Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 april 2016
In deze brief beantwoord ik de vragen die de commissie voor Binnenlandse Zaken mij
heeft gesteld in haar brief van 4 maart 2016.
Zoals ik in de brief van 14 december 20151 heb gemeld, zijn de pilots met eID-middelen van start gegaan. In het kader van de
multimiddelenstrategie zijn er voor de pilots drie groepen van aanbieders van hoogwaardige
authenticatiemiddelen, waarbij elke groep onder een eigen «merknaam» zichtbaar is
voor de burger: via DigiD kan een pilotdeelnemer de (speciale) identiteitskaart of
het (speciale) rijbewijs als een smartcard met een pincode gebruiken, onder de naam
Idensys bieden private aanbieders diverse technologische oplossingen als authenticatiemiddel
aan en onder de naam iDIN bieden banken het gebruik van de bestaande authenticatiemiddelen
voor internetbankieren aan.
Om als burger mee te kunnen doen met de pilots, is het nodig dat deze de beschikking
krijgt over één of meerdere authenticatiemiddelen. De drie groepen hebben gemeenschappelijk
dat de identiteit van de pilotdeelnemer aan de hand van een wettelijk identiteitsdocument
is geverifieerd en dat de toegelaten authenticatiemiddelen gebruik maken van een zogenaamd
two-factor mechanisme (iets dat je hebt en iets dat je weet). De methode van het registratie-
en uitgifteproces van de drie groepen is als volgt:
Publieke eID-middelen
Door drie gemeenten zijn ongeveer 1.500 burgers uitgenodigd om aan de pilot deel te
nemen. Daarvoor moet de burger met een geldig wettelijk identiteitsdocument naar de
balie van het gemeentehuis om de nieuwe versie van de identiteitskaart of het rijbewijs
af te halen. Deze authenticatiemiddelen zijn beperkt geldig; na de pilotperiode worden
deze weer ingenomen. Er zijn voor de burger geen kosten verbonden aan de deelname.
Idensys
Bij deze groep neemt een burger zelf het initiatief om een middel aan te vragen bij
één van de private aanbieders. Digidentity, CreAim en KPN bieden authenticatiemiddelen
aan. Morpho doorloopt nog de toetredingsprocedure om middelen te mogen aanbieden.
Het aanvraagproces wordt door de burger online opgestart. In verband met de identiteitscontrole
is in het geval van KPN een fysieke afspraak nodig om het identiteitsdocument te controleren.
In het geval van Digidentity en Morpho is een proces ingericht waarmee de identiteitscontrole
online wordt afgehandeld.
Deze private aanbieders moeten kosten maken om de nieuwe authenticatiemiddelen zonder
kosten voor de burger te kunnen verstrekken. Voor de pilotfase is afgesproken dat
de betrokken overheidsdiensten die kosten deels kunnen vergoeden aan de aanbieders.
Zo verstrekt de Belastingdienst een vergoeding van maximaal 10 euro per authenticatiemiddel
voor de 3.000 eigen medewerkers die aan de pilot meedoen. Deze bijdrage is verdeeld
over verschillende aanbieders.
iDIN
Bij de pilot met iDIN heeft geen controle van het wettelijke identiteitsdocument plaatsgevonden;
dat is al eerder bij het openen van de bankrekening gebeurd. Ook door de WWFT (Wet
ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) zijn in 2008 klanten van
banken verplicht gesteld om nogmaals aan de balie te verschijnen om zich te identificeren.
In de iDIN pilot wordt gebruik gemaakt van de bestaande authenticatiemiddelen die
klanten van een bank al gebruiken om in te loggen in het webportaal voor internetbankieren.
Bij iDIN neemt de burger zelf het initiatief om zijn bankmiddel ook in te zetten in
de pilot. De burger moet dan online eenmalig het gebruik voor de pilot activeren.
In de pilot zijn er geen kosten verbonden aan het activeren en het gebruik.
In de evaluatierapportage zal worden ingegaan op de ervaringen van de burgers bij
de drie groepen met betrekking tot het aanvraagproces en het gebruik.
Indien na de evaluatie besloten wordt om over te gaan tot een brede uitrol, moet ook
een besluit worden genomen over de financiering van de multimiddelenstrategie. Het
financieringsarrangement zal in het kabinetsbesluit worden opgenomen en worden voorgelegd
aan de Kamer.
Uw Kamer heeft verzocht om een BIT-toets aan het begin van de publieke pilots met
digitale authenticatiemiddelen. In de brief van 14 december 2015 heb ik toegezegd
om deze toets uit te laten voeren.2 Op 4 januari 2016 heb ik mijn ambtsgenoot van Wonen en Rijksdienst hiertoe een verzoek
gedaan. De uitkomsten van de Bureau ICT-toetsing worden binnenkort verwacht. Ik zal
uw Kamer vervolgens informeren over de uitkomsten alsmede mijn reactie.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk