ten behoeve van het elektronisch verkeer tussen overheid en burger, te ontwikkelen via een groeimodel van pincode naar volwaardige PKI.
• Multiplatform-inhoud. De overheden in de lidstaten en de particuliere sector moeten ernaar streven hun inhoud op verschillende technologische platforms aan te bieden.
Status: voor een aantal specifieke diensten wordt nagegaan welke kanalen geschikt zijn voor een uitbreiding van de dienstverlening. Hierbij valt te denken aan rampsignaleringen via SMS. Voor het overige volgt de overheid marktinitiatieven.
b. Benutting in maatschappelijke sectoren: onderwijs en gezondheidszorg
e-Leren:
• Breedbandaansluitingen. De lidstaten moeten ernaar streven dat alle scholen en universiteiten voor eind 2005 over breedbandinternettoegang beschikken voor onderwijs- en onderzoeksdoeleinden, Datzelfde geldt voor andere instellingen die een sleutelrol spelen bij e-leren (musea, bibliotheken, archieven, etc.).
Status: met de komst van Kennisnet zijn meer dan 10 000 onderwijsinstellingen (universiteiten niet meegeteld) breedbandig aangesloten via de kabel. Ook bibliotheken en musea zijn aangesloten op Kennisnet. Vanaf 1 januari 2004 kunnen scholen zelf een aanbieder kiezen voor hun internettoegang. De stichtingen Kennisnet en ICT op School ontwikkelen instrumenten om scholen bij die keuze te onderstenen en een eventuele overgang goed te laten verlopen.
• Het programma e-Learning. De EC zal voor eind 2002 met een voorstel komen voor een programma waarin de nadruk wordt gelegd op de realisatie van de doelstellingen van het e-Learning actieplan gezien vanuit een onderwijskundig standpunt.
Status: het actieprogramma is gepresenteerd tijdens de Europese Raad van Sevilla in juni 2002 en is vastgesteld door de Raad van Ministers in de eEurope resolutie van januari 2003.
• Virtuele campussen voor alle studenten. Voor eind 2005 moeten de lidstaten m.b.v. de programma e-Learning en eTen ervoor zorgen dat alle universiteiten hun studenten online toegang bieden.
Status: deze doelstelling is inmiddels gerealiseerd.
• Computerondersteund samenwerkingssysteem voor universiteiten en onderzoeksinstellingen. Voor eind 2003 zal de EC onderzoeks- en proefprojecten starten om de ontwikkeling van Europa-wijde computerondersteunde netwerken en platforms mogelijk te maken.
Status: het belangrijkste platform voor deze activiteiten is het Information Society Technologies (IST) programma. Dit programma draagt bij aan de totstandkoming van een Europese onderzoeksinfrastructuur en nieuwe leeromgevingen.
e-Gezondheidszorg:
• Elektronisch ziekteverzekeringsbewijs. De EC zal in 2003 een voorstel doen om te komen tot een elektronisch ziekteverzekeringsbewijs. De EC is van plan steun te verlenen aan een gemeenschappelijke benadering voor de identificatie van patiënten en de architectuur van elektronische medische dossiers op basis van standaardisatie.
Status: in 2003 heeft de EC een Mededeling over de introductie van het elektronisch ziekteverzekeringsbewijs gepubliceerd. De daarin aangekondigde activiteiten betreffen het vervangen van formulieren door een Europese kaart, het versimpelen van procedures, het op één lijn brengen van de rechten van verzekerde personen en het doen van pilot projecten m.b.t. de interoperabiliteit van de Europese kaart. De elektronische versie is voorzien voor eind 2008.
• Uitwisselingsnetwerken voor medische informatie. Voor eind 2005 dienen de lidstaten uitwisselingsnetwerken voor medische informatie te ontwikkelen tussen verschillende plaatsen waar zorg wordt verleend.
Status: VWS financiert het Nationaal ICT Instituut in de Zorg (NICTIZ). NICTIZ, waarin alle partijen in de zorg zijn verbonden, werkt aan de voorwaarden voor de realisatie van een landelijke technische infrastructuur, inclusief de autorisatie, authenticatie, identificatie en verwijsindexfaciliteiten. Beoogd resultaat is een basisinfrastructuur voor het vertrouwelijk en betrouwbaar uitwisselen van medische informatie. In 2006 moet het medicatiedossier van patiënten beschikbaar zijn via deze infrastructuur, daarna volgen andere toepassingen.
• Online gezondheidsdiensten. Voor eind 2005 zullen de EC en de lidstaten ervoor zorgen dat burgers toegang hebben tot online gezondheidsdiensten.
Status: hierbij wordt langs twee verschillende gewerkt:
a. VWS werkt samen met andere organisaties in de zorg aan de oprichting van een «portal» organisatie die informatie op het gebied van gezondheidszorg moet bundelen en beschikbaar stellen op een voor burgers toegankelijke wijze. Het is de bedoeling dat de organisatie in de tweede helft van 2004 van start gaat en volledig operationeel is tegen het eind van 2005.
b. Het verschaffen van toegang tot het medicatiedossier en het bieden van teleconsulting voorzieningen (zie hiervoor onder uitwisselingsnetwerken).
2.1.3. De burger in de netwerk- en kennissamenleving
• Openbare internettoegangspunten. Alle burgers moeten in hun eigen gemeente gemakkelijk toegang hebben tot internet via openbare internettoegangspunten.
Status: in Nederland is in het verleden met projecten als Digitale Trapveldjes en Bibliotheken Online invulling gegeven aan deze maatregel. Inmiddels zijn alle bibliotheken voorzien van internetaansluitingen.
• Cultuur en toerisme. De EC zal samen met de lidstaten, de particuliere sector en de regionale overheden e-diensten definiëren om Europa te promoten en gebruiksvriendelijke publieke informatie aan te beiden.
Status: de EC heeft initiatieven genomen t.a.v. de elektronische koppeling van netwerken in de lidstaten op het gebied van nationale toeristische informatie. De EC heeft daarnaast de werkgroep Mobiele Media in het leven geroepen.
2.2.1. Communicatie-infrastructuren
• Europese regelgevingskader voor elektronische communicatiemarkten1. In verband met convergentie van telecommunicatie, media en informatietechnologie is op Europees niveau de regelgeving voor afzonderlijke communicatienetwerken en -diensten binnen één kader gebracht. De meest recente herziening van de Europese richtlijnen voor elektronische communicatienetwerken endiensten2 dateert van 2002, de lidstaten hebben de implementatie hiervan bijna afgerond. Dit Europese kader zal naar verwachting leiden tot een optimale combinatie van mededinging en innovatie op het gebied van elektronische communicatie. Uiterlijk 2006 wordt de werking van deze richtlijnen door de EC geëvalueerd. Het onderdeel van universele diensten wordt in 2005 geëvalueerd.
Status: begin 2004 worden de nieuwe Europese richtlijnen in Nederland geïmplementeerd.
• Spectrumbeleid. De EC zal zorgen voor de beschikbaarheid en het efficiënt gebruik van spectrum voor draadloze breedbanddiensten. Er wordt een discussie op gang gebracht over nieuwe vormen van aanpak voor de waardering van spectrum en de handel in gebruiksrechten van frequenties.
Status: de EC heeft een executief comité en een beleidsgroep voor radio-elektrisch spectrum gecreëerd. Nederland neemt hier actief aan deel.
• Breedbandtoegang in minder begunstigde regio's. De lidstaten zouden waar nodig, in samenwerking met de EC, steun moeten verlenen voor de invoering in minder begunstigde gebieden. Dit mogelijk met gebruikmaking van de structuurfondsen met inachtneming van de mededingingskaders.
Status: de Nederlandse overheid wil de verschillen tussen «begunstigde» en «niet begunstigde» gebieden wegnemen. In de aangekondigde breedbandnota wordt hier nader op ingegaan.
• Vermindering van de belemmeringen voor breedbandinvoering. De lidstaten zouden de toegang moeten verlichten tot het recht op overpad en masten en kabelbuizen.
Status: in het kader van het Actieprogramma Breedband wordt hieraan invulling gegeven.
• De overgang naar digitaal. Teneinde de overgang naar digitale televisie te versnellen, dienen de lidstaten voor transparantie te zorgen met betrekking tot de voorwaarden voor de overwogen omschakeling.
Status: in 2003 heeft de overheid onafhankelijk advies gevraagd over alle aspecten die met de overgang naar digitale televisie te makenhebben. Het is de bedoeling een nationaal platform op te richten met alle relevante marktpartijen.
2.2.2. ICT-kennis en -innovatie
• 3% van het BBP aan R&D. Tijdens de Europese Raad van Barcelona is als streven geformuleerd dat de R&D-uitgaven in Europa in 2010 gemiddeld 3% van het BBP moeten benaderen, waarvan 2% privaat gefinancierd.
Status: Nederland onderschrijft dit streven en ziet de 3%-doelstelling als een baken voor het innovatiebeleid1. De uitgaven aan ICT-R&D nemen een vooraanstaande plaats waar het gaat om het halen van de doelstelling.
• Technologie voor de informatiemaatschappij. De kennispositie staat centraal in de European Research Area (ERA) met het zesde kaderprogramma (KP6) als belangrijk instrument. ICT is één van de research prioriteiten binnen de ERA. Het IST-programma geeft daar invulling aan. Doelstelling is het verwerven van een sterke positie binnen ERA, o.a. door een goede Nederlandse deelname aan het IST-programma.
Status: de Nederlandse deelname aan het IST-programma is te kwalificeren als redelijk. Philips en ASML zijn belangrijker deelnemers net als kennisinstellingen, maar het algemene niveau blijft achter bij de verwachtingen. Wel is er sprake van een grote multiplier. Met ca. 5% aandeel in het budget nemen Nederlandse partijen deel aan 42% van de projecten en mogen zij de resultaten daar van dus ook benutten.
• Eureka. Ook binnen Eureka is ICT-R&D een prioritair onderwerp. Doelstelling is om Nederlandse deelname in dat kader te bevorderen
Status: Belangrijke ICT-projecten zijn MEDEA (micro-elektronica) en ITEA (software technologie). Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zijn belangrijke deelnemers aan deze programma's.
a. ICT-veiligheid en -betrouwbaarheid
• De Cyber Security Task Force (CSTF). De CSTF zal midden 2003 operationeel moeten zijn op basis van een voorstel van de EC in 2002. Het moet een centrum van competentie worden op het gebied van internet veiligheid.
Status: eind 2003 is de Raad akkoord gegaan met het voorstel van de EC om een European Network and Information Security Agency (ENISA) op te richten.
• «Veiligheidscultuur». Voor eind 2005 zou een «veiligheidscultuur» moeten worden bereikt bij ontwerp en invoering van ICT-producten. De particuliere sector dient goede praktijken en normen te ontwikkelen en hun consistente toepassing te bevorderen.
Status: Nederland geeft hieraan invulling met de acties die voortvloeien uit de nota KWINT (campagne «Surf op Safe», inrichting Computer Emergency Response Team voor de overheid en de creatie van een internet waarschuwingsdienst gericht op het algemene publiek en het MKB).
• Interoperabiliteit. De particuliere sector zou voor eind 2003, daarin gesteund door de EC en de lidstaten, interoperabele e-business-oplossingen moeten hebben ontwikkeld voor transacties, veiligheid, handtekeningen, aankopen en betalingen.
Status: in het publiek-private samenwerkingsproject TTP.Nl is een schema opgesteld op basis waarvan Certification Service Providers kunnen worden gecertificeerd.
• Vertrouwen en betrouwbaarheid. De EC zal voor eind 2003, samen met de particuliere sector, consumentenorganisaties en de lidstaten, de mogelijkheden bestuderen om een heel Europa omvattend online geschillenbeslechtingssysteem tot stand te brengen. Ook zal de EC steun verlenen aan de totstandkoming van een online informatiesysteem over juridische kwesties.
Status: vooruitlopend op de resultaten van het Europese traject is er in Nederland een informatieportaal voor alternatieve geschillenbeslechting gecreëerd (www.geschillenbeslechting.nl). De overheid onderneemt momenteel geen verdere acties zolang er geen marktinitiatieven zijn voor het creëren van online mechanismen voor geschillenbeslechting.
• e-vaardigheden. De EC zal voor eind 2003 in nauwe samenwerking met de lidstaten een analyse publiceren van aanbod en vraag inzake e-vaardigheden in Europa.
Status: in maart 2003 is het Europese eSkills Forum opgericht. Het is bezig om vraag- en aanbodkanten van e-vaardigheden in beeld te brengen en richt zich daarbij op de internationale aspecten (m.n. immigratie en outsourcing). Begin 2004 presenteert het Forum zijn bevindingen en aanbevelingen.
• Herscholing met het oog op de informatiemaatschappij. Voor eind 2003 dienen de lidstaten, waarnodig met hulp van de structuurfondsen en met steun van de EC, maatregelen te nemen om volwassen de essentiële vaardigheden bij te brengen die zij nodig hebben in de informatiemaatschappij.
Status: in juni 2003 heeft de EC een werkdocument opgesteld. Daarnaast heeft de e-Learning Industry Group met steun van de EC acties voorgesteld voor e-Learning in het MKB1.
2.3. Van Europa naar Nederland
Uit het voorgaande blijkt dat de Europese ICT-agenda omvangrijk is en veel aandacht en inzet vraagt. De volgende hoofdstukken geven aan hoe dit binnen Nederland zal worden opgepakt in de komende jaren en welke activiteiten zullen worden ondernomen. Het gaat dan enerzijds om activiteiten die voortvloeien uit de Europese agenda, maar ook worden activiteiten benoemd die inspelen op specifiek Nederlandse knelpunten.
3. DE NEDERLANDSE ICT-AGENDA: BETERE BENUTTING EN VERSTERKING VAN DE BASIS
3.1. Een betere benutting van ICT
3.1.1. Benutting door het bedrijfsleven
Doel:
Het realiseren van productiviteitsgroei en concurrentiekracht door integratie van ICT-toepassingen in de totale bedrijfsvoering en toename van het aantal vroege toepassers van geavanceerde ICT-toepassingen. Vooral bij het MKB valt hier nog een forse slag te maken.
Te bereiken door:
a. Het programma Nederland Gaat Digitaal (NGD) meer te richten op het totaalconcept van e-business.
b. Vergroting van het aantal vroege toepassers van geavanceerde ICT-toepassingen binnen het MKB.
Relatie met de Europese agenda:
De nieuwe focus van het programma NGD moet leiden tot het creëren van een dynamisch e-business omgeving hetgeen één van de hoofddoelstellingen is van het Actieplan eEurope 2005.
• Bijstelling programma Nederland Gaat Digitaal: focus op e-business. Veel bedrijven hebben de eerste stappen op het gebied van elektronisch zakendoen gezet. De aandacht moet nu verschuiven naar de integratie van ICT in het gehele interne en externe bedrijfsproces (e-business), opdat concurrentievermogen en productiviteitsgroei worden vergroot. Slechts een klein deel van MKB heeft dit stadium bereikt en daardoor blijven kansen liggen. Om hier verandering in aan te brengen wordt het programma NGD verbreed en verdiept in de richting van e-business.
• Vergroting aantal vroege toepassers. ICT kan en moet door het bedrijfsleven ook worden ingezet om te komen tot nieuwe, innovatieve producten en diensten. Hierbij kan worden voortgebouwd op de toekomstvisies die in het kader van het actieplan Concurreren met ICT-Competenties (CIC) zijn geformuleerd en die onder meer hebben geleid tot een aantal doorbraakprojecten waarbij nieuwe ICT-concepten zijn ontwikkeld. Die concepten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de «performance» van ondernemingen. Het vergroten van het draagvlak voor de toekomstvisies is dan ook een belangrijke uitdaging. Het gaat daarbij vooral om verbreding naar het innovatieve MKB teneinde het aantal vroege toepassers te vergroten en te komen tot een betere benutting van de mogelijkheden van ICT. Dit wordt opgepakt met een specifiek CIC-uitstralingsprogramma, dat zich richt op het vooroplopende MKB. Verder zal in het kader van het uitstralingsprogramma aandacht worden besteed aan het vergroten van de groep technologievolgende bedrijven, die met ICT-toepassingen de effectiviteit van hun bedrijfsvoering kunnen verbeteren en productiviteitswinst kunnen realiseren.
In het voorjaar van 2004 worden de beleidsvoornemens op het gebied van ICT-kennis en -innovatie gepresenteerd, waarin de hierboven geschetste hoofdlijnen van het CIC-uitstralingsprogramma nader worden uitgewerkt.
3.1.2. Benutting in de (semi-)publieke sector
Doel:
Modernisering van de overheid en de aanpak van grote maatschappelijke vraagstukken door een combinatie van nieuwe manieren van werken en organisatie, deregulering en betere benutting van ICT. Waar mogelijk draagt deze betere benutting tevens bij aan de ontwikkeling van (nieuwe) communicatie-infrastructuren, open standaarden, betere marktwerking en andere doelstellingen van het ICT-beleid.
Te bereiken door:
a. Modernisering van de overheid door de introductie van het principe van eenmalige gegevensverstrekking, het treffen van voorzieningen voor veilige communicatie met de overheid en het creëren van één virtueel loket voor overheidsinformatie.
b. Vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten door het doorlichten van ketens op de mogelijkheden om met ICT het functioneren te verbeteren.
Relatie met de Europese agenda:
Doel van Actieplan eEurope 2005 is dat Europa beschikt over moderne online overheidsdiensten (e-overheid, e-leren, e-gezondheidszorg).
• Eenmalige gegevensverstrekking. Om de kwaliteit van de overheidsdienstverlening te verbeteren is onder meer het Programma Andere Overheid gestart. Meer en beter gebruik van ICT vormt daarbij een belangrijk instrument om te komen tot klantgericht werken en bundeling van diensten en producten in één virtueel loket. De overheidsdienstverlening zal steeds vaker verlopen via een elektronisch loket dat 24 uur per dag en zeven dagen per week, thuis of onderweg, open en bereikbaar is. In lijn met de eEurope doelstelling streeft het kabinet er naar dat in 2007 65% van de publieke dienstverlening plaats kan vinden via internet. Het voornemen van het kabinet om de administratieve lasten voor burgers en bedrijven met 25% te verminderen, vormt een extra prikkel om deze doelstelling te realiseren. Een belangrijk speerpunt daarbij is de invoering van het principe van eenmalige gegevensverstrekking. Dat betekent dat van burgers en bedrijven bepaalde gegevens niet meer (mogen) worden gevraagd als die al beschikbaar zijn binnen de overheid. Dit uiteraard met in achtneming van de Wet Bescherming Persoonsgegevens. Om dit te realiseren zullen er binnen de gehele openbare sector verplichtende afspraken worden gemaakt. Dit zal voor de basisgegevens over personen, bedrijven, gebouwen, vastgoed, adressen en geografische basiskaarten worden geregeld door de aanwijzing van verplicht te gebruiken basisregisters, waarvoor uiterlijk 2007 wetgeving zal zijn ingediend bij de Tweede Kamer1. Eenmalige gegevensverstrekking zal tevens gelden voor een nog aan te wijzen lijst van andere gegevensbestanden. Voornemen is om een en ander op korte termijn nader uit te werken in concrete acties en stappenplannen. Zo zullen bijvoorbeeld de mogelijkheden van een gegevenswoordenboek worden onderzocht.
Daarnaast wordt het programma ICT en Administratieve Lasten voortgezet, dat tot doel heeft om met de inzet van ICT de administratieve lasten voor bedrijven te verminderen. In dit verband wordt onder meer gewerkt aan de realisatie van de authentieke registratie voor bedrijven (basisbedrijvenregister) en aan de stroomlijning van aanleveringsprocessen van gegevens (overheidstransactiepoort, bedrijvenloket).
• Veilig elektronisch verkeer tussen overheid en burgers of bedrijven. In 2004 wordt een authenticatievoorziening ingericht die overheidsbreed ter beschikking komt en de opmaat vormt naar een volwaardige infrastructuur voor elektronische beveiliging en identificatie. Deze voorziening is een eerste aanzet voor een volwaardige infrastructuur voor elektronische beveiliging en identificatie waarvan een burgerservicenummer, een elektronische handtekening en een zogenaamde Public Key Infrastructure ook deel uitmaken. In lijn hiermee streeft het kabinet er naar zoveel mogelijk nog in deze kabinetsperiode een elektronische identiteitskaart te introduceren. Dit vergt uiteraard een grondige voorbereiding met een praktijkproef. Mede met het oog op effectieve fraudebestrijding zal het gebruik van persoonsnummers binnen de overheid zodanig worden gestroomlijnd dat er in 2007 sprake is van een sluitend stelsel van persoonsnummers. Een onderdeel van dit stelsel is het beoogde Zorg Identificatie Nummer waarvoor nog in 2004 wetgeving bij de Tweede Kamer wordt ingediend.
• Gebruik van open standaarden. Er wordt een architectuur voor de elektronische overheid opgesteld, waarbij de aansluiting wordt gezocht met het interoperabiliteitskader dat de EC ontwikkelt voor pan-Europese elektronische overheidsdiensten. Speerpunt daarbij is het vaststellen van een beperkte set (open) standaarden om de elektronische communicatie met en tussen overheidsorganisaties probleemloos te laten verlopen. Daarbij wordt aangesloten bij hetgeen in de markt voorhanden is, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het programma Open Standaarden en Open Source Software (OSOSS).
• Toegankelijke overheid. Om burgers en bedrijven snel en efficiënt de weg te wijzen naar overheidsinformatie,diensten en -organisaties, wordt er voor www.overheid.nl en andere overheidsportals een zoekmachine ontwikkeld. Het streven is dat in navolging van alle wet- en regelgeving, in 2007 alle overheidsbesluiten waarvan bekendmaking wettelijk is voorgeschreven, ook via internet toegankelijk zijn.
• De mede-overheden. Met gemeenten en provincies worden afspraken gemaakt over de te bereiken doelen. Het realiseren hiervan wordt ondersteund door gezamenlijke programma's zoals het programma Elektronische Gemeente (eGem) en het Programma Elektronische Provincies (PEP).
Vermindering maatschappelijk gevoelde knelpunten
• e-Leren en e-gezondheidszorg. Op de terreinen zorg en onderwijs wordt mede in het licht van de speerpunten van het kabinet, aangesloten bij de maatregelen die zijn voorgesteld in het eEurope actieplan. Voor het onderwijs wordt onderzocht op welke wijze de inzet van ICT een bijdrage kan leveren aan het lerarentekort in het onderwijs. Ook wordt er van uitgegaan dat ICT-rijk onderwijs meer aanspreekt bij jongeren waardoor de aantrekkelijkheid van het onderwijs toeneemt en het voortijdig schoolverlaten wordt teruggedrongen. In het project Kenniswijk worden «best practices» met nieuwe breedbandige ICT-infrastructuur ontwikkeld. Hiermee worden nieuwe werkverbanden en nieuwe oplossingen mogelijk gemaakt en worden de betekenis en de impact verkend van deze nieuwe communicatie-infrastructuur voor terreinen als gezondheidszorg en onderwijs.
• Aanpakken maatschappelijke vraagstukken. De Ministeries van BZK en EZ zullen gezamenlijk een aantal ketens doorlichten op de mogelijkheden om de effectiviteit en efficiëntie te verbeteren door de gerichte toepassing van ICT (ICT kanskaarten). De verantwoordelijkheid voor het oplossen van de in het regeerakkoord bedoelde maatschappelijke vraagstukken ligt en blijft bij het betreffende vakdepartement en hun (maatschappelijke) partners1, maar redenerend vanuit actuele maatschappelijk opgaven wordt samen met betrokken organisaties in de keten, de concrete toegevoegde waarde van ICT geformuleerd en getest met het doel publieke prestaties te verbeteren. Hierbij wordt continu de link gelegd met het overige ICT-beleid, te weten communicatie-infrastructuren, kennis, veiligheid, standaardisatie, etc. Reeds gestarte programma's voor versnelde implementatie van ICT-toepassingen, waaronder «Mobiel Betalen» en «ICT in steden», worden voortgezet. Tevens wordt voortgebouwd op het Actieprogramma Breedband dat mede tot doel heeft om breedband in de «core business» van scholen, ziekenhuizen, musea en andere (semi-)publieke instellingen te integreren.
3.1.3. De burger in de netwerk- en kennissamenleving
Doel:
Burgers kunnen de nieuwe mogelijkheden die ICT biedt voor ontplooiing en participatie in de kennissamenleving, optimaal benutten. Op (goed toegankelijke) digitale netwerken beschikken zij over betrouwbare informatie en een pluriform en kwalitatief aantrekkelijk aanbod.
Te bereiken door:
Het stimuleren van marktpartijen, maatschappelijke sectoren en de onderzoekswereld om content voor digitale netwerken te ontwikkelen en te ontsluiten. Daarbij wordt er vooral naar gestreefd om informatie te ontsluiten die niet door de markt wordt geëxploiteerd, maar die wel maatschappelijke waarde heeft voor de burger. Instellingen die dergelijke informatie beheren worden gestimuleerd hun bronnen digitaal toegankelijk te maken2.
Relatie met de Europese agenda:
Doelstelling van het Actieplan eEurope 2005 is een informatiemaatschappij voor iedereen. Specifiek op burgers gerichte acties leveren daaraan een bijdrage.
• Ontsluiting van informatie uit erfgoed en andere collecties. Digitale netwerken en in het bijzonder internet, bieden burgers een uitgelezen mogelijkheid om snel en laagdrempelig informatie te vinden en te verspreiden. De overheid zal digitale ontsluiting van informatie uit erfgoed en andere collecties met een maatschappelijk belang stimuleren.
• Burger- en vrijwilligersinitiatieven op internet. De overheid wil mogelijkheden creëren om burger- en vrijwilligersinitiatieven op internet op het gebied van meningsvorming, informatievoorziening en maatschappelijk debat te ondersteunen. Hiervoor is in 2002 de tijdelijke stimuleringsregeling Digitale Pioniers gestart, deze loopt door tot juni 2005. Om de kennisuitwisseling tussen maatschappelijke burger- en vrijwilligersinitiatieven die innovatieve toepassingen en diensten op internet ontwikkelen, te bevorderen, ondersteunt de overheid daarnaast de oprichting van het Domein voor Innovatieve Software en Content (DISC).
• Verrijking van het aanbod. Versterking en uitbouwen van een pluriform en kwalitatief aantrekkelijk aanbod wordt gestimuleerd door meer samenwerking tussen instellingen en tussen verschillende beleidsterreinen te bevorderen.1 Doorverwijzing tussen en koppeling van sites kunnen bijdragen aan verrijking van het aanbod. Er wordt in toenemende mate aandacht gevraagd voor auteursrechten in het digitale domein. Duidelijkheid en goede afspraken over auteursrechten tussen producenten en gebruikers zijn van toenemend belang.
• Stimuleren van content. Het stimuleren van content kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling en uitrol van digitale breedbandige netwerken. Instellingen op het gebied van media en cultuur beschikken over veel basismateriaal om breedbandige content te maken en diensten te ontwikkelen.2 Zij doen dit niet alleen zelf, maar kunnen ook bouwstenen bieden aan marktpartijen, bijvoorbeeld door het aanbieden van digitale erfgoedbronnen aan educatieve uitgevers. Samenwerking tussen bedrijfsleven, creatieve industrieën, wetenschap en onderwijs biedt hier duidelijk meerwaarde. Bij de ontwikkeling van content gaat het om de keten. Van aanbieder/producent tot gebruiker. In het kader van «leren met ICT» zal de keten van content voor onderwijs worden versterkt, zodat leerlingen en docenten beter gebruik kunnen maken van de mogelijkheden die ICT biedt om het nieuwe leren vorm te geven. ICT is een middel dat aanzet tot een aantrekkelijker en effectiever leerproces, waarbij de creativiteit van lerenden en docenten wordt vergroot.
3.2. Versterking van de ICT-basis
3.2.1. Communicatie-infrastructuren
Doel:
Nederland profiteert optimaal van haar goede uitgangspositie op het gebied van communicatie-infrastructuren en bouwt deze positie verder uit.
Te bereiken door:
a. Het creëren van basisvoorwaarden voor «publieke belangen», onder andere in de wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van Europese richtlijnen. Uitgangspunt is goede marktordening.
b. Het stimuleren, faciliteren en reguleren van de uitrol van innovatieve communicatie-infrastructuren, onder andere door de uitvoering van het Actieprogramma Breedband, een kabelbrief, een standpunt t.a.v. de verhandelbaarheid van UMTS-frequenties en plannen met betrekking tot digitalisering van de ether.
Relatie met de Europese agenda:
De basisvoorwaarden voor «publieke belangen» worden voor een belangrijk deel bepaald door de Europese weten regelgeving. Doel van het Actieplan eEurope 2005 is de ruime beschikbaarheid van breedband tegen concurrerende prijzen.
Het creëren van basisvoorwaarden
• Behartigen publieke belangen. Bedrijven in de communicatiesector voelen de druk van de concurrentie om de gunst van de consument. De overheid behartigt daarbij de publieke belangen, zij verdeelt schaarste (waar aanwezig) en houdt de belangen van afnemers en gebruikers in het oog. De overheid komt met een beleidsvoorstel rondom faillissementen rond vitale infrastructuren. Met het wetsvoorstel«Toegang tot de kabel» en de implementatie van het Europese ONP-kader in de Telecommunicatiewet, worden de spelregels en randvoorwaarden in hoofdlijnen goed neergezet. Het stelsel is technologie- en netwerkonafhankelijk, waardoor ontwikkelingen als digitalisering en convergentie van netwerken zonder aanpassing van de hoofdlijnen van de regelgeving ongestoord plaats kunnen vinden.
• Toezicht. Ter implementatie van Europese richtlijnen zal de Telecommunicatiewet worden gewijzigd. De bevoegdheden en het instrumentarium van de OPTA worden geactualiseerd. Voor effectiever toezicht op de markt worden in 2004 de mogelijkheden van samenwerking met de NMa verkend. Er wordt onderzoek verricht naar kwaliteitsaspecten rond de universele dienst van het vaste telefonienetwerk. Ook wordt bezien of klachtenafhandeling in de sector goed functioneert. De sector moet transparant handelen. Het kabinet streeft ernaar hierover begin 2004 een principe-besluit te nemen.
Ruimte voor innovatieve communicatie-infrastructuren
• Betere toegang tot internet. Het doel is dat burgers en bedrijven nog in deze kabinetsperiode substantieel betere toegang krijgen tot internet en de daarover geleverde diensten, dan thans mogelijk is. Daartoe wordt gewerkt aan een aantal nauw verbonden beleidslijnen gericht op het stimuleren, faciliteren en reguleren van de uitrol van nieuwe communicatie-infrastructuren, en om het gebruik daarvan te optimaliseren. Zo is er in het kabelbeleid blijvend aandacht voor vraagstukken rond o.a. de overgang van analoge naar digitale doorgifte, auteursrechtenproblematiek en tarifering. Ook wil de overheid de ruimte vergroten om te experimenteren met nieuwe technieken, opdat kansrijke nieuwe technieken eerst beproefd kunnen worden alvorens definitieve keuzes voor marktintroductie worden gemaakt. Verder wordt het Actieprogramma Breedband uitgevoerd.
• Breedbandnota. Voor de verdere ontwikkeling van breedband, is er bij de markt en overheden behoefte aan nadere richting en regie. Binnenkort zal het Ministerie van EZ een breedbandnota uitbrengen. Daarin worden de ambitie en doelstellingen met betrekking tot breedbandinfrastructuur en diensten verwoord in het besef dat de ontwikkeling vooral gebeurt door de markt. Centraal staat de vraag welke vorm de regierol van de overheid krijgt, hoe de overheid haar stimuleringsbeleid vorm geeft en welke consequenties dit heeft, zowel in financiële zin als in termen van politiek commitment.1
• Frequentiebeleid. De overheid evalueert het nationale frequentiebeleid en stelt een nieuwe nota frequentiebeleid op, gericht op o.a. flexibilisering en efficiënt gebruik van de ether2, vereenvoudiging van allocatie van spectrumruimte en een kader voor verhandelbaarheid van frequenties. Dit vanuit de notie dat de overheid een kerntaak heeft ten aanzien van de ether als het gaat om het ordenen en verdelen van in principe schaarse ruimte en dat mobiele netwerken een essentiële aanvulling zijn op vaste netwerken.
• De overgang naar digitaal. Ter invulling van de eEurope mededeling om de overgang naar digitale televisie te versnellen heeft de overheid in 2003 de Europese Commissie geïnformeerd over haar ambities en concept-plannen op hoofdlijnen, met betrekking tot de afschakeling van aardse analoge televisie. Het is de bedoeling om een nationaal platform op te richten met alle relevante marktpartijen.
3.2.2. ICT-kennis en -innovatie
Doel:
Versterking van de ICT-kennisbasis en betere benutting van de daar ontwikkelde kennis leidt tot brede toepassing van geavanceerde ICT-concepten waarmee innovatie en productiviteitsgroei worden gerealiseerd en maatschappelijke problemen aangepakt.
Te bereiken door:
a. Versterking van de Nederlandse ICT-kennispositie en deze te laten leiden tot concrete ICT-producten endiensten in belangrijke toepassingsgebieden.
b. Nederland internationaal te positioneren als ICT-kennisland (aantrekkelijke R&D-partner en vestigingsland).
Relatie met de Europese agenda:
ICT-kennis en -innovatie spelen een belangrijke rol bij het realiseren van de Lissabon-ambitie.
Versterken en benutten ICT-kennispositie
• ICT sleuteltechnologie. In oktober 2003 presenteerden de Minister en de Staatssecretaris van EZ hun visie op innovatiebeleid1. Het hier geschetste beleid op het terrein van ICT-kennis en -innovatie is de specifieke invulling van deze visie voor de sleuteltechnologie ICT. In november 2003 bracht de Minister van OCW het Wetenschapsbudget 2004 uit waarin de versterking van het ICT-onderzoek tot een nationale prioriteit is verklaard2.
• Versterking van de onderzoeksbasis en een betere benutting daarvan. Met de honorering van de Bsik-projecten wordt de komende jaren op deelgebieden een goed kennisfundament gelegd. Mede om tussen deze projecten maximale synergie te bewerkstelligen en ze goed ingebed te houden in de kennisketen wordt een Regie-orgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie ingesteld. Dat krijgt – voorzien van een stevig mandaat – als hoofdtaak eenheid en consistentie te verzekeren bij de stimulering en programmering van het ICT-onderzoek. Het moet bovendien dat onderzoek waar mogelijk versterken en zwaartepuntvorming bewerkstelligen die recht doet aan excellentie en grensverleggend onderzoek en anderzijds aan strategische belangen en maatschappelijke en economische urgenties. Zo zal het er op moeten toezien dat het onderzoek zich richt op geavanceerde ICT-concepten die een wezenlijke bijdrage leveren aan productiviteitsgroei en vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten. Om dat te bereiken zullen koppelingen worden gelegd tussen de diverse onderzoeksdomeinen en een aantal belangrijke toepassingsgebieden. De ICT-aanbodzijde zal hierbij worden betrokken om de opgebouwde kennis te verzilveren in de vorm van concrete producten en diensten.
• Aanhaken bij internationaal vooraanstaand ICT-onderzoek. Nederland moet zich een goede positie verwerven in o.a. de ERA om aan te kunnen haken bij internationaal vooraanstaand ICT-onderzoek. ICT is binnen de ERA één van de onderzoeksprioriteiten en daaraan wordt invulling gegeven met het IST-programma dat onderdeel is van het Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie. Doelstelling is dan ook een goede Nederlandse deelname aan het IST-programma.
Ook binnen Eureka is ICT een prioritair onderwerp. Doelstelling is om ook hier de Nederlandse deelname te bevorderen.
• Nederland als aantrekkelijke R&D-partner en vestigingsland. Nederland moet gepositioneerd worden als een aantrekkelijke partner voor internationale R&D-samenwerking en als aantrekkelijk vestigingsland voor ICT-bedrijven en -kenniswerkers. Internationaal is er sprake van forse beleidsconcurrentie. O.a. vanuit Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk waar miljarden in ICT-kennisopbouw worden geïnvesteerd. Daar moeten we op een «slimme manier» tegenwicht aan bieden.
In het voorjaar van 2004 worden de nadere beleidsvoornemens op het gebied van ICT-kennis eninnovatie gepresenteerd, waarin de hierboven geschetste hoofdlijnen worden uitgewerkt en geconcretiseerd. Dit mede op basis van een internationaal vergelijkende sterke-zwakte analyse van de Nederlandse ICT-kennispositie.
Doel:
Gebruikers hebben voldoende vertrouwen in ICT en voldoende deskundigheid om ermee om te gaan. De communicatie-infrastructuren werken ongestoord, privacy wordt beschermd en cybercrime wordt voorkomen en bestreden. Daarnaast worden leerlingen en studenten door de inzet van ICT in het onderwijs en het leren voorbereid op de arbeidsmarkt van morgen.
Te bereiken door:
a. Een veiligheidsbeleid dat is gedifferentieerd naar «vitale» en «minder vitale» domeinen, met een scherpe(re) afbakening van publieke belangen.
b. Blijvende aandacht in het onderwijs voor het bijbrengen van ICT-vaardigheden.
Relatie met de Europese agenda:
Eén van de doelen van het Actieplan eEurope 2005 is een veilige informatie-infrastructuur, terwijl een ander doel het creëren van voldoende vertrouwen is (vooral ten behoeve van de verdere ontwikkeling van e-business). Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor ICT-vaardigheden.
• Verstoringen in netwerken voorkomen. Veiligheid en vertrouwen in de werking en continuïteit van communicatie-netwerken en ICT-toepassingen zijn essentieel om maximaal rendement uit ICT te halen en de beoogde betere benutting te realiseren. Incidenten zijn van alle tijden, maar door de steeds grotere verwevenheid van netwerken (internet) nemen de schaalgrootte en het aantal getroffenen toe. Dit kan leiden tot afnemend vertrouwen. De overheid zal daarom samen met netwerkaanbieders bezien hoe ernstige verstoringen in het netwerk kunnen worden voorkomen en zo nodig zo snel mogelijk kunnen worden hersteld.
• Betrouwbaarheid «vitale» ICT-diensten. De gedachte is gemeengoed geworden dat markt en overheid gezamenlijk de betrouwbaarheid van «vitale» ICT-diensten moet garanderen. Het veiligheidsbeleid wordt gedifferentieerd naar «vitale» en «minder vitale» domeinen1, met een scherpe afbakening van publieke belangen. De overheid zal de randvoorwaarden scheppen opdat gebruikers en dienstverleners hun eigen verantwoordelijkheid kunnen oppakken om eigen systemen te beschermen. Echter, in die gevallen waar niet verwacht kan worden dat veiligheidsrisico's met grote (potentiële) maatschappelijke schade door de markt adequaat kunnen worden opgepakt, zal de overheid dat doen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de ongestoorde werking van de communicatie-infrastructuur. Met landelijke aanbieders worden afspraken gemaakt over uitbreiding van NACOTEL. Verder zal in het kader van het actieplan terrorismebestrijding worden bepaald of aanvullende maatregelen nodig zijn voor de bescherming van vitale delen van de communicatie-infrastructuur.
• Bewustwording gebruikers. Er wordt verder gegaan met de bewustmaking van gebruikers over het nut van veilig gebruik van internet, het stimuleren van de beschikbaarheid van beveiligingsproducten en best practices en het informeren van gebruikers over actuele dreigingen via de Internet waarschuwingsdienst.
• Bescherming gebruikers. Andere activiteiten liggen op het vlak van de auteursrechten met betrekking tot ICT-gebruik en de bestrijding van spam. Er is een informatieportaal voor alternatieve geschillenbeslechting gecreëerd waarmee wordt vooruitgelopen op de eEurope maatregel om te komen tot een heel Europa omvattend online geschillenbeslechtingssysteem. In december 2003 hebben de Ministeries van OCW, Justitie en Economische Zaken gezamenlijk een brief naar de Tweede kamer gezonden over de auteurs- en nabuursrechtelijke aspecten van digitale radio en televisie. De algemene conclusie van deze brief luidt dat er thans geen directe noodzaak is tot wettelijk ingrijpen, maar dat er wel gewerkt kan worden aan praktische oplossingen om nieuwe technologische ontwikkelingen te stimuleren.
• Cybercrime. Aandacht wordt besteed aan het voorkomen en bestrijden van cybercrime. Aangifte van cybercriminaliteit zal laagdrempeliger worden gemaakt, er komt voorlichting aan potentiële daders en de aftapwetgeving wordt geëvalueerd.
• ICT in het onderwijs. Naast blijvende aandacht voor het bijbrengen van ICT-vaardigheden, wordt de nota «Leren met ICT»1 uitgevoerd. Dit betekent dat er een verschuiving plaats zal vinden van ICT-beleid naar onderwijsbeleid. ICT wordt in het onderwijs gebruikt om het leerproces en de schoolorganisatie efficiënter en effectiever in te richten. Daarmee worden leerlingen en studenten op een natuurlijke manier vertrouwd gemaakt met ICT en maken zij zich de voor de arbeidsmarkt en maatschappij van morgen noodzakelijke ICT-vaardigheden eigen. Aparte aandacht is nodig voor de professionalisering van docenten. Hun ICT-vaardigheden blijken op niveau te zijn, maar veel docenten moeten nog de stap maken naar didactisch ICT-gebruik. Het streven is niet dat elke docent van elke school alles kan, maar dat de docenten samen wel voldoende kunnen.
• ICT-vaardige beroepsbevolking. Ten behoeve van bepaalde categorieën van de beroepsbevolking die niet of onvoldoende over ICT-vaardigheden beschikken is een inhaalslag nodig. In bijzonder kan daarbij gedacht worden aan werklozen en het daarop betrekking hebbende arbeidsmarkt beleid.
Voor de scholing van werklozen in het kader van hun reïntegratie zijn uitvoeringsinstanties verantwoordelijk. Het arbeidsmarkt- en reïntegratiebeleid van bijstandsgerechtigden en niet-uitkeringsontvangers is gedecentraliseerd naar gemeenten. Instrumenten zullen al naar gelang de behoefte van individuen en het inzicht van gemeenten, op dat niveau moeten worden ingezet. In het kader van de sluitende aanpak, is het UWV verantwoordelijk voor reïntegratietrajecten van werklozen en arbeidsongeschikten. Vanuit het Rijk is wel op kleine schaal bijgedragen aan de opzet van pilots die de training van werklozen in ICT-vaardigheden moeten bevorderen. Deze pilots zijn opgezet in de verwachting dat uitvoeringsinstanties deze taak structureel oppakken in samenwerking met andere relevante (markt)partijen. Het is daarom wel van belang dat uitvoeringsinstanties in hun monitoring van de uitvoering, het aspect «ICT-vaardigheden» meenemen. Indien nodig zullen naar wegen moeten worden gezocht om de aansluiting met de arbeidsmarkt te verbeteren.
In het voorgaande heeft het kabinet aangegeven wat zijn ambitie op het gebied van ICT is in de kenniseconomie en netwerksamenleving, hoe het zijn rol daarbij ziet en op welke wijze het daaraan de komende periode invulling wil geven (de ICT-agenda). Dat alles in het besef dat de wereld om ons, zeker op ICT-gebied, nog volop in beweging is. Terwijl de huidige agenda is opgesteld doemen er al weer nieuwe vraagstukken op die voor een deel reeds nu, maar zeker binnen afzienbare termijn de aandacht van de overheid vragen en de agenda zeker beïnvloeden.
ICT-vraagstukken op de langere termijn
• Transitievraagstukken:
– Is de toekomstsituatie met betrekking tot communicatie-infrastructuren concurrentie tussen infrastructuren of gaan we naar een situatie van concurrentie op infrastructuren? Is er sprake van een dominant netwerk, en wie is/zijn dan de beheerders van dat (die) netwerk(en)?
– Nieuwe «control-points» in de netwerken; nieuwe marktpartijen, het ontstaan van nieuwe waardeketens en de ontwikkeling van nieuwe technologieën, zorgen ervoor dat de bestaande control-points in netwerken wijzigen (zowel technologisch als economisch). Welke effecten en gevolgen heeft dit voor de bestaande wet- en regelgeving, voor marktordening en consumentenbescherming?
• ICT-skills: is er voor Nederland een bepaald type ICT-deskundigheid dat nu nog ontbreekt of onvoldoende aanwezig is, vereist om de gestelde ambities te kunnen realiseren?
• Moet Nederland zich op ICT-gebied specialiseren, bijvoorbeeld daar waar het gaat om kennisontwikkeling of om het bevorderen van bepaalde toepassingen? Moet de overheid hier keuzes maken of zal de markt dit zelf bepalen?
• Is generiek vestigingsbeleid voldoende om ICT-producten/diensten aan te trekken, of vergen ICT-bedrijven specifieke accenten/voorwaarden?
• De taakafbakening tussen de centrale overheid en decentrale overheden; welke rol hebben decentrale overheden bijvoorbeeld bij de uitrol van nieuwe communicatienetwerken?
• Nieuwe handhavingsvragen dienen zich steeds weer aan en roepen de vraag op of de huidige afspraken voldoende zijn om het vertrouwen in de informatiemaatschappij op peil te houden?
• De toenemende aandacht voor open standaarden en open source software roept de vraag op: wat is de rol van de overheid bij de verdere ontwikkeling van de softwaremarkt (in Nederland)?
Dit geeft ook meteen het karakter van de ICT-agenda weer, deze zal continu actueel en scherp moeten worden gehouden wil de ambitie «Nederland gaat aantoonbaar beter presteren met ICT» ook gerealiseerd worden.
Daarnaast is het uiteraard ook noodzakelijk om op enig moment te kunnen bepalen of de ambitie ook realiteit wordt. Om dat te kunnen bepalen moet er worden gemeten. Dit zal zowel op Europees niveau gebeuren in het kader van actieplan eEurope 2005, als op nationaal niveau. Eén van de doelen daarbij is een beter inzicht te krijgen in hetgeen de inzet van ICT daadwerkelijk oplevert in termen van economische groei, arbeidsproductiviteit en vermindering van maatschappelijk gevoelde knelpunten. Dit zal samen met het CBS en het CPB nader worden uitgewerkt.
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
E-business en MKB: stimuleren dat het MKB beter voorbereid de stap kan maken naar e-business | • 2004: verbreden en verdiepen NGD-programma in de richting van het integrale concept van e-business. • Analyse van internationale beleids-best-practices, met name op het gebied van meetbare doelstellingen en indicatoren, hetgeen op dit moment een groot knelpunt is in alle EU-landen. • Bevorderen van transparantie op de markt van ICT-aanbieders. Bijvoorbeeld door het Syntens programma DigiKringen, waarin ICT-aanbieders bij elkaar worden gebracht om op een kwalitatief hoog niveau in te spelen op vragen uit het MKB. Bij positieve evaluatie wordt het programma DigiKringen in 2004 voortgezet. | EZ |
Open source software: realiseren van betere (interoperabele) softwaresystemen, die niet leveranciersgebonden zijn. | • 2004–2005: continuering bewustwordingsprogramma Open Aanbod Software Expertise (OASE) door Syntens met o.a. open source software pilots in 10 branches. | EZ |
Vergroting aandeel vroege toepassers van geavanceerde ICT-oplossingen binnen het MKB | • 2004: opstarten uitstralingsprogramma CIC voor het innovatieve MKB in belangrijke toepassingsdomeinen. • Stimuleren van vraagarticulatie in het MKB. | EZ |
A.2. De inzet van ICT in het (semi-)publieke domein
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
De overheid haalt optimaal rendement uit ICT om het functioneren van het publieke en maatschappelijke domein te verbeteren. | • 2004–2007: ketendoorlichting d.m.v. ICT kanskaarten. | BZK/EZ i.s.m. anderen |
• 2004–2006: ICT in gezondheidszorg: het in 2002 opgerichte NICTIZ werkt eraan om in 2006 een landelijk dekkend medicatiedossier te realiseren. In 2004 moet een voorloper in enkele regio's in gebruik zijn. Wetgeving is in voorbereiding voor zowel de invoering van een Zorg Identificatie Nummer (ZIN) voor iedere Nederlander als voor een veilige wijze van informatie-uitwisseling. Voor iedere in Nederland werkende zorgverlener wordt het Unieke Zorgverleners Identificatienummer (UZI) ontwikkeld. Het ZIN- en UZI-register moeten in 2004 gereed zijn. | VWS | |
• ICT in verkeer en vervoer: opzetten demonstratieprojecten ICT in steden (betere stedelijke bereikbaarheid) en ICT in havens (betere concurrentiekracht van havens), uitvoeren convenant tussen EZ en V&W. | V&W/EZ | |
• ICT in onderwijs: opzetten demonstratieprojecten met breedbanddiensten en inventariseren best practices en kansen. | OCW | |
• Publieke dienstverlening via mobiele media: realiseren van een samenwerkingsovereenkomst tussen overheidsinstanties (o.a. ICTU) voor nieuwe locatiegebonden mobiele diensten zoals calamiteitenberichten en verkeersinformatie. | EZ | |
• Toezicht en handhaving: ontwikkelen toezichtverwijsfunctie voor burgers, onderzoek naar beter gegevensbeheer van inspecties en publicatie van vergunning- en inspectiegegevens op internet. | BZK | |
Betere publieke dienstverlening en beter presterende overheid met gebruik van ICT (Rijk, gemeenten, provincies) | • 2004–2007: uitvoering Programma Andere Overheid o.a.: – 65% van de totale publieke dienstverlening elektronisch uitvoerbaar in 2006; – realisatie 6 basisregistraties (incl. wetgeving over verplicht gebruik); aanwijzing andere «voorkeursbestanden» en vaststellen gegevenswoordenboeken voor overheidsregistraties; – realisatie gemeenschappelijke authenticatievoorziening (eOTV) met doorgroei naar volwaardige PKI en de introductie van het hiermee samenhangende Burger Service Nummer; – uitvoering van de interbestuurlijke programma's eGem en Elektronische Provincies (PEP). Flankerend hieraan zijn: – 2004: voortzetting van het project Superpilots (vanaf 2005 opbrengstbeheer en kennisverspreiding via eGem); – het kennis- en communicatiecentrum ELO. | BZK i.s.m. andere departementen en overheden |
• 2004–2006: uitvoering Programma ICT en Administratieve Lasten: Overheidstransactiepoort, Bedrijvenloket, Basis Bedrijvenregister. | EZ i.s.m. anderen | |
Betere transparantie van de overheid | • Uitvoering Programma Andere Overheid en uitvoering kabinetsstandpunt Toekomst overheidscommunicatie, waaronder: – elektronische officiële publicatie centrale én decentrale overheid; – activiteitenindexen; – elektronische publicatie WOB-verzoeken; – realisatie van een zoekmachine op www.overheid.nl t.b.v. vindbaarheid overheidsinformatie en -diensten. • 2004–2005: implementatie EU-richtlijn en beleidskader exploitatie overheidsinformatie. | BZK, departementen, andere overheden |
Beter functionerende overheid | • 2004–2005: uitvoering programma Open Standaarden en Open Source Software (waaronder motie Vendrik: alle software in publieke sectoren in 2006 gebaseerd op open standaarden). | BZK/EZ |
• 2004–2006: uitvoering van het programma Architectuur. | BZK |
A.3. De burger in de informatiemaatschappij
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
Ontsluiting collecties van erfgoedinstellingen | • 2004–2007: investeren in opbouw en onderhoud van condities voor duurzame digitalisering bij erfgoedinstellingen. | OCW |
• 2004–2007: stimuleren van de kwaliteit van ontsluiting, presentatie en verrijking van erfgoedcollecties bij publieke en non-profit instellingen t.b.v. onderzoek, onderwijs, e-culturele productie en kennisoverdracht. | ||
• Vergroten van het economisch rendement van de digitale dienstverlening bij musea en archieven. | ||
• Kennisoverdracht en samenwerking op Europees niveau («Lund»-afspraken). | ||
• Versterken (internationale) rol van de Koninklijke Bibliotheek op het terrein van digitalisering, duurzame opslag en digitaal depot. | ||
Pluriform contentaanbod voor algemeen publiek en onderwijs | • 2004–2007: stimuleren publieksgerichte ontwikkeling ICT-toepassingen: – stimuleren ontwikkeling nieuwe diensten en toepassingen door publieke omroep en bibliotheken; – stimuleren ontwikkeling vraaggestuurde diensten en toepassingen bij cultuur en media-instellingen; – stimuleren ontwikkeling van rijke toepassingen (breedband) voor onderwijs en algemeen publiek i.s.m. cultuur en media-instellingen. | OCW |
• 2003–2005: activiteiten Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid rond digitalisering en toegankelijkheid collectie. | OCW | |
• Evaluatie eContentprogramma van de Europese Unie. | OCW | |
• 2004–2006: in samenwerking met het veld de mogelijkheden bezien om de informatievoorziening over de gezondheidszorg te verbeteren (portalorganisatie). | VWS | |
Uitbouwen van de digitale infrastructuur voor publieke informatievoorziening via de openbare bibliotheek | • 2004–2007: investering in de doorontwikkeling en evaluatie van de landelijke ICT-voorzieningen van de gezamenlijke openbare bibliotheken (Bibliotheek.nl). • 2004–2007: stimuleren van door ICT gefaciliteerde samenwerking tussen bibliotheken en andere informatie-aanbieders op het gebied van cultuur, welzijn en overheid. | OCW |
Innovatief breedband aanbod | • 2004–2007: bevorderen samenwerking ontwikkelaars en creatieve industrie en bedrijfsleven bij ontwikkelen nieuwe diensten en toepassingen. | |
• 2004: onderzoek naar mogelijkheden creatieve (media/cultuur) bedrijven binnen ICT stimuleringsregelingen. | OCW | |
Burgers en vrijwilligers initiatieven op internet gericht op maatschappelijke vraagstukken | • 2004: voortzetting regeling Digitale Pioniers. De regeling wordt eind 2004 geëvalueerd. • 2004: ondersteunen oprichting DISC (Domein voor Innovatieve Software en Content): – stimuleren non-profit en/of kleinschalige innovatie op internet; – onderzoek naar en ontwikkeling en verspreiding van open source software voor maatschappelijke toepassing; – onderzoek naar alternatieve mogelijkheden voor eigendomsstructuren enrechten in het digitale domein; – verspreiding van kennis en (open source) software onder maatschappelijke en burgerinitiatieven. • Samenwerking met lopende programma's als het Actieprogramma Breedband en OSOSS waar mogelijk (zie elders in deze agenda). | OCW |
B. De agenda voor de ICT-basis
B.1. De communicatie-infrastructuren
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
Duidelijke regels voor bereikbaarheid, betaalbaarheid en beschikbaarheid van communicatie-netwerken1 | • 2004: wijziging van Telecommunicatiewet (inclusief lagere regelgeving) ter implementatie van Europese richtlijnen. • 2004: actualisering bevoegdheden en instrumentarium van OPTA en verkennen mogelijke samenwerking OPTA en NMa, om marktwerking in telecomsector te versterken. • 2004: overige wijziging van de Telecommunicatiewet: alle wijzigingen die niet gerelateerd zijn aan EU-richtlijnen, zoals terugbrengen knelpunten graafrechten en waarborgen consumentenbescherming (transparantie, migratie gemak). • 2004: versnelling rechtsgang in sector voor elektronische communicatienetwerken. • 2005–2008: evaluatie EU-richtlijnen, voorbereiding standpuntbepaling en onderhandelingen over aanpassing richtlijnen bij de volgende EU Electronic Communications Review. | EZ |
Versterking positie gebruikers (bedrijven en consumenten) tegenover aanbieders van informatie- en communicatiediensten | • 2004: overige wijziging van de Telecommunicatiewet om de huidige consumentenbescherming uit te breiden van telefoniediensten naar andere elektronische communicatiediensten. • 2004: samen met OPTA en – waar mogelijk – gebruikersorganisaties: aanvullend maatregelenpakket ter bevordering van transparantie, keuzevrijheid en consumentenbescherming. • 2004: herziening van het systeem van toezicht op het gebruik van nummers voor informatiediensten (0800/090X), waaronder een mogelijkheid voor onafhankelijke geschillenbeslechting. • Waarborgen beschikbaarheid van adequate nummers voor telefonie: continu aanpassen van nummerplannen aan behoeften marktpartijen, met oog voor consumentenbelangen. | EZ |
Keuzevrijheid op de kabel voor consument | • 2004: opstellen kabelvisie met aandacht voor o.a. de overgang van analoge naar digitale doorgifte, auteursrechtenproblematiek, tarifering en consumentenbescherming. | EZ i.s.m. OCW |
Betere coördinatie en overzicht m.b.t. ondergrondse telecommunicatie-infrastructuur | • 2004: wijziging hoofdstuk 5 Telecommunicatiewet om de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels voor openbare elektronische communicatienetwerken beter te regelen. | EZ |
• 2004: voorbereiden van een wettelijke regeling rond verplichte administratie en informatie-uitwisseling over de ligging van kabels en leidingen bij graafwerkzaamheden. | EZ/VROM/BZK | |
Zo min mogelijk klachten over (plaatsing van) antennes | • 2004: follow-up onderzoek naar straling antennes. • 2004: evaluatie Nationaal Antennebeleid. | EZ |
Zo eerlijk mogelijke verdeling van schaarse frequentieruimte en antennecapaciteit | • 2004: nazorg van de verdeling en implementatie van FM/AM-frequenties. • 2004: verdeling diverse frequenties (Wireless Local Loop, landmobiele UHF communicatie). • 2004: standpunt verhandelbaarheid UMTS-frequenties, i.s.m. EU Radio Spectrum Policy Group. • 2004: evaluatie van het Nationale Frequentiebeleid, opstellen nieuwe Nota frequentiebeleid en voorbereiding van de internationale frequentieconferentie. | EZ/OCW |
Goede marktordening voor omroepzendernetwerken | • 2004: standpunt over de toekomst van Nozema: uitwerking model opsplitsing NOZEMA. | EZ/OCW |
Aansluiten bij Lissabon-doelstellingen om «in 2010 de meest concurrerende en dynamische economie ter wereld te zijn, met meer werkgelegenheid en een grotere sociale cohesie». | • 2004: regeringsstandpunt t.b.v. de jaarlijkse Europese Raad rond Lissabon-doelstellingen (de zogenaamde Voorjaarstop). Standpunt gericht op vergroten belang ICT voor realisering Lissabon-doelstellingen. • 2004: EU-voorzitterschap: extra impuls geven aan het verder formuleren en realiseren van Europese visie en ambitie op het terrein van communicatienetwerken. | EZ i.s.m. andere departementen |
Ontwikkeling van innovatieve ICT-infrastructuren en toepassingen in Nederland | • 2004–2007: uitvoeren Actieprogramma Breedband (onder meer oprichting Breedband Expertise Centrum, en ontwikkeling ketenconcepten voor dienstverlening en ontsluiting van publieke gebouwen). • 2004: Breedbandnota: aanscherping van het actieprogramma door update van het kabinetsstandpunt. • 2004: tussentijdse evaluatie Kenniswijk. • 2004–2007: verdieping en verbreding internationale samenwerking. | EZ i.s.m. andere departementen |
Ontwikkeling van nieuwe innovatieve communicatie-infrastructuren in de ether | • 2004–2005: verkenning naar mogelijkheden om experimenten met frequentieruimte snel en effectief mogelijk te maken. • 2004: stimuleren digitalisering ether (DVB-T en TDAB), met o.a. plan voor overgang van analoog naar digitaal en uitgave «digitale» vergunningen voor publieke en commerciële omroepen. EZ/OCW |
1 Een aantal van de benoemde actiepunten hangt samen met de implementatie van de ONP-richtlijnen dan wel zijn in dat traject meegenomen.
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
Een stevig ICT-kennisfundament | • Instelling Regie-orgaan ICT-Onderzoek enInnovatie (met extra enveloppe-gelden); omvorming ICT Forum. • Onder regie van het Regie-orgaan ICT-onderzoek en -Innovatie: Versterking publieke ICT-kennisinfrastructuur door NWO, TNO en kennisinstellingen (reallocatie van middelen). • 2004–2007: Versterking Nederlandse publiek/private ICT-kennispositie middels de gehonoreerde Bsik-projecten. • Uitbouwen consistente stimulering ICT-onderzoek in nauwe samenwerking met het Regie-orgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie. | EZ/OCW |
Rendement realiseren op (publieke) investeringen in ICT-kennisopbouw | Gezamenlijk met het Regie-orgaan ICT-Onderzoek en -Innovatie: • zorgen voor koppeling van onderzoekdomeinen aan toepassingsgebieden; • opzetten van experimentatie platforms (hot-spots); • stimuleren van ICT-doorbraakprojecten in het nieuwe subsidie-instrumentarium van EZ; • continueren kennisontwikkelings- en demo-mogelijkheden (Telematica-instituut, Media Plaza, GigaPort-demonstratiecentrum). | EZ/OCW |
Versterking van de internationale positionering van Nederland als ICT kennisland | • 2004–2007: bevorderen deelname bedrijven en kennisinstellingen aan internationale technologieprogramma's, zoals Eureka (ITEA en MEDEA+), het IST-programma, eTen en eContent. | EZ/OCW |
ICT-kenniswerkers en ICT-starters | • Aanhaken bij generiek beleid (kabinetsnota Kenniswerkers en nieuw EZ-instrumentarium Technostarters). | EZ/OCW |
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
De overheid is voorbereid op de toenemende bedreigingen rond netwerken voor elektronische communicatie | • 2004: presentatie actieplan terrorismebestrijding met maatregelen voor een betere bescherming van vitale communicatie-infrastructuren en -diensten. • 2004: verlenging noodvoorziening: in noodsituaties kan de overheid blijven communiceren. | EZ/BZK |
Ongewenste effecten bij faillissementen van telecom-aanbieders of vitale dienstverlening worden voorkomen | • 2004: voorstel voor beleid om bij faillissement rond vitale infrastructuren ongewenste effecten voor gebruikers te voorkomen. • 2004: nadere afspraken over NACOTEL. • 2004: internationale expertmeeting over continuïteit en preventie. • 2004: onderzoek naar kwaliteitsaspecten rond de universele dienst van het vaste telefonienetwerk. • 2004: marktconsultatie over nieuwe regels voor het waarborgen van continuïteit en toegang in het internetdomein «.nl». | EZ |
Er is een voldoende basis voor vertrouwd en betrouwbaar elektronische handelen | • 2004: implementatie van de Richtlijn Elektronische handel: – voorstel Aanpassingswet richtlijn inzake elektronische handel – inrichten contactpunt voor vragen van burgers en bedrijven bij ECP.NL; – voorlichting aan consumenten via consumentenportaal www.staiksterk.nl. | EZ/Justitie |
• 2004: internationale conferentie over de toepasbaarheid van de regels van internationaal privaatrecht op e-commerce geschillen. | ||
• 2004–2005: toespitsen regelgeving op eisen informatiemaatschappij (privacy, auteursrechten, intellectueel eigendom en grondrechten). | EZ/Justitie/BZK | |
Gebruikers moeten internet veilig en betrouwbaar vinden | • 2004: continueren Waarschuwingsdienst voor o.m. virussen. • Stimuleren beschikbaarheid beveiligingsproducten (project KWINT). • 2004: user empowerment door continueren voorlichtingscampagne «Surf op Safe». | EZ/BZK/Justitie |
Elektronische communicatienetwerken vormen geen veilig domein voor activiteiten van criminelen | • 2004: standpunt over bewaren verkeersgegevens. • 2004: evaluatie aftapwetgeving. • Voorkomen en bestrijden cybercrime: vereenvoudigen aangifte en voorlichting, middels acties uit KWINT en Surf-op-Safe. | EZ/Justitie |
Geen ongewenste commerciële communicatie op internet (SPAM) | • 2004: gedragscode die de consument beschermt en bedrijven de mogelijkheid biedt om elektronische handelsreclame legaal te blijven gebruiken (samen met ECP.NL). • 2004: internationale strijd tegen spam: Nederlandse bijdrage aan het EU-actieplan. | EZ/Justitie |
Integratie van ICT in het onderwijs | • 2004–2007: uitvoering nota «Leren met ICT». | OCW |
Wat willen we bereiken | Wat gaan we doen | Departementen |
---|---|---|
Overheid maakt beleid op basis van feiten | 2004–2007: Stroomlijning van de verschillende cijfermatige publicaties over netwerken en sectoren voor elektronische communicatie en streven naar eenduidige benchmarking van de Nederlandse positie op ICT-gebied, alsmede de duiding daarvan voor economie en samenleving (Betreft o.m. ICT-toets, Netwerken in Cijfers (i.s.m. TNO), De Digitale economie 2004 (i.s.m. CBS).) | EZ/BZK/OCW |
DE HUIDIGE NEDERLANDSE ICT-POSITIE
Medio 1999 bracht de overheid de nota «De Digitale Delta: Nederland online»1 uit die in eind 2000) werd gevolgd door de notitie «De Digitale Delta: e-Europe voorbij»2. Deze laatste notitie gaf de reactie van het toenmalige kabinet op het tijdens de Europese Raad van Feira (2000) aangenomen e-Europe 2002.
Zowel de nota als de notitie leidde tot een groot aantal acties en activiteiten waarmee (dus) tevens invulling werd gegeven aan de toenmalige Europese agenda. Daarover is zowel in totaliteit als op onderdelen periodiek verslag gedaan aan de Tweede Kamer3. Het navolgende geeft hiervan een kort, samenvattend beeld.
1.1. Benutting door het bedrijfsleven
De op het bedrijfsleven gerichte activiteiten met betrekking tot de benutting van ICT hadden met name het MKB als doelgroep. In dat kader voert Syntens het programma «Nederland Gaat Digitaal» (NGD) uit. Daarbij wordt het MKB geholpen met maatwerkadviezen en workshops rond het thema elektronisch zakendoen. Daarnaast is er het NGD-brancheprogramma dat branche-organisaties ondersteunt bij het ontwikkelen van een visie op elektronisch zakendoen en helpt bij het stimuleren van hun leden op dat terrein. Hiermee is bij een deel van het MKB de basis gelegd voor het elektronisch zakendoen.
Dat heeft er toe geleid dat...
De oorspronkelijke doelstellingen van het programma NGD die geprojecteerd waren op 2005 zijn inmiddels vrijwel gerealiseerd. 83% van het Nederlandse MKB heeft toegang tot internet, 66% doet aan elektronische transacties en 48% koopt/verkoopt elektronisch4. Er is dus een sprong voorwaarts gemaakt maar desalniettemin behoren Nederlandse bedrijven nog maar tot de Europese middenmoot in het gebruik van computers, internet en websites.
De komende periode is het zaak dit verder te verbreden en te verdiepen in de richting van e-business: de integratie van ICT in het gehele interne en externe bedrijfsproces, en daarmee naar het beter presteren met ICT. Het blijkt dat nog maar 10% van het MKB dit stadium heeft bereikt5. In aanvulling daarop is het noodzakelijk dat het bedrijfsleven ICT meer en beter inzet om te komen tot nieuwe, innovatieve producten en diensten.
1.2. Benutting in de (semi-)publieke sector
Onder de noemer van het actieprogramma «Elektronische Overheid» is een groot aantal acties ondernomen om binnen de overheid zelf en in aanpalende sectoren de mogelijkheden van ICT beter te benutten. De dienstverlening aan burgers en bedrijven en de toegankelijkheid van overheidsinformatie zijn verbeterd. Verder is gewerkt aan het verbeteren van het interne functioneren van de overheid. De Tweede Kamer is over dit alles periodiek geïnformeerd6.
Daar waar het specifiek gaat om de relatie overheid – bedrijfsleven is het programma ICT en Administratieve Lasten gestart7.
Dat heeft er toe geleid dat...
De doelstelling dat eind 2002 minimaal 25% van de overheidsdienstverlening elektronisch kan worden uitgevoerd is eind 2001 al gehaald. Ook in Europese vergelijkingen is de groei in elektronische dienstverlening in Nederland duidelijk zichtbaar. Na de eerste meting uit oktober 2001 is Nederland eind 2002 met 17%-punt gestegen tot een score van 54%. Eind 2003 kwam de totaal score uit op 65%. Nederland behoort daarmee tot de grootste stijgers in Europa en heeft zich met deze groei vanuit de achterhoede opgewerkt tot de middenmoot in Europa1. Hierbij valt wel de kanttekening te plaatsen dat nog onder het gemiddelde wordt gescoord waar het gaat om de dienstverlening aan bedrijven.
Verbeteringen blijven mogelijk met betrekking tot de inzet van ICT in het openbaar bestuur en maatschappelijke sectoren. Een OESO-rapportage laat zien dat met betrekking tot e-overheid in Nederland nog grote verbeteringen mogelijk zijn2. Daar waar binnen maatschappelijke velden grote knelpunten worden ervaren, laten recente publicaties als «Winst met ICT in uitvoering»3 en «Een kwestie van uitvoering»4 zien dat er met ICT winsten zijn te halen. Ketenafhankelijkheid en een integrale benadering zijn hierbij van belang.
1.3. De burger in de netwerk- en kennissamenleving
De laagdrempelige toegang tot internet voor iedereen, is gestimuleerd met digitale trapveldjes en broedplaatsen. Er is een inhaalslag gemaakt bij bibliotheken, die nu allemaal beschikken over internet-PC's. Diverse initiatieven gericht op het digitaal ontsluiten van het cultureel en wetenschappelijk erfgoed zijn ondersteund. Subsidie is verleend aan internetinitiatieven van maatschappelijke organisaties en groepen burgers, bijvoorbeeld in de sectoren welzijn, volksgezondheid en integratie. Met de regeling Digitale Pioniers worden kleinschalige internetinitiatieven op het gebied van meningsvorming, informatievoorziening en publiek debat gestimuleerd.
Dat heeft er toe geleid dat...
De Nederlandse burger is in belangrijke mate aangesloten op de informatiemaatschappij. Mede als gevolg van fiscaal gestimuleerde PC-privé regelingen had in 2001 74% van de bevolking thuis een PC5 en heeft 68% procent van de huishoudens toegang tot internet tegen een EU-gemiddelde van 43%6. Het internetgebruik in Nederland was in 2002 één van de grootste in de wereld.
Het informatie-aanbod dat voor de burger beschikbaar is op internet is de laatste jaren diverser en pluriformer geworden. Ook burgers zelf leveren een groeiende bijdrage.
Ook in de toekomst zal de overheid betrokken blijven bij digitale initiatieven rondom meningsvorming, informatievoorziening en maatschappelijk debat. Tevens vraagt de ontwikkeling van op burgers gerichte – breedbandige – ICT-toepassingen aandacht.
2.1. Communicatie-infrastructuren
Er is gestart met de implementatie van de Europese Open Network Provision (ONP) richtlijnen7. Met betrekking tot innovatief gebruik van spectrumruimte en de uitrol van nieuwe mobiele infrastructuren, is in juni 2002 een convenant ondertekend over antenne installaties voor mobiele telecommunicatie, en zijn diverse vergunningen verleend voor het gebruik van spectrumruimte (betreft onder meer FM-frequenties, de derde generatie mobiele telefonie (UMTS), digitale televisie (DVB-T) en digitale radio (TDAB)).
Er is een stimuleringskader opgezet voor experimenten met de koppeling van nieuwe infrastructuren en toepassingen, en er zijn initiatieven genomen ter bevordering van de ontwikkeling van nieuwe en innovatieve communicatie-infrastructuren. Kenniswijk in de regio Eindhoven is daarvan een voorbeeld.
Ook heeft het kabinet een standpunt geformuleerd als reactie op het advies van de expertgroep Breedband1.
Dat heeft er toe geleid dat...
De liberalisering van de telecommunicatiemarkt heeft voor de consument meer keuzevrijheid opgeleverd. De gehele communicatiesector is in de afgelopen tien jaar een stuk toegankelijker geworden en daar heeft de Nederlandse consument massaal gebruik van gemaakt.
Nederland beschikt over kwalitatief goede en betrouwbare communicatie-infrastructuren, zowel vast als draadloos. Verder kent Nederland internationaal gezien een relatief hoog aantal breedbandige (kabel en ADSL) aansluitingen op internet2.
Het is nodig om voorbereid te zijn op de – complexe – technologische en ordeningsvraagstukken die de ontwikkeling van nieuwe communicatienetwerken met zich meebrengt. Voorts is het zaak dat we erin slagen, de kwalitatief goede Nederlandse uitgangspositie om te zetten in optimaal maatschappelijk en economisch rendement opdat Nederland goed presteert met innovatieve, breedbandige infrastructuren en daarover te leveren diensten. Daarbij wordt gestreefd naar meer keuzevrijheid en een goed niveau van consumentenbescherming.
Op het vlak van ICT-kennis en -innovatie is in het kader van het actieplan «Concurreren met ICT-Competenties» (CIC) door overheid, bedrijven en kennisinstellingen een gezamenlijke visie ontwikkeld met als doel te komen tot focus en kritische massa in kennisopbouw op een aantal ICT-zwaartepunten (breedbandtechnologie, embedded and distributed systems, multimedia, informatica/software en communicatienetwerken/GRIDs). Er is een ICT Forum ingesteld waarin vertegenwoordigers van kennisinstellingen en bedrijven gezamenlijk een strategische visie ontwikkelen op ICT-onderzoek enontwikkeling. Ook zijn toekomstvisies op ICT ontwikkeld in belangrijke toepassingsdomeinen en daaruit voortvloeiende doorbraakprojecten gefaciliteerd. Binnen NWO is het ICT-onderzoek versterkt en tot een prioritair thema gemaakt.
Dat heeft er toe geleid dat...
Het Nederlandse R&D-volume is – internationaal gezien – redelijk. Ons ICT-bedrijfsleven steekt hierin ca. 0,3% van het BBP, dat komt neer op 38% van de totale private R&D3.
Met de projecten GigaPort en Wetenschaps- en TechnologieCentrum Watergraafsmeer (WTCW) heeft het ICT-onderzoek een belangrijke impuls gekregen4. GigaPort heeft ertoe geleid dat Nederland over 's werelds meest geavanceerde onderzoeksnetwerk beschikt, met uitstekende internationale verbindingen.
Kennisinstellingen en bedrijven hebben de afgelopen jaren gewerkt aan de vorming van consortia voor het Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur (Bsik), wat eind 2003 leidde tot honorering van strategische investeringsvoorstellen1. Dit geeft de komende jaren een geweldige impuls aan de kennisopbouw in Nederland.
Verder behoort de Nederlandse «citatie-impact» tot de mondiale top2. Dit is een indicatie voor de kwaliteit van de wetenschappelijke kennisbasis.
De ICT-kennisbasis is nog kwetsbaar en veel onderzoeksgroepen missen kritische massa. Het publieke ICT-onderzoek blijft in omvang sterk achter bij het private en de wisselwerking tussen fundamentele kennisontwikkeling en daadwerkelijke innovatieve toepassingen schiet tekort. Voor de komende periode is het zaak de fundamentele kennisbasis verder te versterken en veel beter te benutten. Daarbij is het ondermeer gewenst dat universiteiten en onderzoeksinstellingen zich meer richten op algemene economische en maatschappelijke vraagstukken.
a. ICT-veiligheid en -betrouwbaarheid
Veel aandacht is besteed aan het veiliger gebruik van internet. Als uitvloeisel van de beleidsnota Kwetsbaarheid op Internet (KWINT)3 zijn onder meer de bewustwordingscampagne «Surf op Safe» en een waarschuwingsdienst voor internet gerelateerde incidenten gestart. Voorbereidingen zijn getroffen voor het Nationaal Continuïteitsplan Telecommunicatie (NACOTEL).
Verder is Nederland in internationaal verband zeer actief geweest bij de totstandkoming van tal van richtlijnen die het elektronisch handelsverkeer moeten ordenen. Samen met het bedrijfsleven zijn initiatieven ontplooid om te komen tot zelfregulering rondom het internet.
Dat heeft er toe geleid dat...
Een relatief hoog aantal gebruikers treft inmiddels veiligheidsmaatregelen, zoals gebruik van anti-virus software en firewalls. Verder worden steeds meer webservers beveiligd, hetgeen van belang is bij het kopen via internet.
Met de op 21 mei 2003 in werking getreden wet «Elektronische handtekening» wordt het vertrouwen in de elektronische handtekening gestimuleerd door zekerheid te bieden over de juridische status. Deze wet stelt de elektronische handtekening wettelijk gelijk aan de geschreven handtekening, mits wordt voldaan aan een aantal eisen. De elektronische handtekening wordt gefaciliteerd door Trusted Third Parties (TTP's). De overheid heeft voor TTP's een certificatieschema ontwikkeld waarmee kan worden bepaald of zij aan de eisen voldoen.
Om werkelijk tot gebruik en benutting van ICT te komen zullen nieuwe eisen gesteld worden aan «vertrouwen» en «betrouwbaarheid». In de netwerksamenleving spelen hierbij onderlinge afhankelijkheden, zowel binnen ICT-gebruik als tussen ICT-gebruik en andere vitale infrastructuren (energie, financiële verkeer), een grote rol4.
Aparte aandacht voor ICT in het onderwijs via de beleidsprogramma's «Investeren in Voorsprong»5 en«Onderwijs Online»6 heeft zijn vruchten afgeworpen, zoals blijkt uit de eindrapportage «Onderwijs Online»7 en de voortgangsrapportage «ICT in het Onderwijs»8.
Dat heeft er toe geleid dat...
Onderwijs zonder ICT is inmiddels ondenkbaar. Dit blijkt uit de enorme groei van het aantal op internet aangesloten computers in het onderwijs, het groeiend ICT-gebruik en de toename van de vaardigheden van het onderwijspersoneel. In het hoger onderwijs beginnen specifiek op het onderwijs gerichte toepassingen, zoals elektronische leeromgevingen, gemeengoed te worden.
Met de verschillende activiteiten is het fundament voor het bijbrengen van ICT-vaardigheden gelegd. Nu is het zaak ICT verder in het onderwijs te integreren om zo de stap te maken van ICT leren te gebruiken, naar ICT gebruiken om te leren.
In deze bijlage wordt de Nederlandse ICT-positie nader gespecificeerd met tabellen en grafieken. De bijlage heeft dezelfde opbouw als de rest van de agenda, en grijpt soms terug naar voorafgaande hoofdstukken of bijlage II.
IDC plaatst Nederland als derde in haar Information Society Index 2003. Het World Economic Forum zet Nederland op een dertiende plaats1. Zoals in hoofdstuk 1 geconcludeerd, het World Economic Forum betrekt ook benutting van ICT in haar analyse, en juist op dat gebied kan Nederland beter presteren.
Tabel III.1: Positie van Nederland in internationale vergelijkingen (tussen haken staat de positie die een land vorig jaar innam in de vergelijking)
Positie | Information Society Index | Networked Readiness Index |
---|---|---|
1 | Zweden (1) | Verenigde Staten (2) |
2 | Denemarken (5) | Singapore (3) |
3 | Nederland (6) | Finland (1) |
4 | Noorwegen (2) | Zweden (4) |
5 | Finland (8) | Denemarken (8) |
6 | Nieuw Zeeland (-) | Canada (6) |
7 | Zwitserland (3) | Zwitserland (13) |
8 | Verenigde Staten (4) | Noorwegen (17) |
9 | Oostenrijk (-) | Australië (15) |
10 | Canada (-) | IJsland (5) |
11 | – | Duitsland (10) |
12 | – | Japan (20) |
13 | – | Nederland (11) |
1.1. Benutting door het bedrijfsleven
In de meeste Nederlandse bedrijfssectoren lopen de ICT-bestedingen in de pas met andere landen2. In alle sectoren van de economie voorziet men zich van nieuwe apparatuur en programmatuur. Tegelijkertijd behoren Nederlandse bedrijven tot de middenmoot in het gebruik van computers, internet en websites. Het Nederlandse MKB heeft bij de toegang tot internet in de afgelopen jaren wel een sprong voorwaarts gemaakt.
Tabel III.2: Internet en websites in het MKB1 (Bronnen: OESO, ICT-database 2001, (kolommen 1 en 2) en Eurostat, 2001 (kolom 4, meetmoment 2000), uit de Internatioanle ICT-toets 2002).
Land | % MKB met internettoegang | % MKB met een website | ||
---|---|---|---|---|
Toets 2002 | Toets 2000 | Toets 2002 | ||
10–49 werknemers | 50–249 werknemers | Alle bedrij-ven | Meer dan 10 werk-nemers | |
Finland | 91 (1) | 96 (1) | – | 49 (2) |
Zweden | 85 (2) | 93 (3) | – | 47 (4) |
VK | 80 (3) | 81 (9) | 62 (5) | 40 (5) |
Duitsland | 79 (4) | 87 (6) | 65 (4) | 54 (1) |
Nederland | 79 (4) | 88 (5) | 54 (6)2 | 48 (3) |
Australië | 76 (6) | 93 (3) | – | 24 (9) |
Canada | 76 (6) | 95 (2) | 75 (3) | – |
VS | 70 (8) | 87 (6) | 68 (2) | 30 (7) |
Frankrijk | – | – | 34 (7) | 33 (6) |
Japan | – | 84 (8) | 78 (1) | 18 (8) |
1 Bij degepresenteerde cijfers gaat het in alle gevallen om het MKB met meer dan 10 werknemers. De cijfers voor het totale MKB liggen doorgaans lager. Zo heeft van het MKB met meer dan 5 werknemers «slechts» 37% een eigen website (CBS, De Digitale Economie 2002). De gegevens hebben betrekking op het 1e kwartaal 2001.
2 Dit percentage is gebaseerd op een bron die internettoegang op vestigingsniveau meet, waardoor de penetratiegraad op bedrijfsniveau waarschijnlijk wordt onderschat.
1.2. Benutting in de (semi-)publieke sector
Nederland behoort niet tot de mondiale koplopers op het gebied van ICT in de publieke sector. Zweden is nog steeds het meest geavanceerd met betrekking tot elektronische publieke dienstverlening. In een recente Europese vergelijking komt Nederland op de negende plaats. Nederland boekt samen met landen als Oostenrijk, Luxemburg, België en Frankrijk wel relatief grote vooruitgang.
Tabel III.3: Percentage elektronische publieke dienstverlening, Bron: de vierde meting van Cap Gemini Ernst & Young genaamd «Webbased survey on electronic public services»1
Land | Oktober 2003 | Oktober 2002 | Oktober 2001 |
---|---|---|---|
1 Zweden | 87% | 87% | 61% |
2 Denemarken | 86% | 82% | 59% |
3 Erland | 86% | 85% | 68% |
4 Oostenrijk | 83% | 56% | 40% |
5 Finland | 80% | 76% | 66% |
6 Noorwegen | 75% | 66% | 63% |
7 Frankrijk | 73% | 63% | 49% |
8 Verenigd Koninkrijk | 71% | 62% | 50% |
9 Nederland | 65% | 54% | 37% |
10 Portugal | 65% | 58% | 51% |
11 Spanje | 64% | 64% | 50% |
12 Italië | 59% | 57% | 39% |
13 België | 58% | 47% | 23% |
14 Ijsland | 56% | 53% | 38% |
15 Zwitserland | 55% | 49% | – |
16 Griekenland | 54% | 52% | 39% |
17 Duitsland | 52% | 48% | 40% |
18 Luxemburg | 47% | 32% | 15% |
1 http://europa.eu.int/information_society/eeurope/2005/doc/highlights/whats_new/capgemini4.def.
Nederland werkt zich daarmee op van de achterhoede naar de middenmoot in Europa.
In de Internationale ICT-toets is niet expliciet aandacht besteed aan de wijze waarop ICT wordt ingezet t.b.v. het verlichten c.q. oplossen van maatschappelijke vraagstukken op terreinen als zorg, mobiliteit en veiligheid. Wel laten recente publicaties als «Winst met ICT in uitvoering1 » en «Een kwestie van uitvoering2 » zien dat er met een gerichte inzet van ICT winsten zijn te halen.
Het kentekenregister: meer lusten. minder lasten
De politie, het centrum voor motorrijtuigen-belasting vanhet ministerie van Financiën en de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) hadden elk een eigen registratie van voertuigen. Dit was niet alleen zeer duur , maar ook slecht. Er waren in de verschillende registers meer dan 9 miljoen auto's opgenomen, terwijl er niet meer dan vijf tot zes miljoen in Nederland rondreden. In deze situatie kwam verandering door de invoering van één juridisch bindende basisregistratie kentekens. De RDW registreert in dit bestand alle APK-keuringen, het ministerie van Financiën heft via het bestand motorrijtuigenbelasting en snelheidsovertreders worden via deze registratie automatisch beboet door het Centraal Justitieel Incasso Bureau.
Kosten: éénmalig € 27,5 miljoen terwijl de geschatte jaarlijkse baten ongeveer € 90 miljoen bedragen.
De geen-loketoplossing: automatsche kwijtschelding in Amsterdam
In de gemeente Amsterdam is ervoor gekozen de kwijtschelding voor de OZB-belasting en de afvalstoffenheffing te automatiseren. De potentiële doelgroep bedroeg circa 45 000 mensen. De eerste aanvraag voor kwijtschelding is nog schriftelijk maar als dit formulier eenmaal is ingevuld wordt in de volgende jaren, met gebruikmaking van een aantal gegevenskoppelingen, elke keer automatisch vastgesteld of iemand recht heeft op kwijtschelding. De kosten van de bestandskoppeling bedragen circa € 90 000 eenmalig en ongeveer € 20 000 per jaar. Omdat de gemeente ongeveer 31 000 aanvragen per jaar minder te verwerken heeft en dit per formulier € 24 aan kosten bespaart, is de totale opbrengst in een periode van drie jaar opgelopen tot ruim € 700 000.
Bron: Winst met ICT in uitvoering, Zenc, juni 2002
1.3. De burger in de informatiemaatschappij
De Nederlandse burger is in belangrijke mate aangesloten op de informatiemaatschappij (zie ook bijlage II). In 2001 had 74% van de bevolking thuis een PC3 en heeft een relatief hoog percentage huishoudens toegang tot internet, via inbellen, maar ook via breedbandige infrastructuren met kabel en ADSL. Inmiddels heeft in Nederland 68% van de huishoudens toegang tot internet tegen een EU-gemiddelde van 43%4. Het internetgebruik in Nederland was in 2002 één van de grootste in de wereld, waarbij vooral het gebruik van breedbandinternet sterk toenam.
Figuur III.1: Internationale vergelijking: Penetratie Internetgebruik (% van huishouden), Bron: Netwerken in Cijfers 20031
1 Bron: Netwerken in Cijfers 2003, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juni 2003.
2.1. Communicatie-infrastructuren.
Tussen 1996 en 2000 zijn de investeringen in Nederland in communicatie-infrastructuren als percentage van BBP aanzienlijk toegenomen.
Figuur III.2: Internationale vergelijking: investeringen in ICT-infrastructuur als percentage van BBP, Bron: Netwerken in Cijfers 20031 (Nederland rond 0,8% in 2000)
1 Bron: Netwerken in Cijfers 2003, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, juni 2003.
De penetratie van diverse infrastructuren is hoog, m.n. telefonie (vast en mobiel) en kabel
Figuur III.3: Internationale vergelijking: aantal mobiele telefoonaansluitingen per 100 inwoners Bron: Netwerken in Cijfers 2003 (Nederland rond 75 in 2003).
Op het gebied van ICT-kennis en -innovatie neemt Nederland internationaal gezien een middenpositie in. Het Nederlandse R&D-volume is – internationaal gezien – redelijk. Zoals ook in bijlage II al opgemerkt: ons ICT-bedrijfsleven steekt hierin ca. 0,3% van het BBP, dat komt neer op 38% van de totale private R&D1.
Figuur III.4 – Private ICT-R&D uitgaven als % van het BBP1 (Bron: OESO, Basic Science and technology Statistics 2001, meetmoment 1999. Uit Internationale ICT-toets 2002)
1 De OESO schaart onder de «ICT-sector» met name ICT-productie sector (kantoormachines en computers, radio & tv zend- en ontvangstapparatuur, medische en optische instrumenten, elektronische componenten, draad & kabel). Uit een meting van het CBS blijkt dat ICT na fundamenteel onderzoek het grootste R&D-technologiegebied van Nederland vormt.
Het publieke ICT-onderzoek blijft in omvang echter sterk achter bij het private. Mede als gevolg daarvan is het aandeel dat Nederlandse wetenschappelijke ICT-publicaties wereldwijd innemen gering. Desalniettemin behoort de Nederlandse «citatie-impact» tot de top. Dit is een indicatie voor de kwaliteit van de «wetenschappelijke kennisbasis»2.
Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen registreren relatief weinig octrooien. Het aandeel ICT octrooien in de totale Nederlandse octrooiportefeuille is ook bescheiden3.
ICT-sterkten worden verder uitgebouwd met Bsik
De Nederlandse ICT-kennis en Innovatiepositie zal de komende periode verder versterkt worden dankzij de impuls die met Bsik (ICES/KIS-3) eind 2003 is gehonoreerd. Het gaat om 9 ICT-consortia, die in totaal een subsidie ontvangen van 215 mln. Euro. De totale investering die met deze plannen is gemoeid bedraagt minstens het dubbele.
a. ICT-Veiligheid en vertrouwen
Met betrekking tot ICT en veiligheid valt op dat internetgebruikers steeds meer veiligheidsproblemen ervaren. Dit percentage ligt in Nederland op een relatief hoog niveau in vergelijking met andere landen. Slechts 27% van de internegebruikers in Nederland ervaart geen veiligheidsproblemen. Van de ervaren problemen scoort «Spam» (ongewenste e-mail) het hoogst: 63%.
Figuur III.5 – Internationale vergelijking: veiligheidsproblemen ervaren door internetgebruikers 2002, Bron: Netwerken in Cijfers 2003
Een relatief hoog aantal gebruikers treft dan ook veiligheidsmaatregelen, zoals gebruik van anti-virus software en firewalls (zie ook bijlage II). Steeds meer webservers worden beveiligd in relatie tot exclusiviteit en vertrouwelijkheid van gevoelige informatie. Nederland telde in 2002 8,3 beveiligde webservers per 100 000 inwoners; dat is onder het Europese gemiddelde1.
In het onderwijs zijn de toegang tot en het gebruik van ICT sterk toegenomen. ICT gebruik staat in het onderwijs hoog op de agenda2. Nu KPN aangekondigd heeft ADSL te gaan aanbieden in de zogenaamde «onrendabele» gebieden, is de verwachting dat eind 2004 Nederland een breedband3 dekking zal kennen van 97%. De Nederlandse beroepsbevolking scoort een ruime voldoende (7,7) voor de kwaliteit van hun ICT-vaardigheden4
ADSL | Asymmetric Digital Subsciber Line |
AM | Amplitude Modulation |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
Bsik | Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur |
BZK | Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CEP | Centraal Economisch Plan |
CIC | actieplan Concurreren met ICT-Competenties |
CPB | Centraal Planbureau |
CSTF | Computer Security Task Force |
DISC | Domein voor Innovatieve Software en Content |
DVB-T | Digital Video Broadcasting – Terrestrial |
e-BEST | project elektronisch bestellen |
EC | Europese Commissie |
ECP.NL | Electronic Commerce Platform Nederland |
eGem | programma Elektronische Gemeente |
ELO | actieprogramma Elektronische Overheid |
ENISA | European Network and Information Security Agency |
eOTV | elektronische Overheidstoegangsvoorziening |
ERA | European Research Area |
EU | Europese Unie |
EZ | Ministerie van Economische Zaken |
FM | Frequency Modulation |
ICES/KIS | Interdepartementale Commissie voor Economische Structuurversterking/Kennisinfrastructuur |
ICT | Informatie- en Communicatietechnologie |
ICTU | ICT Uitvoeringsorganisatie |
IOP | Innovatief Onderzoek Programma |
IST | Information Society Technologies programma (onderdeel van het EU kaderprogramma) |
ITEA | Information Technology for European Advancement |
KWINT | nota Kwetsbaarheid op Internet |
LNV | Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
MEDEA | Microelectronics Development for European Applications |
MKB | Midden- en Kleinbedrijf |
NACOTEL | Nationaal Continuïteitsplan Telecommunicatie |
NAP | Nationaal Actieprogramma Elektronische Snelwegen |
NGD | programma Nederland Gaat Digitaal |
NICTIZ | Nationaal ICT Instituut in de Zorg |
NMa | Nederlandse Mededingingsautoriteit |
NOZEMA | Nederlandse Omroep-Zendermaatschappij N.V. |
NWO | Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
OASE | programma Open Aanbod Software Expertise |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
ONP | Open Network Provision |
OPTA | Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit |
OSOSS | programma Open Standaarden en Open Source Software |
PC | Personal Computer |
PEP | Programma Elektronische Provincies |
PKI | Public Key Infrastructure |
PMO | Programma Modernisering Overheid |
R&D | Research and Development |
RMO | Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling |
SMS | Short Message Service |
TDAB | Terrestrial Digital Audio Broadcasting |
TNO | Nederlandse organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek |
TTP | Trusted Third Party |
UHF | Ultra High Frequency |
UMTS | Universal Mobile Telecommunications Service |
UWV | Uitvoering Werknemersverzekeringen |
UZI | Unieke Zorgverleners Identificatienummer |
VROM | Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
V&W | Ministerie van Verkeer en Waterstaat |
VWS | Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
WOB | Wet Openbaarheid van Bestuur |
WTCW | Wetenschaps- en TechnologieCentrum Watergraafsmeer |
ZIN | Zorg identificatie Nummer |
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, Brussel 28 mei 2002, COM(2002) 263 definitief.
Dit laat onverlet dat ICT ook kan bijdragen aan het realiseren van afzonderlijke beleidsdoelstellingen van de overheid, zoals het mobiliteits- en veiligheidsbeleid. Dit zal worden geadresseerd in beleidsdocumenten die worden uitgebracht door de voor deze gebieden eerst verantwoordelijke bewindspersonen.
Aangeboden met brief van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 1 december 2003, Kamerstukken II, 29 362, nr. 1.
ICT bevat veel aspecten: computers, netwerken (w.o. frequenties, kabel), hardware, software, internet. Het gaat tevens om micro-elektronica, communicatie- & informatietechnologie, ICT-diensten, multimedia en vele combinaties.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's, Brussel 28 mei 2002, COM (2002) 263 definitief.
Sommige vraagstukken spelen uiteraard op mondiaal niveau, zoals harmonisatie van frequenties en afstemming van bepaalde standaarden.
CPB-studie toont aan dat het bedrijfsleven door het inzetten van ICT nog een flinke productiviteitsverbetering kan realiseren. CPB: CEP-op-maat ICT 2002–2004, april 2003.
«Delivering Lisbon – reforms for the enlarged union», rapport van de Commissie aan de Europese Raad, Brussel, 21 januari 2004, COM (2004) 29.
Zie o.a. «Een kwestie van uitvoering: vernieuwingsagenda voor de presterende overheid» (De Belgen doen het beter); «Winst met ICT in uitvoering», Zenc, juni 2002; «Ver weg en dichtbij: over hoe ICT de samenleving kan verbeteren», RMO, december 2000; «ICT en de Stad: Burgers verbonden», tijdelijke adviescommissie ICT en de Stad, december 2000.
Daar waar het gaat om de benutting van ICT in de (semi-)publieke sector vertoont de ICT-agenda duidelijke raakvlakken met het gedachtegoed van het eerder verschenen Programma Andere Overheid. Dit programma schetst de eisen waaraan een moderne overheid moet voldoen en vertaalt deze in concrete activiteiten. De benutting van ICT speelt hierbij een sleutelrol. In paragraaf 3.1.2. zijn de ICT-activiteiten uit het Programma Andere Overheid opgenomen.
Aangeboden met brief van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties van 1 december 2003, Kamerstukken II, 29 362, nr. 1.
Bron: Building a Brave New World: The IDC Information Society Index 2003 – IDC Executive Telebriefing. Hoe snel de wereld in beweging is blijkt overigens uit het feit dat IDC in oktober 2003 een bijgewerkte versie van de Information Society Index heeft uitgebracht waarin Zweden en Denemarken van plaats zijn verwisseld, Nederland handhaaft zich op plaats 3 (bron: www.webwereld.nl/nieuws/15397.phtml.
The Global Information Technology Report 2003–2004; World Economic Forum in samenwerking met INSEAD, 2003.
Een voorbeeld hiervan is de financiering van de generieke faciliteiten die worden ontwikkeld in het kader van het programma ICT en Administratieve Lasten. Hiervoor zijn middelen gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Naast eEurope 2005: Een informatiemaatschappij voor iedereen, richtlijnen op het gebied van telecommunicatie wet- en regelgeving en het Europese Kaderprogramma voor onderzoek, maakt de Europese Commissie periodiek mededelingen over de situatie in de Telecommunicatiesector. Deze mededelingen vormen hoofdzakelijk een overzicht van de activiteiten rond de drie genoemde hoofdthema's te weten: De Telecommunicatie wet- en regelgeving, eEurope actrieplan en R&D en het IST onderdeel van het Zesde Kaderprogramma.
De nationale doelstelling heeft betrekking op de totale publieke dienstverlening. Om de voortgang te meten wordt gebruik gemaakt van de meetmethode zoals gehanteerd door de EC. De scores geven een gemiddelde van de gemeten elektronische beschikbaarheid van ca. 100 publieke diensten. Zie het rapport Publieke dienstverlening 65% elektronisch van Advies Overheid.nl op www.minbzk.nl. Voor verdere uitbreiding wordt ook naar «best practices» over de grens gekeken.
De richtlijnen van 1998 werden de «ONP-richtlijnen» genoemd; deze richtlijnen waren in belangrijke mate gericht op het tot stand brengen van toegang en mededinging. De richtlijnen van 2002 droegen als benaming «herziening van de ONP-richtlijnen». De toekomstige Europese richtlijnen zijn het best te betitelen als «herzieningen elektronische communicatierichtlijnen».
Bestaande uit: (a) kaderrichtlijn, (b) toegangsrichtlijn, (c) machtigingsrichtlijn, (d) universele dienstverlening, (e) privacyrichtlijn en (f) richtlijn mededinging elektronische communicatiesector.
Innovatiebrief «In actie voor innovatie», brief van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 27 406, nr. 4.
De e-Learning Industry Group is een autonome groep samenwerkende bedrijven op het terrein van e-leren dienstverlening. De groep heeft ongeveer 45 leden (zomer 2003) en werkt samen ter ondersteuning van het e-Learning programma door middel van concrete acties op basis van publiek-private samenwerking.
Met betrekking tot het Gebouwenregister onder voorbehoud van definitieve besluitvorming in de eerste helft van 2004.
Grootschalig ICT-gebruik door overheden en in maatschappelijke domeinen kan bijdragen aan ICT-vraagstukken als standaardisatie (en dan met name het gebruik van open standaarden) en de ontwikkeling van innovatieve infrastructuur en ICT-diensten.
Zie ook «Contentnotitie», Kamerstukken II, 26 643, nr. 37 en eCultuurbrief, Kamerstukken II, 27 432, nr. 52.
Indien de ontwikkeling van midband (kabel en ADSL) en breedband in bepaalde delen van het land achterblijft dan zijn vanuit het Ministerie van OCW middelen gereserveerd om het onderwijs in samenwerking met andere maatschappelijke sectoren doelmatig gebruik te laten maken van de mogelijkheden van breedband.
Digitalisering maakt het mogelijk verschillende verschijningsvormen van informatie (bijv. video en muziek) met dezelfde infrastructuur door te geven. Ook maakt digitalisering comprimering mogelijk waardoor efficiënter gebruik kan worden gemaakt van schaarse ruimte. Kanalen oorspronkelijk alleen gebruikt voor omroep kunnen ook voor andere diensten worden benut.
Innovatiebrief «In actie voor innovatie», brief van de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken van 2 oktober 2003, Kamerstukken II, 27 406, nr. 4.
Wetenschapsbudget 2004: focus op excellentie en meer waarde, brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 26 november 2003, Kamerstukken II, 29 338, nr. 1.
«Bescherming vitale infrastructuur: quick-scan naar vitale producten en diensten», TNO, januari 2003; hieruit blijkt de wederzijdse afhankelijkheid tussen bijvoorbeeld de communicatie-infrastructuren, de energievoorziening en het financiële verkeer.
Aangeboden met de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 oktober 2003, Kamerstukken II, 25 733, nr. 95.
Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Financiën van 1 juli 1999, Kamerstukken II, 26 643, nr. 1.
Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Financiën van 6 november 2000, Kamerstukken II, 26 643, nr. 14.
Bijvoorbeeld met de brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Financiën van 6 november 2000, Kamerstukken II, 26 643, nr. 14.
Bron: Elektronisch zakendoen, 3-meting, februari 2003, NIPO in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. De toegang tot internet betreft modem-, kabel- en ADSL-aansluitingen.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: Adopting e-business policies in a changing environment; the lessons of the Go Digital initiative and the challenges ahead, Brussel 27 maart 2003, COM(2003) 148 final.
Bijvoorbeeld de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 april 2003 over de eindrapportage van Actieprogramma Elektronische Overheid, Kamerstukken II, 26 387, nr. 19.
Brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 14 januari 2003, Kamerstukken II, 24 036, nr. 275.
Zie de vierde meting van Cap Gemini Ernst & Young genaamd «Webbased survey on electronic public services» op http://europa.eu.int/information_society/eeurope/2005/doc/highlights/whats_new/capgemini4.def.
«Een kwestie van uitvoering: vernieuwingsagenda voor de presterende overheid», com-missie De Belgen doen het beter, februari 2003.
De betreffende wijziging van de Telecomwet zal, na instemming van de Eerste Kamer, worden gerealiseerd.
Brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 10 januari 2003, Kamerstukken II, 26 643, nr. 38.
Brief van de Minister van Economische Zaken van 28 november 2003, Kamerstukken II, 25 017, nr. 45.
Brief van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 9 juli 2001, Kamerstukken II, 26 643, nr. 30.
Zo hebben meerder ICT-aanbieders elkaar nodig om nieuwe ICT-diensten te ontwikkelen en te leveren.
Aangeboden met brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 29 april 1999, Kamerstukken II, 25 733, nr. 30.
Aangeboden met brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 28 maart 2002, Kamerstukken II, 25 733, nr. 82.
Aangeboden met brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 16 april 2003, Kamerstukken II, 25 733, nr. 91.
Bron: Building a Brave New World: The IDC Information Society Index 2003 – IDC Executive Telebriefing. Hoe snel de wereld in beweging is blijkt overigens uit het feit dat IDC in oktober 2003 een bijgewerkte versie van de Information Society Index heeft uitgebracht waarin Zweden en Denemarken van plaats zijn verwisseld, Nederland handhaaft zich op plaats 3 (bron: www.webwereld.nl/nieuws/ 15397.phtml.
«Een kwestie van uitvoering: vernieuwingsagenda voor de presterende overheid» (De Belgen doen het beter), februari 2003.
TNO-STB op basis van CWTS, 2002, uit de Internationale ICT-toets 2002, ministerie van Economische Zaken, Den Haag, november 2002.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26643-47.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.