26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 152 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 april 2010

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 17 maart 2010 overleg gevoerd met minister Van der Hoeven van Economische Zaken over:

  • de brief van staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken d.d. 7 december 2009 over de voortgangsrapportage ICT-agenda 2008–2011 (26 643, nr. 146);

  • de brief van staatssecretaris Heemskerk van Economische Zaken d.d. 12 oktober 2009 over netneutraliteit (24 095, nr. 252);

  • de brief van minister Van der Hoeven van Economische Zaken d.d. 15 maart 2010 over netneutraliteit (24 905, nr. 256);

  • de brief van minister Van der Hoeven van Economische Zaken d.d. 15 maart 2010 over de ACTA-onderhandelingen (21 501, nr. 33).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke

Voorzitter: Timmer

Griffier: Van der Velden

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Algra, Van Dam, Elias, Gerkens en Timmer

en minister Van der Hoeven van Economische Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Welkom bij deze vergadering van de vaste commissie voor Economische Zaken. De heer Elias zal als eerste spreken omdat hij daarna naar een andere vergadering moet. Wij hebben een afmelding van de heer Vendrik. Ik verwelkom de minister, degenen die haar ambtelijk ondersteunen en de mensen op de publieke tribune. Met goedvinden van de collega's geef ik als eerste het woord aan de heer Elias. Wij houden een spreektijd aan van vier minuten.

De heer Elias (VVD): Voorzitter. Dank, ook aan de collega's. Het antwoord van de minister zullen wij nauwlettend volgen, ook al ben ik er zelf niet bij. Ik haal drie hoofdpunten uit de zaken die wij vandaag te bespreken hebben.

Ten eerste: breedband en glasvezel. Er lijken nogal wat ontwikkelingen te zijn op dit punt. In Limburg hebben wij vastgesteld dat een gedeputeerde in de publiciteit naar voren brengt dat de provinciale overheid als kapitaalverschaffer zou kunnen optreden zolang het maar een minderheidsbelang is bij een particuliere aanbieder. Het lijkt erop dat Eurocommissaris Kroes zich in haar nieuwe rol in diezelfde richting begeeft. Tegelijkertijd is gisteren het rapport uitgekomen van de taskforce-Crone. Daarin staat op pagina 9 dat men bij voorkeur onder die 50% participatie zou moeten blijven. Er staat nergens dat dit een hard gegeven zou zijn, want er staat «bij voorkeur». Ik wil daar graag meer over weten. Hoe ziet de minister dat in zijn algemeenheid? Ik begrijp uit het rapport dat de stelling wordt aangegaan dat zodra de Crisis- en herstelwet zou zijn aangenomen, en dat is vannacht gebeurd, de gemeenten dezelfde ruimte zouden krijgen als de provincie nu verondersteld zou hebben. Hoe zit dat? Hoe ziet de minister in zijn algemeenheid deze ontwikkeling? Ik stel hier vragen over omdat wij nog altijd op het standpunt staan dat de markt het eigenlijk zou moeten doen en dat diezelfde markt enorm ver is gekomen met glasvezel in de afgelopen jaren. Lobby's van zeven à acht jaar geleden om de ICT-snelweg te bevorderen, zijn niet overgenomen, maar hebben toch geleid tot de koppositie die wij nu hebben.

Ten tweede: ACTA. Ik heb een hekel aan het gebruik van afkortingen, maar ik gebruik deze toch maar even, anders kost het me te veel spreektijd. Wij staan achter de resolutie die in het Europees Parlement op 10 maart is aangenomen over de openbaarheid van onderhandelingen. Het lijkt ons natuurlijk een goede zaak dat wij weten wat daar nu eigenlijk aan de orde is en wat daar gebeurt. Volgens berichten op internet zou het ministerie van EZ zich zorgen maken over een negatieve precedentwerking van de openbaarheid van onderhandelingen over ACTA in de richting van de WTO-onderhandelingen. Het is misschien een technische vraag, maar toch een van groot belang. Als het zo zou zijn dat die openbaarheid de voortgang van de, trouwens stilliggende, WTO-onderhandelingen – daar kom ik in een ander verband nog op terug – negatief zou beïnvloeden, zou dat niet goed zijn. Tegelijkertijd vinden wij natuurlijk dat eventuele maatregelen naar aanleiding van het ACTA-onderzoek moeten passen binnen het huidige Europese telecompakket dat stelt dat de maatregelen passend, evenredig en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Volgens het kabinet is het «three strikes out»-principe zoals de Fransen dat hanteren, niet acceptabel. Wij onderschrijven dat op grond van het gebrek aan wederhoor en rechtsgang voor het individu. Dan wil ik in het algemeen over transparantie nog zeggen dat wij denken dat het gezien de toename van het aanbod van gebundelde of verweven diensten nuttig en goed is dat er nog lagere overstapdrempels komen en dat betere transparantie van belang blijft. Wij roepen het kabinet op daarop te blijven letten.

Ten derde: netneutraliteit. Dat levert een dilemma op. Aan de ene kant wil iedere consument een zo volledig mogelijk aanbod. Aan de andere kant verwacht diezelfde consument van zijn internet service provider (ISP) dat hij beschermt wordt tegen de gevaren van het internet, zoals virussen en dergelijke. Het begrip «netneutraliteit» kan niet ongeclausuleerd worden gehanteerd waar consumenten zowel een compleet aanbod als een filter verwachten. Hoe ziet de minister dat dubbelhartige? Ons initiële standpunt zou zijn om dit soort dingen over te laten aan de markt, maar wel een definitie van netneutraliteit te hebben, plus de transparantie, plus de overstapmogelijkheden. In de komende maanden is er op dit terrein het een en ander vanuit Europa te verwachten. Hoe kijkt de minister daar tegenaan?

De heer Algra (CDA): Voorzitter. Mijn complimenten voor deze eerste voortgangsrapportage ICT-agenda 2008–2011. De rapportage geeft een uitvoerig inzicht in de stand van zaken tot nu toe. Het is inmiddels anderhalf jaar geleden dat wij de ICT-agenda hebben besproken. Het is goed om te mogen concluderen dat wij goed op weg zijn met het uitvoeren van de acties en op koers lijken te liggen om de ambitie van het kabinet te halen. Van de 62 acties zijn er inmiddels 58 opgepakt en 16 zelfs al afgerond.

Wij constateren dat in het toepassen van open standaarden veel energie wordt gestoken. Wat dat betreft lijkt het in de ogen van de CDA-fractie minstens zo'n belangrijke actie als de inspanningen met betrekking tot aspecten van interoperabiliteit. Die komt er in onze ogen echter wat bekaaid vanaf. In de toelichting wordt gesteld dat het sinds 2008 in uitvoering is en dat het proces wordt getrokken door het Forum en College Standaardisatie als primair proces. Dat is een toelichting die weinig zegt. Hoe staat het op dit moment met deze actie? Is de minister met de CDA-fractie van mening dat deze actie meer duidelijkheid en een hogere prioriteit verdient?

Kijkend naar de niet opgepakte acties moeten wij constateren dat juist twee projecten die erop gericht zijn het energieverbruik terug te dringen, een onderwerp dat door het CDA tijdens het overleg op 3 september 2008 juist nadrukkelijk op de agenda is gezet, nog niet zijn gestart. Waarom zijn het EZ/VROM-project «Knelpunten in kaart brengen en opheffen bij totstandkoming van ICT-toepassingen in nieuwbouw» en het EZ-project «Gebruiksgedrag consumenten op snijvlak energie en ICT in kaart brengen» nog niet opgepakt? Ook het project «Opschaling digitale vrachtbrief» is nog niet opgestart. Is er inmiddels zicht op een eenduidige standaard en ketenbrede acceptatie van elektronische authenticatie? Wat zijn op dit moment de resultaten van het programma eHerkenning, die daar belangrijk voor zijn? Wanneer wordt de marktconsultatie afgerond en wanneer wordt de Kamer hierover separaat geïnformeerd? Ook de vierde nog niet opgestarte actie maakt nieuwsgierig. Ik heb die niet kunnen ontdekken namelijk. Welke actie betreft het?

Nog steeds is het goed te constateren dat Nederland in een internationale benchmark goed scoort op ICT-terrein. Extra opletten is geboden bij terreinen waar sprake is van een daling. Hoe duidt de minister in dit verband de daling in de Networked Readiness Index van de zesde plaats in 2007, naar de zevende plaats in 2008 tot de negende plek in 2009?

Bij het onderdeel Antwoord voor Bedrijven wordt geschetst dat het bezoek op de website is geklommen van een kleine 45 000 bezoekers per maand aan het begin van 2008, via ruim 80 000 bezoekers in september 2008 naar ruim 168 000 bezoekers per maand in maart 2009. Inmiddels zijn wij een jaar verder. Heeft deze stijging zich voortgezet en wat was het bezoekersaantal begin 2010?

Een belangrijke, door de CDA-fractie gesteunde, wens van het bedrijfsleven is eenmalige gegevensverstrekking waarbij eenmalige gegevensuitvraag door de overheid mogelijk wordt. Op die manier hoeven bedrijven nog maar één keer hun gegevens aan de overheid te verstrekken en niet elke keer opnieuw bij een nieuw contract met de overheid. Waarom moet het tot 2014 duren voordat alle overheden verplicht zijn aangesloten op deze basisadministratie Nieuw Handels Register? In het verlengde hiervan heeft de CDA-fractie tijdens het overleg in 2008 een aantal suggesties gedaan met het doel bureaucratie en omslachtigheid aan te pakken. Een van die voorstellen betrof het combineren van gegevens op één digitale pas. Dit plan kreeg veel bijval. Kan de minister wat meer vertellen over de mogelijkheden en ontwikkelingen van zo'n pas?

Twee jaar geleden hebben wij een kabinetsreactie ontvangen over de visie op dienstverlening. Deze reactie bevat ook een visie op het Actieprogramma dienstverlening en e-overheid. Hiermee wordt een basis gelegd om te komen tot een Nationaal Uitvoeringsprogramma betere dienstverlening en e-overheid. Onlangs kreeg dit NUP een zeer kritische review. Als Kamer zullen wij daar binnenkort separaat overleg over hebben. Onderdeel van het NUP is echter het op te starten project Modernisering GBA. De staatssecretaris van BZK heeft aangekondigd voor dit project een Europese aanbesteding op te starten. Is dit proces ondertussen in afwachting van nader overleg opgeschort? Zo nee, is de minister bereid dit binnen het kabinet te bewerkstelligen?

De positie van de Verenigde Staten is een stuk slechter dan die van Europa op ICT-terrein. Toch mogen wij jaloers kijken naar het ondernemersklimaat dat men daar kent. Kunnen wij daar geen voorbeeld aan nemen? Heeft de minister daar ideeën over?

Mevrouw Gerkens (SP): Voorzitter. Ik begin met de twee brieven over ACTA en netneutraliteit die net zijn toegevoegd aan de agenda. Ik ben blij dat het kabinet de moeite heeft genomen om zo'n uitgebreide brief over ACTA naar de Kamer te sturen. Ik ben ook blij met de inzet van het kabinet om ervoor te zorgen dat er zo veel mogelijk openheid komt over ACTA, want wij weten eigenlijk niet wat er precies over onderhandeld wordt, maar de speculaties zijn groot. Het is dus goed als wij daar zo veel mogelijk openheid over kunnen krijgen om dat weg te werken. Ik ben heel blij dat het kabinet dat doet. Ik ben ook blij dat wat het kabinet betreft, en dat zijn ook de geluiden die wij uit de EU horen, het huidige telecompakket staat, met de proportionaliteit en evenredigheid van de maatregelen die wij zouden moeten treffen voor het bestrijden van criminaliteit. Ik ben ook blij dat het kabinet hoe dan ook de consultatieronde ingaat: dan maar met de stukken die wij hebben als wij niet alles kunnen doen. In de brief gaat het over de «three strikes out»-aanpak. Die is volgens de SP-fractie niet acceptabel. Ook de werkgroep auteursrecht heeft daarvan gezegd dat die aanpak zeer onwenselijk is. Er is dus een breed draagvlak. De minister zegt dat het niet acceptabel is als het aan het kabinet ligt. Dat is een onzekerheid die de minister van mij meteen uit de brief mag schrappen. Volgens mij is daar Kamerbrede steun voor.

De netneutraliteit staat bij EZ altijd hoog op de agenda. Ook daar is mijn fractie erg blij mee. Toch liggen daar nog enkele zorgwekkende dingen. Het eerder genoemde spanningsveld van netneutraliteit versus netveiligheid – daar kom ik in verband met de ICT-agenda nog op terug – is een punt van aandacht. Ik heb het eerder aan de minister van Justitie gevraagd, maar wil het nu ook aan de minister van EZ vragen. Wellicht kan zij er eens samen met de minister van Justitie naar kijken. Hoe oordeelt de minister over het gebruik van Deep Packet Inspection (DPI) door ISP's zoals het nu al gebeurt? Hoe verhoudt zich dat dan tot de huidige Wet bescherming persoonsgegevens? Gebeurt er iets onoorbaars? Ik heb hierover eerder vragen gesteld, ook in het kader van netwerkmanagement. UPC zegt bijvoorbeeld dat dit gebeurt vanwege onderhoudswerkzaamheden. Buitenlands onderzoek toont aan dat alle ISP's aan netwerkmanagement doen. Het is de vraag of ze dat altijd doen omdat ze druk verkeer voorrang moeten geven. Moet het ministerie daar niet eens nader naar kijken?

Dan kom ik op de voortgangsrapportage ICT-agenda. Dat is een indrukwekkende rapportage, maar zo'n rapportage heeft toch ook altijd een beetje het gehalte van een slager die zijn eigen vlees keurt. Voor mij is het thema in de rapportage hands on versus beleid maken. Ik wil er drie voorbeelden uit pakken waarin ik denk dat dit duidelijk naar voren komt. Nederland is nummer één in de e-commerce. Dat is echt fantastisch; dat is heel erg goed. Dat is ook goed voor de doelstellingen die opgesteld zijn in Lissabon. Voor e-commerce is het vertrouwen en de veiligheid op internet echter van groot belang. Cybercrime wordt echt een steeds groter probleem. Mag ik verwijzen naar de uitzending van Kassa van afgelopen weekend? Daarin zegt de politie dat er geen aangifte kan worden gedaan van fraude op Marktplaats. Je kunt dat niet doen omdat de politie daar niet voor is. Dan denk ik dat wij de bestrijding van cybercrime op papier goed in de steigers hebben staan, maar dat de uitvoering daarvan nog ver beneden alle peil is en dat wij daar veel meer op zouden moeten inzetten. Er hoeft maar één schandaal te komen en wij gaan weer jaren terug in de ontwikkeling die wij hebben. Mensen worden dan angstig om gebruik te maken van e-commercemogelijkheden. In dat kader willen wij ook graag dat de minister komt met antwoorden op de vragen over de meldplicht van het lekken van data van bedrijven.

Hetzelfde geldt voor de implementatie van de open standaarden; Nederland Open in Verbinding (NOiV). De heer Algra noemde het ook. Op papier ziet het er allemaal heel goed uit, maar wij weten dat de uitrol ervan enorm stokt, niet in de laatste plaats bij onszelf in de Tweede Kamer. Je ziet dat er bij alle ministeries en bij lagere overheden zeer terughoudend mee wordt omgegaan. Men heeft toch een beetje het idee dat het een links clubje – laat ik het maar even zo zeggen – is dat dit graag wil. Open standaarden zijn echter cruciaal in verband met de vraag of we over tien jaar nog ons digitale geheugen kunnen lezen en of wij de interoperabiliteit goed kunnen krijgen. Het kan bovendien ook een hoop geld schelen. Als wij 29 mld. moeten vinden, valt daar best nog wel wat te halen.

Als laatste punt wilde ik de digivaardigheid en de mediawijsheid noemen. Ik zie het bij mijn eigen kinderen. Ik weet dat het op papier goed in de steigers staat en dat er enkele clubs heel goed mee bezig zijn, maar de aandacht ervoor is nog veel te beperkt. Met name bij de mensen die het moeten uitvoeren, is het een slotstuk. Misschien zijn dit toch dingen waarover de minister als beleidsmaker moet nadenken. Hoe krijgen wij dat beleid meer hands-on naar buiten toe zodat het omgezet kan worden?

Dan wil ik het nog hebben over breedband. De SP-fractie heeft de motie daarover niet gesteund. Wij denken dat die breedbanduitrol gewoon goed gaat. Ik maak me echter wel zorgen over de mobiele uitrol. Ik vind dat daar in verhouding veel te weinig aandacht voor is, terwijl mobiel internet toch de toekomst heeft. Kan de minister daar meer nadruk op leggen? Wat kunnen wij bijvoorbeeld doen bij het vrijkomen van frequenties? De SP-fractie maakt zich ook zorgen over informatieconcentraties. Een voorbeeld daarvan is het elektronisch patiëntendossier waarin heel veel informatie zit, maar ik denk ook aan Google. Op een bepaalde manier wordt er heel veel informatie over ons verzameld. Dat is ook nogal schimmig. Wellicht zou de minister een beschouwing op dit punt kunnen geven.

Wij zijn heel hard bezig om te bekijken of wij onze ICT in Nederland goed in de steigers kunnen krijgen. Wij maken daarin goede vooruitgang. Wij willen met volle vaart de toekomst in. Ik vind het dan ook echt beschamend dat wij zo weinig aandacht besteden aan Internet Protocol Version 6 (IPv6). Als wij er nu niet als een gek voor zorgen dat wij de omslag naar IPv6 doorzetten, zal elke vlucht vooruit stokken omdat wij niet meer verder kunnen omdat de internetadressen op zijn. Dat is al over twee jaar! Hoe gaat het nu met die taskforce? Kan de minister aangeven wat het budget van die taskforce is in vergelijking met het budget van de taskforce voor breedband? Is er voldoende geld? Kunnen zij voldoende stappen zetten? Is de minister bereid ervoor te zorgen dat in alle overheidsaanbestedingen – van hoog tot laag – de eis voor IPv6 wordt opgenomen?

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Het is voor het eerst dat wij met de minister spreken over ICT. Dit onderwerp viel immers tot nu toe onder de portefeuille van de staatssecretaris. De voortgangsrapportage ICT-agenda is eigenlijk bijna ook de eindrapportage geworden van het werk dat de staatssecretaris op dit vlak heeft gedaan. Daar kom ik zo op, maar ik wil beginnen met de principiële punten die aan de agenda zijn toegevoegd: netneutraliteit en ACTA.

Ik ben redelijk gerustgesteld door de brief van de minister over de onderhandelingen op het gebied van ACTA. De minister zegt dat het niet de bedoeling is dat er ook maar iets uitrolt dat verder gaat dan het huidige EU-standpunt. Dat gaat wat mij betreft soms al best ver, maar het is in elk geval belangrijk om te horen dat de onderhandelingen over ACTA niet zullen leiden tot regelgeving die verder gaat. Daar waar het implementaties behoeft die bijvoorbeeld gaan over het strafrecht is het goed om te weten dat de Tweede Kamer eerst dat verdrag zal moeten goedkeuren. Dan ligt er een redelijke opdracht bij niet alleen onze eigen regering, maar bij alle betrokken regeringen om er inderdaad voor te zorgen dat ACTA niet verder zal gaan dan de bestaande regelgeving. Een van de problemen die volgens de discussie op internet zou kunnen dreigen, is dat de «three strikes and you're out»-benadering zoals de Fransen die kennen, dwingend zou kunnen worden opgelegd of dat soortgelijke regelgeving zou kunnen worden opgelegd. Ik zou het willen omdraaien. Ik vind dat Europa van Frankrijk niet moet accepteren dat mensen afgesloten kunnen worden van hun internetverbinding. Een internetverbinding is tegenwoordig zo cruciaal om deel te kunnen nemen aan het economisch en maatschappelijk leven dat je mensen daarvan niet mag afsluiten. Als je vindt dat mensen straf verdienen, heb je daarvoor het normale strafrecht. Je mag mensen niet afsluiten van een deel van het maatschappelijke en economisch leven. Dat principe zou volgens mij overal in Europa moeten gelden. Internet is tegenwoordig een grondrecht, zoals een Franse rechter terecht in deze zaak heeft aangegeven. Dat zou overal in Europa moeten gelden.

Mevrouw Gerkens (SP): Dat is een sympathiek punt, maar tegelijkertijd is het wel vreemd. Wij zeggen daarmee eigenlijk dat wij niet willen dat Europa ons vertelt hoe het strafrecht in elkaar moet zitten, want dat bepalen wij zelf in Nederland. De heer Van Dam wil nu toch als Europa in een bepaald land gaan vertellen hoe daar het strafrecht in elkaar moet zitten. Het gevaar dat daaruit voortvloeit, is dat er wederkerigheid gaat ontstaan en dat Europa op een ander punt bij ons dingen gaat eisen. Ik denk bijvoorbeeld aan softdrugs. Ieder land heeft misschien wel dingen waaraan andere landen zich, vaak zeer terecht, storen. Het is echter de vraag of wij op die manier moeten treden in het strafrecht in een ander land. Hoe denkt de heer Van Dam daarover?

De heer Van Dam (PvdA): Dat doen wij al, want de Europese gemeenschap is een gemeenschap van waarden. Een aantal waarden gaat over grondrechten waarvan wij vinden dat die er moeten zijn voor elke Europese burger. Wij eisen van elkaar dat wij de normale mensenrechten respecteren. Wij zouden het niet accepteren als een Europees land zou overgaan tot marteling als opsporingsmethode. Er zijn bepaalde grondrechten die voor alle Europeanen gelden. Wat mij betreft moet je mensen niet zonder dat je dat via het normale strafrecht regelt, uitsluiten van het maatschappelijke en economisch leven. Je moet mensen geen grondrecht ontnemen. Volgens mij hoort toegang tot internet daarbij. Ik vind dat een waarde die wij met elkaar horen te delen.

Mevrouw Gerkens (SP): De Fransen sluiten overigens niemand volledig af van het internet. De heer Van Dam en ik denken hetzelfde over dat grondrecht. Het punt is echter dat het niet zo in de grondrechten is opgenomen. Ook al vinden wij dat het in Frankrijk anders zou moeten, wij treden daarmee in het strafrecht van Frankrijk. Het gevaar bestaat dat dit naar ons terugkomt. Is dat een risico dat de heer Van Dam wil lopen?

De heer Van Dam (PvdA): Zoals ik al zei, zie ik dit gevaar niet. Wij delen in Europa een aantal grondrechten met elkaar die het verdedigen waard zijn. Een van die grondrechten is hoe je met mensen omgaat en welke sancties je als no-go area bestempelt. Dat doen wij ook op andere vlakken dus dat is helemaal niet zo gek.

Voorzitter. Het tweede punt is de discussie over de netneutraliteit. Daarover hebben wij een brief ontvangen. Dat is goed, maar ik ben nog niet echt tevreden over de inhoud. Dat zal de ambtenaren van het ministerie die ook aanwezig waren op de studiedag over netneutraliteit, niet verbazen. Ik vind niet dat bedrijven die een internetverbinding leveren, vast of mobiel, het recht horen te hebben om klanten van bepaalde diensten af te sluiten. In de brief van de regering blijft het recht voor deze bedrijven overeind om mensen af te sluiten van bepaalde diensten. Een bedrijf moet toegang leveren en mag zich niet bemoeien met wat je op internet doet. Ook dat is wat mij betreft een grondrecht van de internetgebruiker. Het is wat mij betreft een grondrecht voor de internetgebruikers dat degene die hen toegang levert niet bepaalde diensten mag afsluiten omdat die toevallig concurreren met zijn eigen diensten. Dan is het eind zoek, dan mag er veel te veel.

Dan de voortgangsrapportage ICT-Agenda. Het is goed om te zien dat Nederland in de afgelopen jaren een aantal stappen vooruit heeft gemaakt. Het is ontzettend goed dat dit kabinet open source en open standaarden zo nadrukkelijk op de agenda heeft gezet. Er mag best nog een schepje bovenop. Dat is meteen de opdracht voor een komend kabinet: op het gebied van open standaarden, en zeker op het gebied van open source, moeten nog meer stapjes vooruit worden gemaakt. Het staat op de agenda, maar het gaat soms enigszins stroperig.

Een ander punt dat opvalt in deze voortgangsrapportage is dat de ICT-dienstverlening door de overheid tekort blijft schieten en dat op dat punt te weinig voortgang is gemaakt in deze periode. Staatssecretaris Bijleveld-Schouten is niet aanwezig bij dit overleg, dus het is moeilijk om daarover te debatteren. Daarbij hadden echt meer stappen vooruit gezet moeten worden.

Verder valt in deze voortgangsrapportage op dat Nederland onder meer goed scoort omdat het op het gebied van breedbandverbindingen een redelijke koppositie inneemt in de wereld. Toch is dat geen reden om stil te blijven zitten. Gisteren is het rapport van de taskforce breedband gepresenteerd. Daar staat een aantal interessante dingen in om te zorgen dat Nederland die positie behoudt en blijft investeren in breedband. Toch gaat het niet ver genoeg. Ook het rapport van de taskforce zegt dat over een jaar of tien ongeveer 90% van de Nederlanders toegang zal moeten hebben tot supersnel breedbandinternet. Die ambitie schiet tekort. Finland zegt dat iedere Fin al in 2015 het recht moet hebben op een supersnelle breedbandverbinding. Zweden zegt: in 2020 moet ieder Zweeds huishouden aangesloten kunnen zijn op een 100 megabitverbinding. Spanje heeft toegang tot supersnel breedband als een recht van iedere burger gedefinieerd. Wij moeten dat ook doen, zoals wij nu ook het recht op een telefoonverbinding kennen, de universele dienstverplichting. Wij moeten zeggen: vanaf 1 januari heeft iedere Nederlander het recht op een breedbandverbinding. Ik denk dat dit haalbaar is, maar wij hebben nog een aantal maanden om daarover te discussiëren. In 2015 zou dat een verbinding van 100 megabit per seconde moeten zijn, zodat wij er dan nog steeds net zo goed voorstaan als Finland. Dat zal een enorme impuls betekenen voor onze economie, omdat Nederland daarmee een van de proeftuinen in de wereld blijft voor innovaties op het gebied van breedbandtoepassingen. Wij zorgen er immers voor dat iedereen daar aan mee kan blijven doen en dat breedbandverbindingen niet alleen beschikbaar zullen zijn in de steden, maar ook op het platteland. Het mooie is dat wij het instrument om dat te regelen al hebben zonder dat het de overheid geld hoeft te kosten. Wij kunnen namelijk via de zogenaamde universele dienstverplichting definiëren dat de universele dienst niet langer een telefoonverbinding – dat is immers erg twintigste-eeuws, maar weinig eenentwintigste-eeuws – maar een breedbandverbinding is. Dan kun je ook van de telecombedrijven vragen, waarvan wij allemaal weten dat ze enorme winsten maken, die winsten te stoppen in een fonds waarmee ze de kosten van de onrendabele verbindingen – die op het platteland – delen, zodat voortaan iedereen in Nederland toegang krijgt tot een breedbandverbinding.

De heer Algra (CDA): Mijn vraag was al eerder wie dit moet betalen, maar daar gaf de heer Van Dam eerlijk antwoord op. Hij denkt dat de telecombedrijven dat wel uit de winst kunnen betalen. Dat is in elk geval een helder antwoord.

De voorzitter: Ik neem aan dat de heer Van Dam aan het eind van zijn betoog was gekomen? Zijn tijd is om.

De heer Van Dam (PvdA): Ik was inderdaad aan het eind van mijn betoog, maar ik heb nog een kleine aanvulling naar aanleiding van de vraag van de heer Algra. De taskforce breedband, de commissie-Crone, waar ook de heer Hessels in zat, heeft ook al een aantal punten genoemd hoe bijvoorbeeld gemeenten een bijdrage zouden kunnen leveren aan de financiering als dat nodig zou zijn. Ik betwijfel of dat nodig is, maar als dat wel het geval is, dan zou dat ook kunnen helpen.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik accepteer graag de complimenten van de leden van de Kamer, maar de complimenten behoren eigenlijk aan het adres van staatssecretaris Frank Heemskerk te worden gericht. Hij heeft immers in de afgelopen drie jaar dat werk gedaan. Dat wil ik hier ook graag zeggen. Het is met name aan zijn beleid te danken – wij hebben het uiteraard samen gedaan, maar hij heeft het wel gedaan – dat wij op dit moment ook in internationaal perspectief nog steeds een goede naam hebben. Natuurlijk kan het altijd beter en natuurlijk word je soms met iets geconfronteerd waarvan je denkt: dat is niet zo leuk. Maar als je naar de totaliteit kijkt, doen wij het in Europa en wereldwijd gewoon goed. Wij komen goed naar voren in de internationale benchmarks. Wij staan bovenaan als het gaat over de beschikbaarheid van infrastructuur voor en het gebruik van ICT-toepassingen door consumenten en bedrijven. Wij zijn sterk op het gebied van internetactiviteiten. Wij hebben een directe economische component zoals het internetbankieren en online winkelen, met alle kanttekeningen – laat ik dat ook zeggen – die daarbij geplaatst kunnen worden. Nederland scoort op de vijf meest relevante benchmarks in de top tien en in vier daarvan zelfs in de top vijf. Als je dat wilt vasthouden en de economische en de maatschappelijke waarde van ICT verder wilt uitbouwen, moet je een blijvend en stevig ICT-beleid voeren. Op dat punt ben ik het zeer eens met de Kamer.

Straks kom ik nog even terug op het punt van de heer Algra over de network readiness. Ik moet dat even uitzoeken.

Ik wil ingaan op de volgende onderwerpen, die bijna door iedereen zijn aangeduid: ACTA, netwerkneutraliteit, breedband, dienstverlening door de overheid, veilig gebruik van internet en open standaarden. Verder heb ik nog een aantal losse opmerkingen dat ik onder het hoofdstukje «overig» heb gevangen.

Ik begin met ACTA. Ik ben het helemaal met mevrouw Gerkens eens: na vandaag kan ik wel mede namens de Kamer spreken. Dat zal ik ook zeker doen. Ik denk namelijk dat wij het er voor 100% over eens zijn dat die openheid ook moet plaatsvinden binnen de consultatie. De openbaarheid van stukken is gewoon van groot belang. Het is niet goed als dit soort zaken zich afspeelt in de verborgenheid van achterkamers. Dat moeten wij niet hebben. Wij staan dus aan dezelfde kant. Natuurlijk zijn innovatie, vindingrijkheid en creativiteit een enorme troef, ook van de Verenigde Staten. Dat leidt tot concurrentievoordeel. Dat kan alleen zolang bedrijven weten dat een ander niet kan reproduceren wat zij gemaakt hebben. Wat dat betreft heb je een verdrag als ACTA nodig. Dat is het punt niet. Wij moeten namaak en piraterij aanpakken. Dat houdt niet op bij de landsgrenzen en dat houdt ook niet op bij de buitengrenzen van de EU of bij de VS.

Er moet echter wel een aantal dingen veranderen. Ik heb daar ook over gesproken tijdens de Raad voor Concurrentievermogen. Ik heb daar de Europese Commissie tot de volgende zaken opgeroepen. Ten eerste moet het ACTA-proces transparanter worden. Het is goed om te zien dat daar een aantal stappen in is gezet. Er is overeenstemming bereikt op 5 maart jl. tussen de Europese Commissie en de lidstaten over meer openbaarheid van die documenten. De Europese Commissie zal ook de andere ACTA-deelnemers actief aanmoedigen om zich bij die consensus aan te sluiten. Er is een resolutie van het Europees Parlement waarin gevraagd wordt, de ACTA-onderhandelingen voort te zetten en de documenten openbaar te maken. Daarnaast is er de uitspraak dat men niet verder mag gaan met het EU-acquis en dat er geen «three strikes out»-procedure in mag zitten.

Ik ben het eens met de heer Van Dam dat Frankrijk niet de maat der dingen mag worden binnen de EU. Meer hoef ik niet te zeggen. Het kan niet zo zijn dat dat punt doorgaat. Het is daarom goed dat duidelijk is geworden wat de positie van het parlement is jegens het goedkeuren van het verdrag, zeker op het punt van de strafbaarstelling. Wij komen daar nog over te spreken, maar dat zal wel met een nieuw kabinet zijn. Ik ben immers demissionair; meer kan ik niet doen. Ik kom hier overigens dadelijk nog op terug, want de heer Van Dam heeft nog iets aan mij gevraagd dat ik ook niet kan toezeggen, hoe sympathiek ik daar ook tegenover sta.

De heer Elias heeft gevraagd of het klopt dat ik mij zorgen maak over de negatieve precedentwerking van de openbaarmaking van de stukken van de WTO. Dat klopt niet. Er moet openheid zijn. Er moet ook duidelijkheid komen over wat er concreet wordt besproken over het verdrag. Ik heb die berichten ook gezien. Mijns inziens ging het daarbij met name om de visie van de VS en niet om de visie van Nederland. Overigens, de WTO-onderhandelingen staan los en moeten ook losstaan van de ACTA-onderhandelingen. Er wordt namelijk een ander regime gevolgd. Dit betekent dat de openheid hierbij gewoon bovenaan hoort te staan. Er moeten geen onttrekkende bewegingen gemaakt worden.

Ik kom hiermee op het volgende onderwerp: netneutraliteit. De Kamer hoeft van mij echt geen andere opvatting te verwachten dan die door de staatssecretaris is uitgedragen. Een open internet met keuzevrijheid voor de eindgebruiker is en blijft cruciaal. Tegen de heer Van Dam zeg ik dat ik het belangrijk vind dat de ISP's de mogelijkheid hebben om het verkeer te managen over een netwerk voor een legitieme reden, zoals congestie of illegale content. Ik vind ook dat ISP's en dienstenaanbieders de mogelijkheid moeten krijgen om zich van elkaar te onderscheiden in die markt door verschillende abonnementen aan te bieden. Dat is nu eenmaal een feit. Het kan niet zo zijn dat één abonnement alles omvat. Dat is niet mogelijk. Als je meer wilt hebben, dan betaal je ook meer en heb je een ander abonnement. Ik wil wel dat in ieder geval via transparantie wordt verzekerd dat je als eindgebruiker volledig geïnformeerd bent over het netwerkmanagement dat de ISP's voeren. Daar mankeert nog wel een en ander aan. Dit betekent dat in de Telecomwet een aantal wijzigingen op dat punt waarschijnlijk nodig zal zijn om dat goed te regelen.

Wat ga ik verder doen? Er komt een aantal wijzigingen in de Telecomwet. Dat is een onderdeel van het New Regulatory Framework. Dat behelst onder meer die informatieverplichting voor ISP's om met name naar hun eindgebruikers helder te zijn over netwerkmanagement. Daarnaast komt er een haakje in de wet. Door dat haakje kan ik minimale kwaliteitseisen stellen als die markt niet goed werkt, bijvoorbeeld als sprake is van verslechtering van bepaalde diensten. Zoals het ernaar uit ziet, kan dat effectief worden in het voorjaar van 2011, maar dat heeft natuurlijk ook te maken met de behandeling ervan in het parlement. Verder zijn wij in overleg met stakeholders, zowel op de Nederlandse markt als met buitenlandse collega's en de Europese Commissie om te kijken welke nut- en noodzaak die minimale kwaliteitseisen hebben. Ik heb begrepen dat eind 2010 de Commissie waarschijnlijk met extra aanwijzingen naar de lidstaten komt. Ten slotte bekijk ik met de Opta of en hoe – het gaat met name om het hoe – wij de transparantieverplichting verder kunnen invullen.

Zowel de heer Elias als mevrouw Gerkens heeft gevraagd of er een dilemma is tussen enerzijds het volledig aanbod en anderzijds de taak van netbeheerders om te filteren. Ik zie die dilemma's wel, zoals ik ook in mijn brief van eergisteren heb geschetst. Het debat moet niet blijven hangen in een principe als open internet. Je moet ook kijken naar de andere aspecten daarvan. Het moet dus toch ietwat meer gebalanceerd worden. Ik denk dat je een debat moet hebben over wat nu precies wel en niet gerechtvaardigd netwerkmanagement is. Daar moeten wij het met elkaar over hebben. Op dit moment zijn wij daar nog niet aan toe. De Kamer heeft gelijk als zij daar kritiek op heeft. In het komende jaar moet er wel iets gebeuren om daar helderheid over te verschaffen. Ik denk ook dat het zeer gerechtvaardigd is dat de ISP's in geval van veiligheid natuurlijk wel hun maatregelen kunnen nemen. Daar gaat alleen een debat aan vooraf over de grenzen daarvan. Mijn opvolger zal dat overleg met de Kamer moeten voeren, zodat wij daarbij ook beter de puntjes op de i kunnen zetten.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik ben het er zeer mee eens. Het is geen kritiek, maar precies de vraag die ik had. Ik denk namelijk dat het helderheid verschaft aan de eindgebruikers over waar de grenzen volgens de overheid liggen. Nu zijn deze week een brief van XS4ALL en allerlei berichten op internet gekomen waarin staat dat de overheid de providers dwingt tot het inzetten van robots die het verkeer – de illegale content, zoals de minister het noemt – zouden moeten monitoren. Deze zouden later bij een downloadverbod ingezet kunnen worden. Ik weet niet of justitie dwingt die robots te gebruiken. Wellicht kan de minister daar nu of in tweede termijn meer over zeggen.

Minister Van der Hoeven: Laat ik vooropstellen dat het voor mij ook nieuw was. Ik constateer dat dit verhaal niet wordt bevestigd door mijn ambtenaren. Wij gaan even kijken of wij voor de tweede termijn nog iets kunnen achterhalen bij Justitie. Op dit moment ben ik overvraagd, maar als ik een antwoord kan vinden voor de tweede termijn, dan kom ik er dan graag op terug.

Voorzitter. Ik kom dan op het breedbandinternet. Ik heb ook gezien wat er in Limburg is gebeurd. De Kamer heeft ook gezien wat er gisteren in de Eerste Kamer is gebeurd: de Crisis- en herstelwet is aangenomen. Met deze wet wordt artikel 5.14 van de Telecomwet gewijzigd. Daardoor is het mogelijk dat overheden mee-investeren in de uitrol van breedbandnetwerken. Je moet je alleen wel binnen de regels begeven van wat staatssteun wel en niet mogelijk maakt. Tegen de heer Elias zeg ik: nee, het zijn minderheidsaandelen. De taskforce zal zich daaraan moeten conformeren. Trouwens, die heeft zijn advies uitgebracht. Dat station is dus voorbij. Maar het gaat om de mogelijkheid voor overheden, zoals provincies en gemeenten, om mee te investeren in de vorm van een minderheidsaandeel. Eurocommissaris Kroes heeft gezegd dat dit mogelijk is. De situatie in Frankrijk of Duitsland is echt heel anders dan in Nederland. Het minderheidsaandeel voor wat betreft de investeringen mag niet gebruikt worden om iets te zeggen te krijgen over wat er aan diensten wordt ontwikkeld die over die breedbandverbinding worden geleverd aan mogelijke klanten. Dat kan natuurlijk niet. Deze zaken zullen wij verder met de gemeenten en provincies bespreken.

Wat ga ik ermee doen? Ik vind het een beetje lastig. Ik zou er graag iets meer mee doen dan wat ik er nu mee kan doen. Ik zal het in ieder geval doorsturen aan de bestuurders van gemeenten, provincies en woningcorporaties. Ik hoop dat het ook in de nieuw te vormen colleges een plek kan krijgen. Het advies en de rapporten van TNO en PwC over supersnel breedband worden binnen een week aan de Kamer gestuurd. Uiteraard wil ik graag de ontwikkelingen nauwgezet blijven volgen. Wij zullen waar mogelijk een bijdrage leveren aan informatieverspreiding. Op het advies volgt een kabinetsreactie van het volgende kabinet.

Nog even terug naar Limburg. De heer Hessels, gedeputeerde en lid van de taskforce, heeft duidelijk gesteld dat er technologieneutraal te werk moet worden gegaan. Dat is erg belangrijk. Alle partijen moeten zich uitgedaagd kunnen voelen en niemand wordt op voorhand uitgesloten. Wat je aan de markt kunt overlaten, moet je eraan overlaten. Dit betekent dat iedereen mee moet kunnen doen. Als het niet nodig is om te investeren, dan moet je het ook niet doen. Je moet je geld dan aan iets anders uitgeven.

Vind ik breedband van belang? Ja. Vind ik de uitrol van mobiel van belang? Ja, die vind ik zeer van belang. De komende frequentieveilingen, zoals die van de 2,6 GHz-band, kunnen daar een oplossing voor bieden. Deze kunnen in elk geval een belangrijke impuls bieden, omdat er daardoor ruimte ontstaat voor nieuwe toetreders.

Mevrouw Gerkens (SP): Komt die nieuwe frequentieverdeling nog voor 9 juni?

Minister Van der Hoeven: Die komt 20 april.

De heer Van Dam (PvdA): Wij hebben hier vaker over gedebatteerd. Nu is het mede aan de minister om er zorg voor te dragen dat die 2,6 GHz-frequenties gebruikt zullen worden om een nieuwe partij de concurrentie op de markt voor mobiel internet te laten aanzwengelen. Het is cruciaal dat dit uit de frequentieverdeling komt.

Minister Van der Hoeven: Het is een veiling, geen verdeling. Ik hoop inderdaad dat het daartoe leidt. Dat is wel de bedoeling.

Voorzitter. De heer Van Dam vroeg of ik vind dat iedere Nederlander recht heeft op een breedbandverbinding. Ik vind het van belang dat iedere burger een kwalitatief goede internetverbinding heeft. Het gaat mij om de goede kwaliteit. Ik zet er alleen wel vraagtekens bij of je zo'n zwaar instrument als een universele dienstverplichting moet gebruiken om dat te bereiken. Overigens wordt dit in Europees verband ook bediscussieerd. De huidige markt laat goede investeringen zien. Daar ben ik eigenlijk wel tevreden mee. De Taskforce NGN, Next Generation Network, draagt heel duidelijk een aanvullende manier aan om die uitrol in het gebruik van breedband te herstellen. Daar voel ik echt meer voor dan om nu al te zeggen: er komt een universele dienstverplichting per 1 januari 2011. Dat gaat mij echt een paar stappen te ver. Ook kan ik dit niet toezeggen vanwege de demissionaire status van het kabinet. Ik zou zeggen: zet dit in het partijprogramma. Misschien doen de heer Algra en mevrouw Gerkens dat ook. Dan hebben wij een heel andere discussie met elkaar.

De heer Van Dam (PvdA): Dat is het nadeel van de huidige situatie. Ook over netneutraliteit zou ik graag het debat aangegaan zijn. Dit zal ook moeten wachten tot de discussie over de nieuwe Telecomwet, die na de verkiezingen zal plaatsvinden. Dat geldt eigenlijk ook voor dit punt. Wij zullen dit debat in de komende maanden moeten voeren. De minister is prominent lid van een van de partijen die ongetwijfeld weer een belangrijke rol gaat spelen in de komende campagnes. Daarom geef ik haar het volgende mee. Als je wilt dat de mensen in de buitengebieden, in Zuid-Limburg, in Zeeuws-Vlaanderen, in Drenthe, uiteindelijk ook mee kunnen doen en dat hun kinderen straks ook gebruik kunnen maken van supersnel internet, dan heb je wel een maatregel als deze nodig. Het is niet voor niets dat men dat in Finland en Zweden, landen met veel meer buitengebieden dan wij, ook aandurft en ook die maatregel neemt. Als je wilt dat straks iedereen mee kan doen, dus ook die laatste paar procenten van Nederland, dan zul je een stap als deze moeten zetten.

Minister Van der Hoeven: Daar ben ik op voorhand niet van overtuigd. Hetgeen door de taskforce wordt aangedragen, biedt een heel goed alternatief. Verder vind ik de situatie in Zweden en Finland, ook vanwege de afstanden daar, toch echt anders dan die in Nederland. Als ik het huidige internetgebruik in Nederland zie, is sprake van een heel andere situatie dan in andere landen. Wij moeten de betekenis van mobiel ook niet uitvlakken. Daarom hecht ik ook zo veel waarde aan de verruimingen die de 2,6 GHz-frequentie met zich kan brengen. Je hebt daarmee twee andere aanvliegroutes om hetzelfde eindpunt te bereiken dan de aanvliegroute van de heer Van Dam, namelijk de universele dienstverplichting. Het gaat om het einddoel: iedereen moet aangesloten zijn op breedbandinternet. En over de manier waarop je dat doet, leidt er een aantal wegen naar Rome.

Voorzitter. De ICT-dienstverlening moet gewoon beter. De heer Algra heeft daar gelijk in. Een aantal slagen kan echt nog gemaakt worden. Ik denk hierbij aan het invoeren van e-factureren en e-herkenning voor bedrijven. E-factureren houdt in dat betalingen sneller en efficiënter moeten kunnen plaatsvinden, wat leidt tot minder administratieve lasten, zowel voor overheid als bedrijfsleven. De initiële doelstelling om eind 2010 die 10% per jaar te behalen, wordt niet gehaald. Hoe zal ik het vriendelijk zeggen? Als er op korte termijn bezuinigd moet worden, merk je toch dat dit minder urgent wordt gevonden. De kost gaat ook hier voor de baat uit. Je ziet ook dat e-factureren op politiek-bestuurlijk niveau momenteel echt minder prioriteit krijgt als bedrijfsvoeringsonderwerp. Ik vind dat jammer.

Dan eHerkenning voor Bedrijven. Het is de bedoeling om de toegang tot de verschillende elektronische diensten van de overheid te vergemakkelijken en de regeldruk te verminderen. We hebben daarin dus een flinke stap in de goede richting gedaan.

Met een stelsel van afspraken tussen overheidspartijen en bedrijven die herkenningsmiddelen gebruiken voorkomen we het ontstaan van een digitale sleutelbos, omdat een bedrijf daardoor slechts één middel nodig heeft om elektronische diensten af te nemen. We doen daarmee momenteel wat praktijkervaring op.

Verder zijn er de projecten in het kader van het programma «Slim geregeld, goed verbonden». Je ziet ook een aantal projecten – in de bouw, in de Rotterdamse haven, in de horeca – waarbij het de bedoeling is om de doorlooptijd en van ICT-gerelateerde overheidsprocessen fors te verminderen. Dat geldt overigens ook voor de uitvraag, zo kan ik de heer Algra meedelen. Jaarlijks leidt dit tot zo'n 10% tot 35% besparing in administratieve lasten voor de betrokken bedrijven. Daarvoor doen we het tenslotte.

Ik zeg het nogmaals tegen de heer Algra: de eerste versie van het afsprakenstelsel rondom eHerkenning is eind december gereedgekomen. Eind maart wordt het stelsel aangevuld, zodat in 2010 ook de overheidsdienstverleners met eHerkenning aan de slag kunnen. De grote uitrol is voor 2011 voorzien. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd via de voortgangsberichten over de e-overheid en via de EZ-begroting. Het komt dus in ieder geval hier terug, zodat de Kamer daarover met mij van gedachten kan wisselen als zij dat nodig vindt.

Ik zeg tegen de heer Algra dat het proces van modernisering van de GBA nog gaande is. Ik neem het verzoek om dat proces te bespoedigen mee. Mijn collega van BZK is daarvoor inderdaad de eerstverantwoordelijke.

De heer Algra (CDA): Met mijn opmerking bedoelde ik precies het tegenovergestelde: ik wil het proces zo snel mogelijk stopzetten.

Minister Van der Hoeven: Meent u dat nu?

De heer Algra (CDA): Absoluut.

Minister Van der Hoeven: Waarom zou u dat willen?

De heer Algra (CDA): We zitten nu in de fase van Europese aanbesteding. We hebben een heel kort overleg gehad, waardoor de Kamer een aantal onderzoeken naar de business cases niet goed tot zich heeft kunnen nemen. We zullen binnenkort nog over andere onderwerpen spreken, maar mijn fractie vindt dat op dit moment niet is aangetoond waarom we de GBA zouden moeten moderniseren. Het lijkt ons verstandig om dat de argumenten daarvoor duidelijk moeten zijn voordat we verdere stappen zetten.

Minister Van der Hoeven: O jee! Ik wil niet in uw agenda treden, meneer Algra, maar nodig dan alstublieft mijn collega van BZK uit. Dat moet u dan niet aan mij vragen, want ik ga daar niet over.

De voorzitter: Mijnheer Algra. Ik denk ook dat u deze vraag inderdaad beter kunt bewaren tot het overleg met BZK.

De heer Algra (CDA): Dat is waar, maar we spreken natuurlijk wel over een onderwerp dat zowel op het beleidsterrein van BZK als dat van EZ ligt. We moeten dan ook geen muurtjes tussen deze ministeries optrekken. We komen er nog over te spreken, maar omdat het proces intussen in gang is gezet, leek het mij beter om nu al het signaal te geven dat mijn fractie hier grote vraagtekens bij zet. Daarom vroeg ik de minister ook terughoudend te zijn en geen onomkeerbare stappen te zetten.

De voorzitter: Ik krijg de indruk dat uw signaal gehoord is. Verder verwijs ik toch naar het overleg dat u kennelijk nog met BZK gaat voeren.

Minister Van der Hoeven: Dat lijkt me een heel verstandige beslissing. Ik sluit me daar graag bij aan.

De heer Algra vroeg waarom alle overheden pas in 2014 op het Nieuw Handelsregister worden aangesloten. Dat doen wij, omdat wij er zeker van willen zijn dat het werkt, voordat wij deelname verplicht stellen. Het NHR treedt in juli 2011 in werking. Daarna moeten we eerst de kwaliteit van de data zodanig verbeteren dat het rapporteren van fouten mogelijk wordt. Dat dat nog niet kan, is namelijk een van de problemen die nog opgelost moeten worden. Andere overheden kunnen zeker overigens wel vrijwillig aansluiten op het NHR, ook eerder dan 2014. Ik wil dat dan ook stimuleren, maar ik ga pas met een verplichting werken als het systeem foolproof is. In de eerste fase moeten we dus wel de mogelijkheid bieden, maar het nog niet verplichten.

Ik snap niet helemaal wat de heer Algra bedoelt met zijn opmerkingen over de digitale pas. Bedoelt hij een pas met eHerkenning voor bedrijven, de DigiD voor burgers, of de elektronische identiteitskaart? BZK heeft, zoals wij zojuist bespraken, de elektronische identiteitskaart inmiddels aanbesteed. Als de heer Algra op die kaart doelt, moet hij dus echt bij mijn collega zijn. Ik zie aan zijn gezicht dat hij inderdaad het laatste bedoelt.

We zijn op de Network Readiness Index inderdaad gedaald van plaats 6 naar plaats 9. We scoren met name laag op het ICT-gebruik en de ICT-readiness van de overheid. Onder andere het overheidssucces bij de ICT-benadering en de beschikbaarheid van e-governmentdiensten spelen daarbij een rol. Ik denk echter dat de heer Algra ook dit punt met mijn collega van BZK moet bespreken.

Het is ongelooflijk belangrijk dat mensen veilig gebruik kunnen maken van internet. Mensen gaan immers minder gebruik maken van Marktplaats.nl en andere sites als het internet niet veilig genoeg is. Op dit moment ben ik met mijn collega's van Justitie en BZK hard aan het werk om het bewustzijn en de kennis van de gebruikers te vergroten. We kijken ook wat we kunnen doen aan veiligheidsrisico's bij het gebruik van ICT.

Een en ander laat natuurlijk wel onverlet dat de gebruikers zelf ook de nodige beschermingsmaatregelen kunnen nemen. Je kunt namelijk niet alle verantwoordelijkheid hiervoor bij de overheid neerleggen, aangezien het ook te maken heeft met je eigen gedrag. De succesvolle campagne «Cybercrime» van Postbus 51 krijgt een vervolg. We hebben ook het Platform Internetveiligheid gelanceerd. Daarbij ligt de focus op het verhogen van de veiligheid ter voorkoming van strafbare of onrechtmatige zaken. We bekijken dat vanuit het perspectief van de internetgebruiker en richten ons in het bijzonder op zaken als Notice-and-Take-Down, filteren, het blokkeren van kinderporno op het net en het aanpakken van botnets. Dat zijn namelijk ook wezenlijke problemen.

Mevrouw Gerkens vroeg in het kader van de veiligheid naar de meldplicht. We nemen dat onderwerp mee bij de implementatie van het New Regulatory Framework.

Mevrouw Gerkens (SP): De minister noemt een aantal lopende projecten. Ik probeerde in mijn betoog echter aan de hand van drie punten juist te laten zien dat het veiligheidsbeleid weliswaar goed in de steigers staat, maar dat we er in de praktijk nog maar weinig van merken. Het gebeurt nog steeds dat mensen van de politie horen dat ze geen aangifte kunnen doen van oplichting via Marktplaats.nl, omdat dit geen fraude zou zijn. Daaruit blijkt toch zeker wel dat er nog steeds iets stokt in de uitvoering van het beleid. Ik hoorde dit soort verhalen echt vijf jaar geleden ook al. Hieraan wordt nog steeds niets gedaan en dat is heel erg slecht. We moeten de aanpak van cybercrime bovendien veel meer prioriteit geven, omdat het grote problemen oplevert voor onze economie.

Minister Van der Hoeven: Ik onderschrijf de analyse van mevrouw Gerkens. Ik zal het inderdaad bij mijn collega van Justitie aan de orde stellen en bezien wat we kunnen doen. Hopelijk kunnen we ook in EU-verband een aantal stappen zetten, want internet is nu eenmaal grensoverschrijdend en een land kan dit niet alleen doen.

Meer open standaarden en open source. We hebben het programma Nederland Open in Verbinding. Er staan momenteel dertien open standaarden op de lijst. Diverse departementen hebben inmiddels een duidelijke strategie ontwikkeld voor aanbesteding, inkoop en het gebruik van open standaarden en opensourcesoftware. Er zijn nu meer dan 200 opensourcesoftwarepakketten in gebruik bij het Rijk en internationaal wordt Nederland als voorbeeld gezien. Op verzoek van de Europese Commissie en enkele lidstaten levert Nederland de bouwstenen aan van het Dienstenloket voor het Europese dienstenpakket. Die zijn gebaseerd op open standaarden en opensourcesoftware. We venten dus de Nederlandse best practices uit in Europa. Er komt overigens een voortgangsrapport van het actieplan Nederland Open in Verbinding. Die informatie wordt verwerkt in de Monitor NOiV, die in mei naar de Kamer wordt gezonden. Misschien kunnen we naar aanleiding van de monitor hierover verder praten.

De heer Van Dam vroeg of ik niet meer kan doen voor open standaarden. Hij wilde ook weten hoe het zit met het College Standaardisatie. Zoals ik al heb aangegeven, zijn er inmiddels dertien standaarden vastgesteld en zitten er nog acht in de pijplijn. De bewustwording heeft een stevige impuls gekregen, waardoor de bekendheid van open standaarden is vergroot. Er komen ook steeds meer voorbeelden beschikbaar van het gebruik van deze standaarden, van het Octrooicentrum Nederland tot het St. Antonius Ziekenhuis, die door anderen in dezelfde sector nagevolgd kunnen worden. Ook bij de stakeholders is er steeds meer kennis over het omgaan met communities. Het gaat dus allemaal prima. Open standaarden hebben onze blijvende aandacht en we zullen ons beleid aanscherpen waar dat nodig is.

De heer Algra (CDA): Ik heb een specifieke vraag gesteld over de interoperabiliteit van systemen. We zijn daar al vanaf 2008 mee bezig, maar in het overzicht van de acties vind ik daarover weinig informatie terug, terwijl dit onderwerp wel steeds belangrijker wordt. Kan de minister meer inhoudelijke informatie geven over interoperabiliteit? Hoeveel aandacht heeft het en hoe hoog is de prioriteit?

Minister Van der Hoeven: De interoperabiliteit heeft zeker mijn aandacht. Dat is ook nodig, want als die niet op orde is hebben we een probleem. Als het nodig is, kom ik hier in tweede termijn nog op terug.

Er waren nog wat losse vragen. Mevrouw Gerkens vroeg naar de digivaardigheden. Het kan natuurlijk altijd beter, maar ik heb een paar voorbeelden waar we trots op mogen zijn. Binnen twee maanden na lancering van het «Internet Boot Camp» hadden 60 000 mensen de site bezocht en deden 12 000 mensen mee aan de training. De doelstelling was 24 000 in één jaar, wat betekent dat wij de helft van onze doelstelling al in twee maanden hadden bereikt. We moeten natuurlijk zo veel mogelijk mensen bereiken, want dan maken er meer mensen gebruik van de instrumenten die het programma biedt. Daarmee vergroot je de kans dat meer mensen bewust en vaardig worden en daar ging het ons om. Verder zijn we een jaarlijkse trendrapportage aan het opzetten. Daarin wordt in kaart gebracht hoe de e-vaardigheden en het digibewustzijn van de Nederlandse burgers zich ontwikkelen. We zullen het ook bezien in internationale en Europese context, want dat geeft ons meer informatie over de mogelijke aanwezigheid van witte vlekken.

De heer Algra wilde weten of het bezoekersaantal van de website Antwoord voor bedrijven nog steeds stijgt. Ik kan de precieze aantallen over 2010 nog niet meedelen, maar in 2009 bedroeg het gemiddelde bezoekersaantal 145 000 per maand. Dat is dus heel veel. De Kamer zal hierover uiteraard nader worden geïnformeerd in de EZ-begroting.

De heer Algra (CDA): Maar dat zou dus een daling zijn, want in maart 2009 waren er 168 000 bezoekers.

Minister Van der Hoeven: Het is natuurlijk een gemiddelde, want in de ene maand kan het best wat meer zijn dan in de andere. Mensen die op vakantie zijn, hebben immers behoefte om Antwoord voor bedrijven te raadplegen. Ik kom nog terug op de cijfers voor 2010. Verder ben ik van plan om bedrijven via een campagne er weer eens op te wijzen dat Antwoord voor bedrijven soms oplossingen kan bieden voor hun problemen. Sinds de start van het Dienstenloket is er ook een aantal nieuwe mogelijkheden bij gekomen en dat is ook een goede reden om gerichte campagne voor het bedrijfsleven te starten.

De heer Algra (CDA): In het stuk wordt een stijging in forse stappen geschetst: 45 000 in het begin van 2008, oplopend naar 80 000 bezoekers in september 2008, tot 168 000 in maart 2009. Dat is het laatste getal uit de notitie, die dus het beeld schetst van een forse stijging van het aantal bezoekers.

Ik begrijp nu echter dat het in 2009 is gestabiliseerd op een niveau net iets onder de 168 000. Is dat beeld correct en, zo ja, hebt u dan wel uw doel bereikt?

Minister Van der Hoeven: Dat beeld is niet correct, want er is nog steeds sprake van een stijging. De ene maand gaat het harder dan de andere, maar het gemiddelde over 2008 zou desondanks beduidend lager uitvallen dan het gemiddelde in 2009 van145 000 per maand. Is dat voldoende? Op het moment dat er nieuwe mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld het dienstenloket, moet je er wel voor zorgen dat die onder de aandacht worden gebracht van de bedrijven. Dat is de reden dat wij in het voorjaar een nieuwe campagne starten.

De heer Algra vroeg naar twee projecten die nog niet van start zouden zijn gegaan: ICT en nieuwbouw en ICT gebruiksgemak. Deze projecten zijn inmiddels van start gegaan en daarmee verloopt een en ander conform de planning in de voortgangsrapportage. In de loop van 2010 – ik stel voor het najaar van 2010 – zal ik de Kamer over de voortgang informeren.

Mevrouw Gerkens vroeg naar die robot. Ik heb daarover inmiddels iets ontvangen van Justitie. Daaruit maak ik op dat er geen plannen zijn voor het voorschrijven van een verplichting dienaangaande. Verder heeft de Kamer de kabinetsreactie op het voorstel van mevrouw Gerkens voor een downloadverbod en een internetheffing controversieel verklaard. Ik wil daar eigenlijk wel iets over zeggen, maar dat mag dus niet van de Kamer.

Mevrouw Gerkens (SP): Dat was dan ook niet mijn vraag. XS4ALL heeft brieven gestuurd, waarin XS4ALL stelt dat Justitie haar met zachte drang probeert te bewegen om robots in te zetten voor de bestrijding van cybercrime en de handhaving van het downloadverbod. Ik begrijp nu van u dat er geen verplichting is. Ik zie nu zelfs uw begeleidende ambtenaren zo hard knikken dat ik er maar van uitga dat het verhaal uit de lucht is gegrepen.

Minister Van der Hoeven: Nogmaals, als u daarover meer wilt weten, moet u zich wenden tot de minister van Justitie. Ik denk echter dat wij er goed aan doen om dit verhaal nu al te ontzenuwen.

Voorzitter. Ik meen dat ik hiermee alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter: Er liggen nog twee vragen van de heer Algra, waaronder de vraag over interoperabiliteit.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik heb een vraag gesteld over IPv6 en dat is voor mij echt een heel belangrijk punt. Ik zou dan ook graag zien dat de minister daarop nog in eerste termijn ingaat.

Minister Van der Hoeven: Over de beschikbaarheid van internetadressen moet ik inderdaad nog iets zeggen.

Laat ik beginnen met de interoperabiliteit. Het College Standaardisatie heeft de interoperabiliteit geëvalueerd. De uitkomst daarvan was positief. Gelukkig benutten de departementen deze mogelijkheid steeds meer. Ik heb verder van het College begrepen dat het afspraken heeft opgesteld en aangeboden aan alle overheden. De bedoeling daarvan is dat de overheden zichzelf aan deze afspraken gaan houden. Het lijkt erop dat de overheden daartoe steeds vaker bereid zijn. Zo maakt men bij financiële rapportages aan de overheid steeds vaker gebruik van de standaard, omdat het gebruiksgemak ervan groot is. Omdat men er de voordelen van inziet, is het ook niet nodig om te gaan werken met een verplichting. Maar dat heb ik de heer Algra dan ook niet horen zeggen.

Mevrouw Gerkens vroeg in eerste termijn inderdaad naar de introductie van IPv6. Meer in het bijzonder vroeg zij of daarnaar niet net zo veel aandacht uit zou moeten gaan als naar breedband. Dat is een terechte vraag. Het gaat hier overigens om een onderwerp dat vooral bedrijven aangaat en dat grote investeringen vergt. ECP-EPN heeft hiervoor een programma opgezet. In dat programma onderzoeken overheden en de markt samen hoe de introductie van IPv6 kan worden bespoedigd. Ik onderken dat hier een probleem ligt en ik hoop en verwacht dan ook dat wij door het programma van ECP-EPN tot een oplossing kunnen komen.

IPv6 is geen onderdeel van de voorwaarden voor aanbestedingen. De suggestie van mevrouw Gerkens vind ik echter wel heel interessant. Ik geef die dan ook graag door aan mijn opvolger, samen met het verzoek om de mogelijkheden daartoe te onderzoeken. Het zou namelijk inderdaad wel eens een oplossing kunnen bieden voor het probleem waarop mevrouw Gerkens zo terecht wees.

De voorzitter: In de tweede termijn geef ik het woord aan de heer Algra.

De heer Algra (CDA): Voorzitter. Ik wil de interoperabiliteit inderdaad niet verplicht stellen. Dit onderwerp wordt echter wel steeds belangrijker en dan is het niet goed dat het in de discussie over open source minder prioriteit lijkt te krijgen. In het overzicht van de acties lees ik bijvoorbeeld niet meer dan dat het College Standaardisatie het vanaf 2008 heeft opgepakt als primair proces. Dat is echt te mager en ik zou dan ook graag zien dat hieraan de volgende keer meer aandacht wordt besteed.

Het is goed om te horen dat de projecten voor het terugdringen van het energieverbruik van start zijn gegaan. De CDA-fractie heeft dit onderwerp echter al in 2008 stevig aangekaart en dan is het jammer dat die projecten nu pas van start zijn gegaan. Het is echter niet anders en ik ben blij dat de minister ons heeft toegezegd dat wij hierover in het najaar meer te horen krijgen.

Eén vraag is niet beantwoord en wel de vraag over de vierde nog niet opgestarte actie. Ik heb in de stukken niet kunnen vinden om welk project het precies gaat, maar misschien kan de minister mijn nieuwsgierigheid bevredigen.

De minister heeft een campagne aangekondigd om het bezoekersaantal op de website omhoog te brengen. Ik heb uit de rapportage echter begrepen dat er sprake zou zijn van een sterk stijgende lijn, terwijl 2008 naar mijn mening fors slechter was dan 2009. De cijfers over 2010 zijn nog niet bekend, maar 2009 kwam uit op een gemiddelde van ongeveer 145 000.

De basisadministratie en het Nieuw Handelsregister. Verschillende andere basisadministraties zijn inmiddels wettelijk vastgelegd. Ik noem adressen, gebouwen en personen. Of deze administraties goed worden uitgevoerd, zal ik bespreken met de minister van Binnenlandse Zaken. Ik wil in dit overleg echter toch al wel aangegeven dat het jammer is dat de doelstelling voor de basisadministratie Nieuw Handelsregister 2014 is. De minister wijst er terecht op dat die administratie zorgvuldig moet worden ingevoerd en goed moet worden gecontroleerd. Daar ben ik het natuurlijk helemaal eens, maar zelfs dan is de doelstelling van 2014 niet erg ambitieus. Het zou dan namelijk pas over vier jaar gereed zijn. Graag iets meer ambitie.

Wij komen nog terug op het NUP. Ik wijs er echter nu al wel op dat het NUP een van de acties is die in het totaaloverzicht een belangrijke rol speelt. Het zou dan ook jammer zijn dat er vertraging optreedt, doordat sommige acties door VROM en andere weer door BZK of andere ministeries worden uitgevoerd. Muurtjes tussen ministeries zouden de kennisoverdracht en de uitvoering niet in de weg mogen staan. Dat dit blijkbaar wel het geval is, vind ik jammer.

Mevrouw Gerkens (SP): Voorzitter. Ik vind het knap van de minister dat zij dit onderwerp zo snel onder de knie heeft gekregen, want het is niet het gemakkelijkste onderwerp om te behandelen. Dat is overigens ook de reden dat ik bij sommige opmerkingen denk: het staat in de annalen en laat ik het nu maar verder laten voor wat het is.

Ik wil de minister nog wel de boodschap meegeven dat het voor de toekomst erg belangrijk is dat wij, zowel bij e-vaardigheden als bij cybercrime en open standaarden, de focus verschuiven van het beleid naar de werkvloer.

Een punt dat ik echt niet wil laten leggen is het IPv6. Ik ben blij met de minister dat zij wil kijken naar de aanbesteding, maar ik wil vandaag zelf een sterker signaal afgeven. Over twee jaar zijn alle adressen op. Alles draait dan nog wel door, maar groei is dan niet meer mogelijk. De internet service providers hebben de techniek klaarstaan, maar doen verder niets omdat er geen vraag naar is. En inderdaad: waarom zou je als provider omschakelen als er geen vraag naar is. Als de overheid het op dezelfde manier als bij de open standaarden – namelijk comply or explain – in de aanbestedingen zou opnemen, dan komt men echt wel in beweging. De minister zegt dat zij bereid is om hiernaar te kijken, maar ik overweeg desondanks om een motie in te dienen. Het is belangrijk dat de Kamer vastlegt dat zij dit wenselijk vindt, mede omdat de minister demissionair is. De minister moet dit dus niet als onwil van mijn kant zien, maar als een manier om haar toezegging te ondersteunen.

De club die er al drie jaar aan werkt om IPv6 voor elkaar te krijgen, ontbreekt het aan financiën. Men heeft een budget van € 3000 voor promotie en dat is natuurlijk helemaal niets. Ik vraag de minister daarom of zij bereid is om te bezien of zij geld ter beschikking kan stellen voor de promotie. Het is namelijk van het grootste belang dat mensen doordrongen raken van de noodzaak om naar IPv6 om te schakelen. Over twee jaar zijn wij echt te laat!

De heer Van Dam (PvdA): Voorzitter. Ik sluit mij van harte aan bij de complimenten van mevrouw Gerkens aan het adres van de minister. Het is inderdaad geen sinecure om dit dossier over te moeten nemen. De minister slaat zich er heel gemakkelijk doorheen en daarvoor verdient zij zeker complimenten.

Verder sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mevrouw Gerkens over IPv6. Het is inderdaad cruciaal dat wij hier stappen gaan zetten. Het zal niet de meest sexy opdracht zijn voor een nieuwe bewindspersoon om hiermee aan de slag te gaan, maar wel een heel belangrijke.

Een deel van dit debat ging over wat het volgende kabinet moet gaan doen. De erfenis van het kabinet is duidelijk: op sommige punten is die heel goed en bij sommige punten moet er nog een schepje bovenop.

Een voorbeeld van een onderwerp waarbij er een schepje bovenop moet, is de aansluiting van de overheden op het Nieuw Handelsregister. Wij hebben in een eerder stadium al gesproken over de vraag: moet je aansluiting verplichten op het moment dat het systeem gereed is, of moet je een datum prikken waarop men aangesloten moet zijn in de veronderstelling dat zaken daardoor sneller zullen worden geregeld? Ik ben altijd een voorstander van het laatste geweest. Dat heb ik ook aangegeven in de debatten hierover.

Een van de grootste tekortkomingen in de ICT-agenda zit hem in de kwaliteit van online diensten die de overheid zelf aanbiedt. Dat getuigt wel van een bepaalde houding die ik de afgelopen jaren ook te vaak bij EZ gezien heb. Men gaat er te gemakkelijk van uit dat alles vanzelf wel goed komt en dat we niet sturend hoeven te zijn. Dat lijkt me dan ook de kern van het debat voor de komende periode: als we stappen vooruit willen zetten op ICT-gebied en als we willen dat Nederland blijft meedoen dan zullen we meer sturend op moeten durven treden. Ik denk daarbij onder meer aan breedband, netneutraliteit, dienstverlening door de overheid en de frequentieverdeling. Hoe sterk moeten we sturen? Dat is de grote vraag.

De aanwezigen kennen misschien mijn achtergrond en zij zullen dan ook begrijpen dat ik trots ben op sommige gemarkeerde feiten. De top 5 van de Connectivity Scorecard van de regio's in de wereld die de meeste ICT-gerelateerde patenten hebben vastgelegd, luidt: Tokyo, Silicon Valley, New York, Seoel én Eindhoven! Ik weet echter zeker dat Eindhoven nog hoger had gestaan in dat lijstje als Kenniswijk een succes was geworden. Dat had ook een succes kunnen zijn als de overheid sturender had opgetreden. Er is voor gekozen om af te wachten en dat heeft ertoe geleid dat het een mislukking is geworden. Het lijstje is overigens niet helemaal eenduidig, want Tokyo en Seoul kennen een veel sturendere aanpak, terwijl Silicon Valley en New York te maken hebben met een meer afwachtende overheid.

Sturing is geen panacee, maar ik weet zeker dat we er nu beter voor zouden hebben gestaan als we toen meer ambitie aan de dag hadden gehad. Met een beetje meer ambitie hadden wij echt die proeftuin gehad voor innovatieve bedrijven! We hebben toen de slag gemist en niet voor het laatst, want in de afgelopen jaren is dat nog wel vaker gebeurd.

Het zou dus onze ambitie moeten zijn om de overheid een actievere rol te laten durven spelen. De grote uitdaging voor de komende tijd is namelijk Nederland voorop te laten lopen als innovatief land.

Minister Van der Hoeven: Voorzitter. Ik kan het niet beter formuleren dan de heer Van Dam! Als we het minder goed doen op een scoreboard, is de oorzaak daarvan vooral een tekortschietende overheid. Dat heb ik ook aangegeven. We moeten ons daarom afvragen hoe we de coördinerende bewindspersoon een meer sturende rol kunnen geven. Het maakt niet uit of die rol bij EZ of OCW of BZK wordt neergelegd, want het gaat om de positie van zo'n bewindspersoon in het volgende kabinet. Hoeveel doorzettingsmacht heeft hij of zij en welke zaken kan hij of zij regelen?

Voor het verlichten van de administratieve lasten hebben we bijvoorbeeld voor een andere aanpak dan bij ICT gekozen en dat heeft duidelijk tot resultaten geleid. Misschien zouden we dat hier ook moeten doen. Ik kan hier op dit moment natuurlijk geen toezeggingen over doen, maar dat is ook wel eens leuk. Ik ben slechts vrijuit aan het praten. De regering moet in elk geval heel goed kijken wat ze zelf doet. Zoals de heer Algra al zei: er zouden geen muurtjes moeten zijn en iedereen moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Juist op een terrein waarop je eigenlijk allemaal iets moet doen, moet iemand de zaken bij elkaar houden. Dat moet dus beter, waarbij ik aanteken dat we wel van ver komen.

Ik draai al wat langer mee in de politiek, zowel aan deze als aan de andere kant van de tafel, en ik weet dan ook als geen ander dat de staatssecretaris van EZ de afgelopen jaren een aantal zaken heel goed op de rails heeft gezet. Maar nogmaals, er zijn ook dingen blijven liggen en sommige dingen zijn te langzaam gegaan.

Ik onderschrijf de oproep van mevrouw Gerkens om het beleid hands-on te maken. We zouden in een volgende voortgangsrapportage naar twee dingen moeten kijken. Ten eerste moeten we de interoperabiliteit waar de heer Algra naar vroeg, meer aandacht geven. Ten tweede moeten we met andere ogen naar de voortgang van het beleid kijken: niet alleen naar de voortgang van het beleid op zich, maar ook naar hoe het zichtbaar wordt in de werkelijkheid. Dat zal iets moeilijker zijn en een wat andere aanpak vergen, maar het zou leuk zijn als we die combinatie konden vinden. Ik neem de oproep van mevrouw Gerkens dus graag ter harte.

Ook ik wil het NHR zo spoedig mogelijk laten werken. Maar ik wijs de heer Algra dan toch ook maar op die grote ICT-projecten die in het verleden mislukt zijn. Daarbij wreekt zich misschien mijn leeftijd, maar kijk eens naar Arbeidsvoorziening in de jaren zeventig en tachtig. Dat is nog maar één voorbeeld dat ik van heel dichtbij heb meegemaakt. We kunnen het ons niet permitteren om het NHR op dezelfde wijze te laten mislukken. Denk ook aan wat er in het onderwijs gebeurd is in het begin van de jaren negentig. Zoiets kan echt niet meer. Daarom ben ik huiverig om die verplichting vóór 2014 in te voeren. Laten we goed in de gaten houden hoe het project zich ontwikkelt en of er eventueel een versnelling in aangebracht kan worden en laten wij ons verder voorlopig beperken tot een oproep aan de gemeenten om zich aan te sluiten. Hoe sneller wij de kinderziektes eruit halen, hoe sneller wij tot een verplichting over kunnen gaan.

Tot slot richt ik me tot mevrouw Gerkens en de heer Van Dam met een opmerking over IPv6. Ik vind het prima dat zij daarover een motie indienen, maar stel dat die motie het niet haalt? Ik zal voor alle zekerheid hun suggestie maar aan mijn opvolger doorgeven! Ik zal hem of haar verder de uitgesproken wens doorgeven om de mogelijkheden hiertoe te bezien en uit te gaan van «comply or explain», zodat we niet in een probleemsituatie terechtkomen. Ik ben het met de heer Van Dam en mevrouw Gerkens eens en daarom formuleer ik mijn toezegging scherper dan in eerste instantie.

Mevrouw Gerkens (SP): Ik ben daar erg blij mee. Nogmaals: een motie is echt bedoeld om de toezegging van de minister te zekeren en is zeker niet bedoeld als kritiek op haar toezegging.

Minister Van der Hoeven: Dat is prima. Overigens heb ik nog één opmerking over het budget. Voor 2010 kan ik daar niets aan doen, maar het zou inderdaad goed zijn om daar voor 2011 naar te kijken.

De voorzitter: Ik herhaal een aantal toezeggingen, zodat de minister kan meeluisteren of wij ze goed genoteerd hebben. Het is een heel lijstje. De minister zegt toe dat het advies van TNO over breedband binnen een week naar de Kamer gestuurd wordt. Ze zegt toe dat er in het najaar een reactie van het nieuwe kabinet komt over het advies van de taskforce. Een aantal dingen ten aanzien van de voortgang van de dienstverlening van de overheid komt bij de EZ-begroting terug. Het voortgangsrapport Nederland Open in Verbinding komt in mei naar de Kamer. De minister gaat de Kamer informeren over het gemiddelde aantal bezoekers van de website «Antwoord voor bedrijven» in 2010. De minister zegt ook toe de Kamer in het najaar van 2010 te laten informeren over de voortgang van de projecten «ICT en nieuwbouw» en «ICT en gebruiksgemak». De minister zegt nadrukkelijk toe de mogelijkheden te bekijken of in aanbestedingen IPv6 als voorwaarde kan worden opgenomen. Ten slotte zegt de minister toe dat in de volgende voortgangsrapportage van de ICT-agenda 2008–2011 speciale aandacht besteed zal worden aan interoperabiliteit en de betekenis daarvan voor de werkelijkheid.

Minister Van der Hoeven: Dat klopt. Ik heb één vraag nog niet beantwoord, namelijk die over het vierde project waar de heer Algra het over had, de Diensteninnovatie. Dat is inmiddels opgepakt. We hebben het programma «Innovatie in Dialoog» voor twee jaar en alleen de digitale vrachtbrief is dus nog niet gestart.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Jan Jacob van Dijk (CDA), Sap (GroenLinks), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Algra (CDA) en Weekers (VVD).

Naar boven