26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 414 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2016

Hierbij ontvangt u het advies van het Bureau ICT Toetsing (BIT) over het programma eID1 en mijn reactie daarop. Het BIT-advies volgt op mijn reactie op de ter zake van het programma eID ingediende motie tijdens het Verslag Algemeen Overleg van 8 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 34, item 21) en mijn brief over de pilots eID van 14 december 2015 (Kamerstuk 26 643, nr. 379). Ik maak van de gelegenheid gebruik u in meer algemene zin kort te informeren over de voortgang van het programma.

De hoofdconclusie van het BIT bevestigt mijn eigen opvatting over de ontwikkeling van het programma eID: sinds november 2015 is, vanwege de te groot geworden complexiteit van het oorspronkelijke programma, terecht ingegrepen. De complexiteit is inmiddels fors gereduceerd, maar hiermee is succesvolle beleidsrealisatie, aldus het BIT, nog niet zeker gesteld. De aanbevelingen van het BIT passen mijns inziens uitstekend in de in de komende weken af te ronden planvorming over die beleidsrealisatie. Conform het u eerder gemelde tijdpad ben ik voornemens de aanpak van de verdere beleidsrealisatie nog voor het zomerreces in het kabinet te bespreken. Ik zal u zo kort mogelijk daarna per brief berichten.

Kern van het beleid: een multimiddelenstrategie voor inloggen

Zoals u bekend, is het doel van mijn beleid inzake eID zo snel als mogelijk de onacceptabel groot en kwetsbaar geworden afhankelijkheid van DigiD voor inloggen op de digitale dienstverlening in het BSN-domein tot aanvaardbare proporties terug te brengen. De kabinetsdoelstelling dat burgers, beroepsbeoefenaren en bedrijven eind 2017 digitaal zaken moeten kunnen doen met de overheid, maakt het realiseren van dit beleid extra tijdkritisch. Niet alleen wil het kabinet zeker met het oog daarop spoedig alternatieve inlogmiddelen beschikbaar maken vanwege nooit geheel uit te sluiten storingen. Bovendien wordt in het kader van Digitaal 2017 gewerkt aan een generatie digitale diensten die extra veiligheidseisen aan inlogmiddelen stellen; eisen waarvoor het huidige DigiD nooit bedoeld is geweest. Bij deze multimiddelenstrategie wordt, zoals met u meermalen besproken, gedacht aan zowel publieke middelen (naast DigiD ook voor digitaal gebruik aangepaste WID-middelen) als aan geheel privaat ontwikkelde, verstrekte en beheerde middelen. Momenteel wordt hard gewerkt aan de evaluatie van pilots met deze diverse middelen, die sinds de afgelopen jaarwisseling zijn gaan lopen. Deze evaluatie, uitgevoerd door een Commissie onder leiding van de heer Kuipers, en het BIT-advies vormen belangrijke bouwstenen voor mijn voorstel aan het kabinet voor de verdere beleidsrealisatie.

Hoofdlijn reactie

Het onderzoek door het BIT is korte tijd na de op dit moment nog lopende grondige herstructuring van het programma gestart en aldus goeddeels parallel hieraan uitgevoerd. Thans nog niet of niet volledig doorgevoerde BIT-adviezen worden in het restant van deze herstructurering meegenomen. Zo wordt momenteel nog gewerkt aan het inrichten van het onder mijn verantwoordelijkheid benodigde publiekrechtelijk verankerde regime van uniforme eisen voor toelating van en toezicht op publieke en private inlogmiddelen. Daarbij worden ook de aandachtspunten die het BIT aanreikt, meegenomen.

Het BIT concludeert dat het gevaar van te grote complexiteit nog niet is geweken. Ik neem die waarschuwing ter harte. Slagvaardig beheersen van risico’s is een hoeksteen van de aanpak voor de beleidsrealisatie. Dat neemt niet weg dat het volledig uitbannen van risico’s bij innovaties als deze per definitie niet kan.

Gezien het tijdkritische karakter van de beleidsrealisatie voor de algemene kabinetsdoelstelling van Digitaal 2017, acht ik van bijzonder belang de zorg van het BIT of de planning nog haalbaar is, dat eind 2017 nieuwe publieke middelen van het hoogste beveiligingsniveau beschikbaar komen. De tijdsplanning is onmiskenbaar krap. Op dit moment wordt een aantal scenario’s op een rij gezet om waar mogelijk te versnellen. Hierbij draait het eerst en vooral om de spanning tussen snelheid en zorgvuldigheid. Wat betreft het laatste vormt uiteraard de eis dat zonder overleg met uw Kamer geen onomkeerbare stappen worden gezet een centraal gegeven. Daarnaast zit er ook een financiële kant aan de zaak. Het BIT wijst er wat betreft dat laatste op, dat ook zonder versnelling niet kan worden uitgesloten dat het voor de verdere voorbereiding en uitvoering van het programma uitgetrokken bedrag (23 miljoen euro) onvoldoende zal blijken. Het kabinet is zich daarvan bewust. De begroting destijds rustte noodgedwongen op een aantal aannamen, die onder meer via de momenteel lopende pilots nog nader moesten worden getoetst. Ik loop hier niet op vooruit. Overigens wijs ik er op dat onderdeel van mijn voorstel aan het kabinet ook een structureel financieringsarrangement zal zijn voor de jaarlijkse doorontwikkeling en instandhouding van het beleid.

Het BIT is erg stellig, dat de voordelen voor de burger in eerste instantie beperkt zullen zijn. Stellig is ook de conclusie dat de publieke middelen waarmee momenteel pilots worden gedaan niet gebruiksvriendelijk zijn. Wat betreft het eerste wacht ik thans eerst de uitkomst af van de zojuist genoemde scenarioanalyses voor invoering; wat betreft het tweede wacht ik de evaluatie van de pilots af, waarin gebruiksvriendelijkheid een expliciet onderwerp is.

Het BIT acht aanvullende kabinetsbesluiten nodig als basis voor de herijking van het programma. Zoals gezegd was die herijking al voor het BIT-onderzoek gestart en is het resultaat daarvan een voor het zomerreces in het kabinet te bespreken integraal voorstel voor het vervolg: de realisatie van de via pilots in de praktijk momenteel beproefde uitvoerbaarheid van de multimiddelenstrategie. Ik heb mij er naar aanleiding van het BIT-advies van vergewist dat alle door het BIT aangereikte vragen en suggesties voor antwoorden expliciet in de voorbereiding van dat voorstel worden meegenomen. Ik bericht u nader zodra de besluitvorming in het kabinet is afgerond. Dan bericht ik u ook over de evaluatie van de pilots en het kabinetsstandpunt daarover.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven